Museum Romeinse Katakomben

Christus de Goede Herder.

In de Plenkertstraat in het prachtige Limburgse plaatsje Valkenburg aan de Geul bevindt zich op nummer 55 een heel bijzonder museum. Museum Romeinse Katakomben heeft niet alleen een aparte naam – katakomben in plaats van het taalkundig correcte catacomben – het is ook een museum dat eigenlijk geen gelijke kent. Hier in Valkenburg is begin twintigste eeuw een stukje Rome nagebouwd, en wel een stukje dat zich meters onder de grond bevindt. Wie onder leiding van een gids door onderaardse gangen wil dwalen, de bijzondere sfeer wil proeven en prachtige fresco’s wil bewonderen bij kaarslicht, hoeft helemaal niet naar de Eeuwige Stad af te reizen. Dat kan allemaal gewoon in Nederland.

Achtergrond

Jan Diepen (1872-1930) was een telg uit een welgestelde Tilburgse familie van textielfabrikanten. Mede in verband met een zwakke gezondheid trok hij zich rond 1908 terug uit de directie van het textielbedrijf en vertrok hij naar Valkenburg, waar de familie een buitenhuis bezat, Villa Alpha. Daar las hij over de christelijke catacomben in Rome en kwam hij op het idee ze na te bouwen in een plaatselijke mergelgroeve. Het idee voor Museum Romeinse Katakomben was geboren. Met hulp van de beroemde architect Pierre Cuypers (1827-1921) – een vriend van de familie – kwam het eerste deel van het project in juli 1910 gereed en werd het opengesteld voor het publiek. In 1912 volgde openstelling van het tweede gedeelte. Verdere gedeelten zijn nooit gerealiseerd, waarbij heeft meegespeeld dat het geld opraakte en Jan Diepen op relatief jonge leeftijd in 1930 stierf.

Villa Alpha.

Een blik op het gangenstelsel op de website van de Romeinse Katakomben geeft een goede indicatie van de schaal van het project. Na bestudering in Rome werden de mooiste delen van maar liefst veertien Romeinse catacomben in de mergelgroeve gereconstrueerd. De zachte mergelsteen bleek voor dit soort graafwerkzaamheden net zo geschikt als de Romeinse tufsteen. Niet alleen de simpele muurnissen (de zogenaamde loculi), maar ook de grote grafkamers (cubicula) met hun prachtige booggraven (arcosolia) werden minutieus nagebouwd. En dat was nog niet alles. Diepen en Cuypers zetten ook een team van schilders aan het werk om de fresco’s uit de Romeinse catacomben te kopiëren. Het interessante aan dit project is dat het nu mogelijk is in Valkenburg delen van catacomben te zien die in Rome zelf al niet meer voor het publiek worden opengesteld. Voorbeelden zijn de Catacomben van Praetextatus en van Commodilla (zie hieronder).

Wat bezielde een man als Jan Diepen? Hoewel hij zeker een gelovig katholiek was en zijn project de zegen van het Vaticaan kreeg, lijkt zijn interesse toch vooral historisch te zijn geweest. Diepen was zeer geïnteresseerd in oudheidkunde, en de bestudering van vroegchristelijke begraafplaatsen hoorde daar bij. Toch had het project ook wel een politiek-religieuze dimensie. Na bijna drie eeuwen van protestantse dominantie hadden de katholieken pas in 1848 een gelijkwaardige positie gekregen (zie deze bijdrage). Zij begonnen een Katholieke Renaissance en identificeerden zich met de eerste christenen die vervolgd werden om hun geloof. Het Katakomben-project paste uitstekend in deze visie. Wat dit project gekost heeft, is onbekend. Het behoeft echter geen betoog dat de kosten substantieel zullen zijn geweest.

Een rondgang door de Katakomben

Bij kaarslicht door de Katakomben.

Het onderaardse gangenstelsel kan alleen onder leiding van een gids worden bezocht. Zelfstandig ronddwalen is er niet bij, en dat is maar goed ook: verlichting is afwezig, wie de weg niet kent, verdwaalt geheid en mobiele telefoons werken niet zo ver onder de grond. De te lopen route verschilt waarschijnlijk van gids tot gids, maar de rondleiding duurt zeker een uur en de gidsen nemen ruim de tijd om eventuele vragen te beantwoorden.

