Haagse taferelen III: Sterven in het harnas

ThorbeckeDe dood hoort bij het leven. Het leven op het Binnenhof vormt daarop geen uitzondering. Diverse Kamerleden, ministers en staatssecretarissen zijn in de loop van Tweehonderd Jaar Koninkrijk tijdens de uitoefening van hun functie gestorven. Sommigen op nog jonge leeftijd, anderen in elk geval na een vruchtbaar leven. Vaak was de dood het gevolg van een (slepende) ziekte, in enkele gevallen was er sprake van een ongeval en gelukkig kan geen enkele dood worden toegeschreven aan politiek geweld. De vermoorde Pim Fortuyn behaalde postuum weliswaar 1,6 miljoen stemmen voor zijn LPF, maar Kamerlid, minister of staatssecretaris is hij daarmee nooit geworden. Met een zaal en een borstbeeld in de Tweede Kamer en een verkiezing tot Grootste Nederlander Aller Tijden zal hij ook beslist tevreden zijn geweest.

Sterfgevallen onder Kamerleden, ministers en staatssecretarissen vindt men zowel in het recente als in het verder verwijderde verleden. De Tweede Kamerleden Adelmund en Harrewijn stierven bijvoorbeeld in 2005, respectievelijk 2002 terwijl ze nog in functie waren. Hetzelfde geldt voor het Eerste Kamerlid Leenders in 2003, na slechts 90 dagen Kamerlidmaatschap (waarvan tweederde in het zomerreces). Tweede Kamerlid voor de PvdA Maarten van Traa, vooral bekend van de parlementaire enquête naar de IRT-affaire, verwisselde in 1997 het tijdige met het eeuwige, terwijl Eerste Kamerlid en tevens fractievoorzitter van de VVD Haya van Someren stierf in 1980. Nog langer geleden konden de collega’s in de Tweede Kamer treuren om de dood van Corry Tendeloo (PvdA) in 1956, die van Map Tydeman (Vrije Liberalen) in 1916 en die van Piet Tak (SDAP) in 1907. In 1936 kon zelfs de dood van een zittende Tweede Kamervoorzitter, Charles Ruijs de Beerenbrouck, worden betreurd. Toen echter de antirevolutionair Bosgra in 1888 na slechts enkele maanden Kamerlidmaatschap stierf, zullen weinigen echt geweten hebben wie hij was. Bosgra had slechts één vergadering kunnen bijwonen. Zijn stoere Friese voornaam Okke Tietes zal wellicht meer indruk hebben gemaakt.

Titus van Asch van Wijck (foto: Julius Eduard Muller)

Titus van Asch van Wijck (foto: Julius Eduard Muller)

Ook diverse ministers en staatssecretarissen hebben als gevolg van voortijdig overlijden hun ambtstermijn niet vol kunnen maken. Gerard Stubenrouch (KVP) stierf op 22 april 1962 op slechts 44-jarige leeftijd. Hij was op dat moment staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in het kabinet-De Quay. Minister van Marine W.J.C. ridder Huyssen van Kattendijke overleed in functie in 1866 en zowel in 1909 als in 1935 was de dood van een minister van Waterstaat te betreuren. In het eerste geval betrof het de katholiek Bevers, in het tweede geval de liberaal Kalff. Minister van Koloniën Titus van Asch van Wijck overleed in 1902 als gevolg van een slepende ziekte, net als staatssecretaris Jan Borghouts van Defensie in 1966.

Van de voornoemde sterfgevallen kan men – afgezien van het feit dat ze allemaal natuurlijk tragisch waren voor familie, vrienden en collega’s – zeker volhouden dat de betreffende personen in het harnas gestorven zijn. Toch is er wat dat betreft nog wel een overtreffende trap. De besproken personen waren namelijk weliswaar allemaal Kamerlid of bewindspersoon, maar zij stierven allen buiten het Binnenhof. Adelmund overleed bijvoorbeeld in Amsterdam, Harrewijn in Utrecht en Leenders in Maastricht. Maarten van Traa stierf als gevolg van een auto-ongeluk nabij Amsterdam, terwijl Haya van Someren in Rotterdam overleed en Corry Tendeloo in Wassenaar. De dood van Tydeman was het gevolg van een jachtpartij nabij Hilvarenbeek. De ene bron stelt dat zijn overlijden het gevolg was van een afketsende kogel, de ander houdt het op een hartaanval. Piet Tak stierf tijdens een vakantie in Zeeland, Ruijs de Beerenbrouck in Utrecht en Bosgra in het Friese Bergum. Ook de genoemde bewindslieden lijken te zijn gestorven terwijl ze het harnas even hadden afgelegd.

Koos Rietkerk (foto: Fotocollectie Nationaal Archief/Anefo/Koen Suyk, CC BY-SA 3.0 nl-licentie)

Koos Rietkerk (foto: Fotocollectie Nationaal Archief/Anefo/Koen Suyk, CC BY-SA 3.0 nl-licentie)

Dat kan bepaald niet worden gezegd van Koos Rietkerk, de VVD-minister van Binnenlandse Zaken. Deze stierf in 1986 in zijn werkkamer. Zeer tragisch was ook de dood van het VVD-Tweede Kamerlid Philippe Brood, die in 2000 op slechts 35-jarige leeftijd in het gebouw van de Tweede Kamer het leven liet. En de Tweede Kamerleden Kees ten Hagen (PvdA) en Theo Koersen (KVP) stierven in 1957, respectievelijk 1962 weliswaar niet in het Kamergebouw, maar horen toch wel in het rijtje ‘harnasstervers’ thuis. Ten Hagen werd vlak vóór het Kamergebouw aangereden, terwijl Koersen onwel werd in het Kamergebouw maar vervolgens stierf in een Haags ziekenhuis.

