Haagse taferelen II: Het Paleis aan de Vijver

ThorbeckeWie anno 2013 voor zou stellen het Binnenhof af te breken en te vervangen door nieuwbouw, kan een warm onthaal met pek en veren verwachten. Toch is bijna 150 jaar geleden een voorstel gedaan én aangenomen dat tot de sloop van de hele Hofvijverzijde van het Binnenhof had kunnen leiden. En wie is de auteur van dit snode plan, dat zoveel vaderlands cultureel erfgoed onder de sloophamer had willen brengen? Eén dader kunnen we met zekerheid noemen: Johan Rudolf Thorbecke. Deze grote staatsman ondertekende als minister van Binnenlandse Zaken de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat op 14 oktober 1863 bij de Tweede Kamer werd ingediend en dat diende “tot het stichten van een paleis voor de Staten-Generaal”. Het voorstel was van een bijna ontroerende legislatieve eenvoud. Het bevatte namelijk slechts één artikel:

“Te ‘s Gravenhage wordt voor de vergaderingen van de beide Kamers der Staten-Generaal een paleis van Staatswege opgerigt.”

Aanleiding voor het wetsvoorstel was het gegeven dat er iets te vieren viel: in november 1863 zou het 50 jaar geleden zijn dat de Franse overheersing eindigde, de onafhankelijkheid herwonnen werd en een telg uit het Huis van Oranje, de latere Willem I, terugkeerde in Nederland. De considerans bij het wetsvoorstel meldde dan ook:

“dat het wenschelijk is het grondwettig verbond van Ons Stamhuis met het Nederlandsche Volk, waartoe de grondslagen in November en December 1813 gelegd zijn, op eene waardige wijze te doen herdenken.”

En die waardige wijze was een prachtig paleis voor de Staten-Generaal, “de eerste en voornaamste der instellingen, zonder welke Willem I verklaarde het eenhoofdig bestuur niet te willen aanvaarden”.

Het gebouw van de Eerste Kamer op het Binnenhof.

Het gebouw van de Eerste Kamer op het Binnenhof.

Nu was er op zichzelf best iets te zeggen voor nieuwe en betere huisvesting voor de beide Kamers. Diverse gebouwen op het Binnenhof kampten met achterstallig onderhoud. De Tweede Kamer was sinds 1815 gehuisvest in de in 1777 gebouwde balzaal van stadhouder Willem V, een zaal die dus niet specifiek voor parlementaire vergaderingen bedoeld was. De Eerste Kamer had het nog slechter getroffen: die moest sinds 1849 haar vergaderzaal delen met de provinciale staten van Zuid-Holland (tot 1975!). Het liberale Tweede Kamerlid Van der Linden zei daarover:

“Dat doet mij altijd denken aan die twee Franschen, die met hen beiden maar één rok hadden, zoodat de een moest te huis blijven als de ander uitging.”

Daarvóór had de Eerste Kamer in de Trêveszaal beraadslaagd, en de verhuizing in 1849 had bij haar enige irritatie veroorzaakt, niet alleen vanwege het feit dat zij de nieuwe vergaderzaal moest delen, maar ook omdat de griffie voorlopig in de nabijheid van Trêveszaal bleef en dus op enige afstand van de vergaderzaal opereerde.

Het wetsvoorstel zelf liet zich niet uit over de precieze locatie van het nieuwe paleis, behalve dan dat dit in Den Haag moest worden gebouwd. Over de kosten van het bouwwerk was de memorie van toelichting eerlijk: die zouden wel eens één miljoen gulden kunnen bedragen. Een precieze raming van de kosten was echter pas te geven nadat het wetsvoorstel was aangenomen en een volledig bouwplan was uitgewerkt. De beide Kamers moesten eerst de gedachte maar eens goedkeuren, daarna zou verder worden gepraat over locatie en kosten. En de beide Kamers verleenden de goedkeuring, zij het niet geheel zonder tegensputteren. Bezwaren van antirevolutionairen en conservatieven als Groen van Prinsterer en De Brauw richtten zich in de Tweede Kamer op allerhande zaken. Niet alleen op de noodzaak en op de kosten, maar ook op het grondwettig verbond tussen Vorst en Volk waarvan in de considerans sprake was. Dat riekte volgens de tegenstanders naar een contrat social (dat dus ook weer opgezegd kon worden door de Grondwet te wijzigen) en bovendien miskende de bewering dat de grondslagen van het verbond in 1813 waren gelegd de historische band tussen Nederland en Oranje, die veel verder terugging. De antirevolutionair Van Lynden stelde: “Het was eerst eene historische, daarna eene grondwettige betrekking, die Nederland met Oranje verbond.”