Bekende catacomben waarvan delen zijn nagebouwd zijn die van Priscilla aan de Via Salaria (ten noorden van het centrum van Rome) en die van Sint Calixtus aan de Via Appia (ten zuidoosten van dat centrum). Voor wie een beetje in de materie is ingevoerd, behoeven deze catacomben waarschijnlijk geen nadere toelichting. De Catacomben van Priscilla zijn onder meer beroemd vanwege een fresco van een moeder met kind uit de late tweede of vroege derde eeuw dat wel wordt geïnterpreteerd als de oudste afbeelding van Maria met het kindje Jezus.[1] De Catacomben van Sint Calixtus zijn genoemd naar de bisschop van Rome – de titel ‘paus’ kwam pas veel later in zwang – die in 222 de marteldood zou zijn gestorven. De naar hem genoemde catacomben zijn met name beroemd vanwege hun Crypte van de Pausen.

Een rondleiding bestrijkt niet alle onderdelen van het gangenstelsel en bepaalde delen zijn momenteel überhaupt niet toegankelijk. Dat geldt helaas vooral voor de beroemde Cappella Greca, waarvan het origineel ook onderdeel is van de Catacomben van Priscilla. Ergens moet ook een kopie staan van het beroemde beeld dat de Italiaanse beeldhouwer Stefano Maderno (1576-1636) voor het Jubeljaar 1600 maakte van de Heilige Cecilia, die in de derde eeuw de marteldood gestorven zou zijn. Het origineel van dit beeld bevindt zich overigens niet in enige catacombe, maar in de kerk van Santa Cecilia in Trastevere, die ook zeer de moeite waard is.

Catacomben van Domitilla

Arcosolium van Aurelia Bonifatia.

Wellicht wat minder bekend zijn de Catacomben van Domitilla, iets ten zuiden van de Via Appia aan de Via delle Sette Chiese. Van deze catacomben liet Jan Diepen een grote grafkamer of cubiculum nabouwen. In deze rijk gedecoreerde ruimte treffen we een booggraf van de familie Ampliatus aan; de naam AMPLIATI staat duidelijk boven het arcosolium aangegeven. De originele grafkamer werd pas in 1881 herontdekt. De naam Ampliatus is interessant: in Romeinen 16:8 noemt de apostel Paulus zijn goede vriend met deze naam.[2] Toch is het lastig, zo niet onmogelijk, om een link tussen deze Ampliatus en de Ampliatus van de grafkamer te leggen. Vermoedelijk werd de originele kamer ergens tussen 200 en 250 gegraven. Ampliatus betekent zoiets als ‘vergroot’ of ‘verheven’, en de Ampliatus van het cubiculum zou een vrijgelatene kunnen zijn geweest. Het is lang niet zeker dat het vanaf het begin om een christelijke grafkamer ging. De catacomben werden ook door heidenen gebruikt en de in Valkenburg briljant nageschilderde fresco’s wijzen zeker niet op een exclusief christelijke ruimte.

In de Katakomben is het graf van een vrouw genaamd Aurelia Bonifatia nagebouwd. Het graf – i.e. het echte graf in Rome – werd verzorgd door haar man Aurelius Ampliatus en hun beider zoon Gordianus. Opmerkelijk is dat het grafschrift de exacte leeftijd noemt die ze bereikte: 25 jaar, 2 maanden, 4 dagen en 6 uur. In de Oudheid was de kindersterfte hoog en stierven moeders niet zelden in het kraambed (men denke hierbij aan Caesars enige dochter Julia, die in 54 BCE tijdens de bevalling stierf). Het is denkbaar dat dit ook bij Aurelia het geval was, al is ook een ziekte niet uitgesloten. Het grafschrift meldt verder dat ze een onvergelijkbare echtgenote was en bovendien waarlijk kuis. Aurelius moet werkelijk van haar gehouden hebben, en dat leidt tot de conclusie dat de theorie dat hij haar precieze leeftijd bijhield omdat hij de seconden aftelde totdat ze eindelijk dood zou zijn wel naar het rijk der fabelen kan worden verwezen.

Schaapjes als muurversiering.

Jan Diepen liet zijn schilders ook de foutjes in het grafschrift kopiëren. De tekst vermeldt dat het graf werd verzorgd door Ampliatus met zijn zoon Gordianus. Dat laatste is CVM GORDIANO FILIO in het Latijn, maar degene die het grafschrift uitvoerde, schreef oorspronkelijk CM in plaats van CVM. Met een extra streepje – \ – werd er toch nog C\M van gemaakt.

