Geheimen van het Binnenhof V: De graven van de graven

Direct ten noorden van de grote Ridderzaal stond tot 1879 een religieus gebouw met de naam Hofkapel. De Hofkapel is in de 13e eeuw gebouwd en wordt doorgaans toegeschreven aan graaf Floris V (graaf van 1256-1296). Oorspronkelijk was het gebouw uiteraard aan de katholieke eredienst gewijd. In 1580 kwam het gebouw in hervormde handen en in 1591 werd ten behoeve van Louise de Coligny, weduwe van de in 1584 vermoorde prins Willem van Oranje, een Waalse predikant aangesteld. De Hofkapel bleef Waals Hervormd tot 1807, toen koning Lodewijk Napoleon de kapel weer toewees aan de katholieke kerk. Bij de grote renovatie van het Binnenhof eind 19e eeuw is de Hofkapel afgebroken, of eigenlijk: ontmanteld. Wat van het gebouw overbleef, behoort thans tot de Eerste Kamer. Er bevinden zich werkkamers, fractiekamers en kamers voor commissievergaderingen.

Een plaquette met vergulde letters op de zuidelijke muur van het gebouw (zie hierboven tussen de ramen op de begane grond) herinnert aan het verleden als kapel. De tekst op de plaquette, geplaatst op last van minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid Tak van Poortvliet, luidt:

“De
voormalige hofkapel
in
MDCCCLXXIX
verbouwd.

In de kelders dezer kapel
zijn de grafsteden
van
Graven en Gravinnen
van
Holland
en werd het lijk
van
Johan van Oldenbarneveld
den XIV Mei
MDCXIX
bijgezet.”

800px-Hofkapel_op_het_Binnenhof_door_Albertus_Frese_1714-1788Er zijn meer dan dertig graven en gravinnen van Holland geweest, afkomstig uit verschillende huizen: het Hollandse huis, het Henegouwse huis, het Beierse huis, het Bourgondische huis en het Habsburgse huis. De laatste twee huizen brachten illustere vorsten voort als Filips de Goede (de man aan wie we de Staten-Generaal te danken hebben), Karel de Stoute, Maximiliaan van Oostenrijk, Karel V en Filips II. Deze internationaal georiënteerde keizers, koningen en hertogen waren formeel ook graaf van Holland en Zeeland, maar vanwege de uitgestrektheid van hun territorium en dringender verplichtingen elders zijn ze er niet vaak geweest. In hun plaats regeerde een stadhouder. Het moge dan ook duidelijk zijn dat de plaquette niet slaat op de graven en gravinnen uit de Bourgondische en Habsburgse huizen.

Floris VZij slaat echter ook niet op de graven uit het Hollandse huis (ca. 889-1299). Deze graven werden doorgaans bijgezet in de abdijkerken van Egmond of van Rijnsburg. Dat geldt ook voor graaf Floris V, de man die de hofkapel liet bouwen: hij werd aanvankelijk te Alkmaar begraven, waar de schrijver Melis Stoke zag dat zijn twee windhonden weigerden bij zijn graf weg te gaan. In 1297 werd het lichaam van Der Keerlen God alsnog naar Rijnsburg overgebracht (zijn standbeeld staat naast de voormalige abdij, zie foto). Na de dood van Floris en die van zijn zwakke zoon Jan I drie jaar later nam Jan (II) van Avesnes, graaf van Henegouwen, het graafschap Holland en Zeeland over. Via familiebanden kon hij aanspraak maken op het graafschap: zijn moeder Aleid van Holland was een dochter van graaf Floris IV, de vader van de eerder besproken Rooms koning Willem II en de grootvader van Floris V. Met Jan II begint de Henegouwse periode.

Henegouwen behoorde formeel tot het Duitse Rijk, maar was sterk op Frankrijk georiënteerd. De Henegouwse dynastie was dan ook Franstalig. De graven uit het Henegouwse huis werden in de Henegouwse stad Valenciennes (Valencijn) begraven, en niet in de grafkelders onder de Hofkapel. Dat geldt ook voor graaf Willem IV (1337-1345). Willem was nogal een woesteling en een avonturier. Hij wilde in 1345 de Friezen knechten en zeilde daartoe met een vloot naar Staveren. Het werd een fiasco: Willems legertje werd in de pan gehakt in de zogenaamde Slag bij Warns. Voor patriottistisch ingestelde Friezen is dit een belangrijke gebeurtenis, die nog jaarlijks in september wordt herdacht. Bij Warns is een grote zwerfkei geplaatst met daarop de tekst “leaver dea as slaef” (foto).