Guillaume Groen van Prinsterer (J.H. Hoffmeister - Nederlandstalige Wikipedia)

Guillaume Groen van Prinsterer (J.H. Hoffmeister – Nederlandstalige Wikipedia)

Groen heeft nog door middel van amendementen geprobeerd het wetsvoorstel te veranderen. Het voorstel moest veel neutraler van toon worden: het woord paleis voor de plaats waar de Staten-Generaal vergaderden, suggereerde dat sprake was van verwerpelijke volkssoevereiniteit. Met het woord gebouw kon Groen wel leven. De bestemming van dit gebouw zou dan voorlopig in het midden worden gelaten. Later kon alsnog besloten worden er een parlementsgebouw van te maken, of anders een invalidenhuis of een nationaal museum. Ook de considerans moest anders. Die diende te verwijzen naar het ‘halve eeuwfeest der nationale zelfbevrijding’ en naast de grondwettige ook de historische betrekking van Nederland en Oranje noemen (en wel als eerste). Groen kreeg onvoldoende steun voor zijn amendementen. Het wetsvoorstel werd op 19 oktober 1863 met 29 tegen 19 stemmen aangenomen. De Eerste Kamer volgde op 31 oktober van datzelfde jaar en nam het voorstel met 20 tegen 13 stemmen aan. Op 1 november 1863 werd de Paleiswet in het Staatsblad gepubliceerd.

Maar daarmee stond er nog geen paleis. Wat de locatie betreft, werd al snel duidelijk dat Thorbecke het gebouw het liefst aan de vijverzijde (= noordzijde) van het Binnenhof wilde zien verrijzen. Als inderdaad de volledige vijverzijde moest verdwijnen voor het paleis, dan zou nogal wat gesloopt moeten worden: de zestiende-eeuwse Mauritstoren, de zeventiende-eeuwse vergaderzaal van de Eerste Kamer, de Hofkapel (in 1879 afgebroken, thans bij de Eerste Kamer getrokken en omgebouwd tot commissiekamers, fractiekamers en kantoren voor personeel), de Trêveszaal (1697) en het huidige ministerie van Algemene Zaken. Het Torentje en het Mauritshuis zouden mogen blijven staan. Het was niet de eerste keer dat werd voorgesteld een groot deel van het Binnenhof af te breken. Eerder was dat onder het Koninkrijk Holland (1806-1810) al gebeurd. Koning Lodewijk Napoleon zetelde maar kort in Den Haag en het bouwvallige Binnenhof had onder zijn regering eigenlijk geen functie meer. Toch is het toen gespaard gebleven en wie vandaag de dag over de Lange of Korte Vijverberg wandelt, ziet het volgende plaatje:

Binnenhof-Winter-HT-1024x332

Het Paleis is er dus nooit gekomen, noch aan de Hofvijver, noch ergens anders. Een prijsvraag die werd uitgeschreven werd geen succes. Een programma met voorwaarden voor het nieuwe gebouw verscheen in de Staatscourant, maar dit was zo gedetailleerd dat het hoon en spot opwekte. Zelfs het toilet van de Kamervoorzitter werd genoemd, hetgeen waarschijnlijk de inspiratie vormde voor een spotprent in de Nederlandsche Spectator, waarop het paleis werd uitgebeeld als eindeloze rijen op elkaar gestapelde toiletten aan de Hofvijver. Na een interpellatie van de conservatief Wintgens nam de Tweede Kamer op 3 mei 1865 een motie aan waarin zij als haar mening uitsprak dat het programma voor het paleis aan een nader onderzoek moest worden onderworpen. Ondanks het feit dat de motie met slechts één stem verschil werd aangenomen (24 tegen 23 stemmen), was het evident dat de steun voor een parlementair paleis sterk aan het eroderen was. Uiteindelijk is het hele project een zachte en stille dood gestorven, juist omdat de parlementariërs zelf in meerderheid niets meer zagen in hun nieuwe huisvesting.

Na de mislukking van het paleisproject heeft renovatie de voorkeur gekregen boven nieuwbouw. Sinds 1992 vergadert de Tweede Kamer weliswaar in een nieuwe vergaderzaal, ontworpen door Pi de Bruijn, maar tot grootschalige sloop van cultuurgoed heeft dat gelukkig niet geleid. De oude vergaderzaal is na een renovatie omgedoopt tot Oude Zaal en wordt nu gebruikt voor diverse aangelegenheden, zoals conferenties en ontvangsten. De vergaderzaal van de Eerste Kamer is in 1994-1995 gerenoveerd. Aldus vergaderen de beide Kamers der Staten-Generaal in zalen die weliswaar in niets aan een paleis doen denken, maar waarvoor zij zich beslist niet hoeven te schamen.

Deze bijdrage verscheen op 11 april 2013 op het weblog Publiekrecht & Politiek.

One Comment:

  1. Pingback:Haagse taferelen XI: Haagse dynastieën – Corvinus

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.