De even verderop gelegen Bakkerscrypte behoort ook tot de Catacomben van Domitilla. De motieven hier zijn veel duidelijker christelijk van aard. Op de muren vinden we onder meer fresco’s van Mozes die water uit de rotsen slaat en van Jonas en de grote vis. Dit cubiculum behoorde toe aan een gilde van bakkers. Zij hadden flink wat te besteden en richtten daarom midden vierde eeuw een rijkversierde grafkamer in. Op de wanden zijn ook met enige moeite schepen te ontwaren waarmee zakken met graan worden aangevoerd. Het indrukwekkendst is het grote fresco dat Jezus de Leraar te midden van de twaalf apostelen lijkt voor te stellen. Een alternatieve interpretatie is dat het om de leden van het bakkersgilde gaat. Daarvoor zou kunnen pleiten dat onder de apostelen geen figuren te onderscheiden zijn die duidelijk voor Petrus en Paulus kunnen doorgaan, terwijl deze figuren in de vroegchristelijke kunst al snel een vast uiterlijk kregen (Petrus: wit haar en witte baard; Paulus: zwarte baard en hoog voorhoofd). Aan de andere kant deed de schildering mij wel heel erg denken aan een mozaïek in een kapel in de kerk van San Lorenzo Maggiore in Milaan. Beide voorstellingen zijn nagenoeg identiek en zelfs de bak met boekrollen ontbreekt niet.

Jezus de Leraar en zijn apostelen?

Mozaïek in de Cappella di Sant’Aquilino, kerk van San Lorenzo Maggiore, Milaan.

Catacomben van Praetextatus

Plafond van het cubiculum, met in het midden een lichtschacht.

Anders dan die van Domitilla zijn de Catacomben van Praetextatus – iets ten zuidoosten van die van Calixtus – niet meer te bezoeken. Een belangrijk onderdeel van deze catacomben, dat in Valkenburg is nagebouwd, is het Cubiculum van de Vier Seizoenen. Hier vinden we drie arcosolia en als we omhoog kijken om het plafond te bewonderen zien we tevens een lucinarium of lichtschacht. Zo’n lucinarium was bedoeld om licht en lucht binnen te laten in een verder donkere en muffe ruimte. Het was met andere woorden een dienst aan bezoekers van de grafkamer in kwestie. Uiteraard werd zo’n schacht niet voor iedere kamer gegraven; dat gebeurde uitsluitend voor kamers die vanwege hun grote belang frequent bezocht werden, te weten de grafkamers waar heiligen te ruste gelegd werden. In het geval van het Cubiculum van de Vier Seizoenen gaat het om de Heilige Januarius, een tamelijk obscure heilige uit de tweede eeuw. Vlak voordat men de grafkamer binnenloopt, is een kopie te zien van een door Paus Damasus (366-384) aangebrachte inscriptie. Deze luidt:

BEATO MARTYRI IANUARIO, DAMASUS EPISCOP[US] FECIT

en geeft mede door de kortheid van de tekst aan dat de goede Paus ook niet meer wist dan dat Januarius een gelukzalige martelaar was geweest. Mogelijk stond in de originele grafkamer in het midden van de ruimte een sarcofaag (volgens onze gids), maar zeker is dit niet. De hiervoor genoemde lichtschacht is overigens – in tegenstelling tot de schacht in Rome – nep. Het was voor Diepen en Cuypers technisch niet uitvoerbaar om een echte schacht te graven, maar de imitatie-schacht ziet er wel tamelijk overtuigend uit.

Olijfoogst (onderaan).

De fresco’s in deze ruimte betreffen – niet verrassend – de vier seizoenen. Olijven staan voor de winter, aangezien de olijfoogst doorgaans in december plaatsvindt. Bloemen staan voor de lente, het graan en de graanoogst voor de zomer. Druiven en de druivenoogst staan ten slotte voor de herfst. Een beschadigd fresco toont Christus als Goede Herder. Als het originele fresco in Rome beschadigd was – en dat was hier het geval – dan liet Jan Diepen het ook in zijn eigen Katakomben beschadigd kopiëren. In zijn filosofie moest de kopie zo authentiek mogelijk zijn.

De evangelist Lucas.

Catacomben van Commodilla

Die filosofie vinden we ook in de reproductie van een gedeelte van de Catacomben van Commodilla. Ook hier zijn de originele fresco’s bewust beschadigd nageschilderd. Ik moet bekennen dat ik nog nooit van deze catacomben had gehoord. Ze bevinden zich even ten oosten van de basiliek van Sint Paulus buiten de Muren, en alleen wie bereid is een exorbitant bedrag op tafel te leggen komt er tegenwoordig nog binnen: voor het grote publiek zijn deze catacomben gesloten. Gelukkig hebben we dan de Katakomben in Valkenburg nog, waar we enige fresco’s van de Crypte van de Heiligen Felix and Adauctus kunnen bewonderen. Ook deze twee martelaren zijn enigszins obscuur, maar het was wederom Paus Damasus die hun grafschrift schreef. Zijn opvolger Siricius (384-399) voltooide de crypte.