De meest spectaculaire gevallen van sterven in het harnas vinden we echter in de 19e eeuw. Allereerst was daar de dood van het liberale Tweede Kamerlid L.D. Storm, vaak omschreven als een trouwe paladijn van Thorbecke, in 1859. In zijn tijd was Limburg zowel een provincie van Nederland als een bij de Duitse Bond aangesloten hertogdom. In de laatste hoedanigheid was het verplicht soldaten te leveren voor het leger van Bond. De Nederlandse regering wenste, zeer tegen de zin van Thorbecke en Storm in, een uitsluitend uit Limburgers bestaand regiment cavaleristen ter beschikking te stellen. De beide liberalen achtten dit in strijd met de Grondwet, die Limburg als Nederlandse provincie benoemde (maar daar wel aan toevoegde “behoudens de betrekkingen van het Hertogdom Limburg, met uitzondering der vestingen Maastricht en Venlo en van hare kringen, tot het Duitsche Verbond”). Met andere woorden, een gemengd regiment Hollanders, Zeeuwen en Groningers kon evengoed worden uitgezonden. Tijdens het debat nam Storm het woord en Jouke Turpijn beschrijft in zijn proefschrift Mannen van gezag (2008) wat er vervolgens gebeurde:

“Storm: ‘Ik meen dat wij, door deze wet aan te nemen, afstand zouden doen van deze bepaling der Grondwet. Het is niet denkbaar dat wij zouden kunnen…’ ‘De spreker verbleekte, de stem stokte en [hij] zeeg neer op zijn bank. Hij boog zich eerst achter- toen voorover en bleef roerloos liggen.’ Zijn bedroefde buurman schreef: ‘Ik en ieder hielden het voor eene flaauwte; maar hij was in het oogenblik zelf zonder eenige worsteling of trekking overleden’. De bodes droegen het levenloze lichaam de zaal uit. ‘Diep geschokt’ ging de Kamer uiteen.”

De Handelingen zijn iets minder beeldend. Deze melden:

“De spreker wordt hier overvallen door een plotseling opgekomen ongesteldheid, die na weinige minuten zijn dood ten gevolge heeft. De Voorzitter schorst onmiddellijk de werkzaamheden, ten gevolge van de ontsteltenis die deze onverwachte gebeurtenis onder alle aanwezenden veroorzaakt. Zoodra men eenige oogenblikken later de treurige zekerheid had verkregen, dat de heer Storm, op zijne plaats gezeten, was ontslapen, en nadat het ligchaam naar een nabijgelegen vertrek vervoerd was, heropent de Voorzitter de vergadering en zegt tot hen die in de zaal tegenwoordig zijn: Ik geloof, Mijne Heeren, dat niemand onzer gestemd zal zijn om de beraadslagingen voort te zetten, na de droevige gebeurtenis die zoo even heeft plaats gehad. Ik acht het voegzaam de Vergadering thans te sluiten en ik stel u voor, de voortzetting der behandeling van dit wets-ontwerp te verdagen tot morgen, des voormiddags ten elf ure. Dienovereenkomstig wordt besloten en de Vergadering gaat, diep geschokt door dit treffend voorval, uiteen.”

L.W.C. Keuchenius (1822-1893).

L.W.C. Keuchenius (1822-1893).

Storm was van boosheid en opwinding gestorven. En in de Tweede Kamer van 19e eeuw was hij niet de enige. In 1866 nam de Tweede Kamer met 39 tegen 23 stemmen de beroemde motie-Keuchenius aan, waarin zij ‘de gedragslijn van het Kabinet, ten opzichte van den uittreding van den minister van Koloniën’ afkeurde. Deze minister van Koloniën was Pieter Mijer, die al minder dan een half jaar na zijn aantreden als minister tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië werd benoemd. Ministers en regeringsgezinde Kamerleden zagen in de motie van afkeuring een grove schending van de koninklijke prerogatieven (de koning, niet de Kamer ging over de benoeming van de Gouverneur-Generaal) en verlieten uit protest de vergaderzaal. Onder hen was de conservatieve jonkheer H.A. Wttewaall van Stoetwegen. Over hem meldt Turpijn:

“Op het Binnenhof bleef de baron briesen totdat zijn hart protesteerde. Wttewaal viel en overleed enkele uren later in zijn slaapkamer.”

Als laatste ridder die in het harnas en op het slagveld van het Binnenhof zijn laatste adem uitblies, noemen we het conservatieve katholieke Tweede Kamerlid Mr. B.M. Bahlmann. In 1898 sprak hij, vlak voor zijn dood, uitgerekend over een militair onderwerp, te weten een wetsvoorstel betreffende het afschaffen van het systeem van plaatsvervanging bij het leger. Bahlmann ageerde dusdanig fel tegen het voorstel dat het hem op een beroerte kwam te staan. Die overleefde hij niet, waarbij een schrale troost was dat er onder de Kamerleden twee priesters waren – Everts en Bahlmanns grote tegenstander Schaepman – die voor zijn ziel konden bidden.

Deze bijdrage verscheen op 18 april 2013 op het weblog Publiekrecht & Politiek.

2 Comments:

  1. Ik mis CD kamerlid Cor Zonneveld.
    Die stierf in 1997 terwijl hij kamerlid was.
    Valt mij op dat deze man vaker ontbreekt in dit soort lijsten met gestorven politici.
    Je mag het dan eens of oneens zijn met de CD (en Janmaat), toch is Zonneveld een politicus die tijdens zijn Kamerlidmaatschap stierf en hoort hij in dit rijtje.

  2. Zeker, maar er is geen sprake van een bewuste omissie. Het stukje beoogt geenszins volledig te zijn.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.