sleafOok graaf Willem verloor het leven in de Slag bij Warns. Pas zo’n 50 jaar na zijn dood slaagden de Hollanders erin zijn lichaam te bergen. Volgens diverse bronnen (o.a. Het Binnenhof. Van grafelijke residentie tot regeringscentrum uit 1984) is zijn lichaam toen tijdelijk bijgezet in de Hofkapel. Bij opgravingen in 1770 zou zijn lijkkist zijn gevonden en getekend door de kunstenaar Albert Frese. Algemeen wordt echter aangenomen dat ook het lichaam van graaf Willem IV is overgebracht naar Valenciennes. In het stadhuis van Haarlem bevindt zich een serie gravenportretten, en de tekst bij graaf Willem IV luidt onder meer “ende wert te Valencijn te grave gedragen”. Ook geen permanente begrafenis in de kelders onder de Hofkapel dus.

Kinderen had graaf Willem IV niet, zodat er strijd losbarstte over de opvolging. Margaretha had de beste papieren: zij was een dochter van graaf Willem III en dus een zuster van Willem IV. En bovendien: zij was door haar huwelijk met hertog Lodewijk van Beieren een heuse keizerin geworden. Op 17 januari 1328 waren Lodewijk en zij in de Sint Pieter te Rome gekroond tot keizer en keizerin van het Heilige Roomse Rijk. Nu was er aan de kroning wel een klein smetje: deze was verricht door een Romeinse senator, want de paus zetelde in deze jaren in Avignon en moest niets van Lodewijk hebben. Hoe dit ook zij, een echte keizerin was voortaan gravin van Holland, maar ook zij werd na haar dood in Valenciennes bijgezet. Pas met haar zoon Albrecht van Beieren komen we eindelijk bij een graaf van Holland die definitief zijn laatste rustplaats in de Hofkapel heeft gevonden.

AlbrechtHoewel, graaf… Het probleem met Albrecht (foto) was dat hij een oudere broer had, die graaf Willem V werd. Willem regeerde het graafschap vanaf 1346, maar werd in 1357 krankzinnig, vermoedelijk als gevolg van een hersenbloeding. Zijn broer Albrecht liet hem opsluiten in Le Quesnoy in Henegouwen, maar hoewel Albrecht daarna feitelijk de macht overnam, bleef Willem tot aan zijn dood in 1389 graaf van Holland. Albrecht was formeel slechts ‘ruwaard’ (een soort regent) en liet zich aanspreken als hertog. Pas na de dood van zijn broer werd hij echt de graaf van Holland en Zeeland. Maar zijn heerschappij over deze gewesten, inclusief zijn regentschap, was wel lang en succesvol. Albrecht regeerde maar liefst 46 jaar, van 1358 tot aan zijn dood in 1404. De hertog, annex graaf, woonde lange tijd op het Binnenhof en het is dan ook niet verbazingwekkend dat zowel hij als zijn gemalin Margaretha van Liegnitz-Brieg in de gewelven onder de Hofkapel zijn bijgezet. Hun zoon Willem VI “van Oostervant” vond echter weer zijn laatste rustplaats in Valenciennes. Zijn dochter Jacoba van Beieren, de laatste telg uit het Beierse huis, is echter naar algemeen wordt aangenomen wel weer in de kelders van de Hofkapel begraven, bij haar grootouders dus. Dat is ook wel passend, want Jacoba trouwde in 1418 in de Hofkapel met hertog Jan IV van Brabant.

De plaquette beloofde ons dus “grafsteden van Graven en Gravinnen van Holland”, maar feit is dat er slechts één graaf begraven is, die ook nog eens maar een halve graaf was, benevens één graaf die er tijdelijk heeft gelegen en één gravin. Maar hoe zit het dan met het lijk van Johan van Oldenbarnevelt, die volgens de plaquette een dag na zijn terechtstelling op 13 mei 1619 in de kelders is bijgezet? Vermoedelijk is het lichaam later door familie weggehaald, maar waar het naartoe is gebracht en begraven, weet niemand. Dat het nog in de grafkelders van de Hofkapel zou liggen, is niet heel waarschijnlijk. Vlak voordat deze tijdens de afbraak, c.q. renovatie in 1879 definitief werden dichtgemetseld, schreef de griffier van de Tweede Kamer Daniël Veegens zijn Verslag omtrent het onderzoek naar het aanwezig zijn van grafsteden of andere historische merkwaardigheden in de voormalige Hofkapel op het ‘s-Gravenhaagsche Binnenhof, enkele jaren later gevolgd door een publicatie in De Gids over hetzelfde onderwerp. Over de eerdere opgravingen in 1770 schrijft Veegens:

“Toen het onderzoek in het gewezen koor was afgeloopen, werd het ook tot het schip der kerk uitgestrekt, waar Oldenbarnevelts familiegraf [bedoeld is het familiegraf van zijn schoonzoon Cornelis van der Mijle, LD] zich bevond en misschien omtrent hetgeen dit graf inhield, eenige zekerheid was te verwerven. Nauwelijks echter waren de nasporingen in die richting aangevangen, of zij werden op last van Prins Willem V voor goed gestaakt. Een aanzienlijk bewoner van ‘s Gravenhage, die een grafkelder in de kapel bezat en er bezwaar in zag, dat het stoffelijk overschot zijner voorouders zou worden aangeroerd, had zich tegen deze opgravingen verklaard. De goede Prins meende te recht, dat zulke bezwaren geëerbiedigd moesten worden.”

Zelf kon Veegens anno 1879 niets meer vaststellen omtrent de laatste rustplaats van de grote Oldenbarnevelt:

“Maar wat was er nu van Oldenbarnevelts graf? Wat van het vraagstuk of zijn gebeente daarin nog rustte? Vóór ik de kerk binnentrad had ik eenige, hoewel eene zeer flauwe hoop gekoesterd, daaromtrent iets te zullen kunnen ontdekken. Toen ik echter mijn oog liet gaan over den bodem van het schip der kerk, die thans geheel open lag, verdween dat uitzicht ten eenenmale. Ik had mij voorgesteld, dat de grafkelders hier, zooals gewoonlijk, in reeksen gemetseld zouden zijn, zoodat ik het nommer VIII [het nummer van het familiegraf van Van der Mijle, LD] zou kunnen wedervinden. Het was wel niet waarschijnlijk, maar toch mogelijk, dat op den wand van dien kelder, op een later op de kist gespijkerd metalen plaatje eenig opschrift te lezen was. Nu bleek echter, dat de grafkelders zonder eenige regelmaat waren aangelegd; dat die, waarnaar ik zocht, dus niet was aan te wijzen; en dat over ‘t geheel bij vroegere verbouwingen der kerk of bij het op nieuw bevloeren daarvan ruw was te werk gegaan. De zerken, die de graven bedekt hadden, waren, ofschoon meerendeels van opschriften voorzien, van de grafsteden, waartoe zij behoorden, weggenomen, onder het zand bedolven of opeengestapeld. Overal lagen doodsbeenderen en doodshoofden verspreid. Het sprong in het oog, dat al had men geheel dezen doodenakker willen omwoelen, die arbeid vruchteloos zou zijn. Het onderzoek werd dus gesloten; de grafelijke grafkelders werden, nadat de daarin aanwezige overblijfselen zoo goed mogelijk voor verder bederf waren beveiligd, weder toegemetseld; eene dikke zandlaag werd over den bodem der kerk gespreid en al wat daarin verborgen lag, verdween voor goed uit het menschelijk oog.”

JohanVoor de grote staatsman Van Oldenbarnevelt is nooit een gedenkteken op het Binnenhof opgericht. Hij moet het doen met een plaquette waarop ook nog eens zijn naam merkwaardig is gespeld (met een “d” op het eind). Wel is er een standbeeld van hem geplaatst op de Lange Vijverberg, aan de noordelijke oever van de Hofvijver (foto). Het beeld kijkt uit over het water en zijn blik raakt het gebouw dat ooit de Hofkapel was.

Update december 2015:

Er staat een grote renovatie van het Binnenhof op stapel. De Tweede Kamer heeft daarover een groot aantal vragen aan de regering gesteld. Ook over het mogelijk vinden van het graf van Johan van Oldenbarnevelt:

1. Neemt u in overweging dat er tijdens de verbouwing ook gezocht kan worden naar het graf van Johan van Oldenbarnevelt?

Het voornemen is niet actief te zoeken. Daar waar ingrepen in de bodem in het zoekgebied nodig zijn, wordt voorafgaand archeologisch onderzoek uitgevoerd en rekening gehouden met de mogelijkheid dat het graf wordt aangetroffen.

2. Is het technisch mogelijk tijdens deze verbouwing te zoeken naar het graf van Johan van Oldenbarnevelt?

Ja, het is technisch mogelijk. Zie verder het antwoord bij vraag 1.

3 Comments:

  1. Pingback:Boekbespreking: Willem II, graaf van Holland en Roomskoning – Corvinus

  2. Pingback:De Gouden Eeuw: Staat zonder hoofd – – Corvinus –

  3. Pingback:De strijd om het Binnenhof: Jacoba van Beieren – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.