De fresco’s die we in de crypte zien, dateren echter evident van latere datum. De stijl is niet Laat-Romeins, maar eerder Byzantijns. Een goed voorbeeld is het fresco van de evangelist Lucas, die een tasje met doktersspullen draagt (hij zou een Griekse arts uit Antiocheia zijn geweest). Het origineel werd gemaakt tijdens de regering van keizer Constantijn IV (668-685). Een ander voorbeeld is het fresco van de beide martelaren Felix and Adauctus naast een Madonna met Kind op een troon. De Madonna is afgebeeld als Byzantijnse keizerin. Links introduceert Adauctus een eveneens in Byzantijnse stijl geklede vrouw aan de Madonna en het Kind. De tekst onder de afbeelding geeft aan dat de vrouw Turtura heette –‘tortelduif’ – en dat de opdracht voor het fresco door haar zoon werd gegeven. Turtura werd ongeveer 60 jaar oud en leefde de laatste 36 jaar van haar leven als weduwe.

Fresco met Turtura.

Het fresco werd waarschijnlijk in de vroege zesde eeuw gemaakt, misschien rond het jaar 530. In die periode was het al enigszins ongebruikelijk om mensen in de catacomben te begraven. Vanaf eind vierde eeuw, toen het Christendom staatsgodsdienst was geworden, wilden steeds meer christenen het liefst een begrafenis in een kerk, en die kerken bevonden zich in tegenstelling tot de catacomben doorgaans binnen de stadsmuren (de Romeinse kerken fuori le Mura vormden de uitzonderingen). Tot in de negende eeuw bleven de catacomben wel belangrijke pelgrimsoorden. Om het de pelgrims gemakkelijker te maken, werden in de crypten van heiligen lucinaria aangebracht, zoals hierboven reeds beschreven. De nagebouwde Crypte van Felix en Adauctus heeft ook zo’n lucinarium (namaak uiteraard, wat evident was omdat er vleermuizen op zaten). Naarmate de negende eeuw vorderde, werd het reizen buiten Rome steeds gevaarlijker. Pelgrims liepen het risico te worden overvallen door bandieten. Diverse pausen haalden daarom de overblijfselen van de honderden martelaren uit de catacomben en brachten ze naar kerken binnen de stadsmuren. Dat gebeurde ook met de resten van de Heilige Cecilia, hierboven reeds genoemd.

Het resultaat was dat veel catacomben in de vergetelheid raakten. Een man die een belangrijke rol speelde bij de herontdekking van het ondergrondse Rome was de Maltese geleerde Antonio Bosio (ca. 1575-1629). Hij gedroeg zich echter niet altijd even netjes. Zo liet hij zijn naam achter op het grote fresco in het hierboven besproken cubiculum van de bakkers. Deze graffiti is pas recent ontdekt na een grote schoonmaakbeurt (zie deze foto) en is dus niet zichtbaar in de Katakomben in Valkenburg. Het vandalisme van Bosio – want dat is het – past ergens wel bij de geschiedenis van de Romeinse catacomben. De fossores (grafdelvers) die de graven in de zachte tufsteen uithakten, hadden een vrij bedenkelijke reputatie. Lichamen die niet helemaal in een muurgraf pasten, werden er gewoon met brute kracht ingeduwd (archeologen hebben postmortale breuken kunnen vaststellen). Ondanks dat de graven werden afgedekt, moet het in de echte catacomben vreselijk gestonken hebben. Wat dat betreft mogen we Jan Diepen dankbaar zijn dat hij niet zo ver heeft willen gaan om ook echt mensen in zijn Katakomben te gaan begraven.

Verder lezen:

Noten

[1] Een andere interpretatie is dat het gewoon om een heidense Romeinse moeder met haar – wellicht gestorven – baby kan gaan, maar de aanwezigheid van een ster en een figuur die als de Bijbelse profeet Bileam of Balaam (uit het boek Numeri) kan worden gezien, maakt de interpretatie van een Madonna met Kind zeker niet bij voorbaat kansloos. Een probleem is wel dat de verering van Maria als theotokos, moeder van God, pas echt na het Concilie van Efeze in 431 begon.

[2] “Groet mijn geliefde Ampliatus, die in de Heer gelooft” (Nieuwe Bijbelvertaling 2004).

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.