Rome: Santo Stefano Rotondo

De Santo Stefano Rotondo.

De Santo Stefano Rotondo staat op de top van de Caeliusheuvel, precies tegenover de Santa Maria in Domnica, maar ietwat verborgen achter een muur en bomen (zie de laatste afbeelding in deze bijdrage). De kerk is gebouwd in de vijfde eeuw en ze is de oudste nog bestaande kerk in Rome met een rond grondplan (het Pantheon is ouder, maar dat was oorspronkelijk geen kerk). De Santo Stefano is gewijd aan Sint Stefanus, Στέφανος in het Grieks, die meestal als de eerste martelaar van de nieuwe christelijke religie wordt aangeduid. Hij wordt genoemd in de Handelingen van de Apostelen als een lid van de kleine joods-christelijke gemeenschap in Jeruzalem en als “een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest” (Handelingen 6:5 – NBV). Stefanus werd door enkele joden die een lokale synagoge bezochten beschuldigd van godslastering, “want we hebben hem horen zeggen dat Jezus uit Nazaret de heilige plaats zal afbreken en de gebruiken die Mozes ons heeft overgeleverd zal veranderen” (Handelingen 6:14 – NBV).

Stefanus werd daarop gearresteerd en voor het Sanhedrin gesleept, het joodse gerechtshof. Het pleidooi dat hij daar hield, leidde tot nog meer verontwaardiging. Stefanus werd de stad uit gedreven om gestenigd te worden. De toekomstige apostel Paulus – toen nog een Farizeeër die christenen wilde vervolgen en zichzelf nog Saulus noemde – was getuige van Stefanus’ dood door steniging, en volgens Handelingen 8:1 keurde hij de moord op de martelaar goed. Een smetje op Paulus’ reputatie dus, maar dit incident vond natuurlijk plaats voor zijn bekering op de weg naar Damascus (beschreven in Handelingen 9).

Interieur van de kerk.

Vroege geschiedenis van de kerk

“Vrome mannen begroeven Stefanus en hielden een luide dodenklacht voor hem”, zo stelt Handelingen 8:2 in de Nieuwe Bijbelvertaling. Volgens een latere traditie vond de begrafenis plaats in Kfar Gamla, waar nu het klooster van Beit Jimal staat, ten westen van Jeruzalem. Stefanus’ overblijfselen werden in 415 ontdekt en sommige daarvan zijn misschien, of misschien niet, naar Rome overgebracht om te worden geplaatst in een kerk gewijd aan Sint Stefanus. Deze kerk was dus de Santo Stefano, maar of daar ooit relikwieën zijn aangekomen is onzeker. Er is in elk geval geen direct bewijs voor. Hoe dit ook zij, de Santo Stefano werd ingewijd tijdens het pontificaat van Paus Simplicius, die paus was van 468 tot en met 483. De bouw van de kerk moet echter eerder zijn begonnen, tijdens het pontificaat van Leo de Grote (440-461) en de regering van keizer Libius Severus (461-465).

Eerste kring van zuilen, met daarachter de buitenmuur.

De Santo Stefano werd gebouwd op de Caelius. In die dagen bevond zich op die heuvel een woonwijk, met insulae (appartementencomplexen) voor arme en gewone Romeinen en luxe huizen voor de Romeinse adel (cf. Santi Giovanni a Paolo). Maar er was tevens sprake van een militaire aanwezigheid op de heuvel. Het Vijfde Cohort van de Vigiles, de paramilitaire stadswacht, had er zijn kazerne (cf. Santa Maria in Domnica), en op de Caelius bevond zich tevens de zogenaamde Castra Peregrina. Het woord ‘peregrinus’ betekent ‘vreemdeling’ in het Latijn. Dit was de benaming voor soldaten die waren losgemaakt van hun eenheden in de provincies en naar Rome waren gestuurd voor speciale opdrachten. De peregrini vormden de geheime politie van de keizer en konden door hem of door hun bevelhebbers, de prefecten van de pretorianen, worden ingezet voor het opknappen van smerige klusjes. Eenheden peregrini werden vermoedelijk geleid door een princeps peregrinorum. In de Castra Peregrina waren ook eenheden frumentarii gelegerd. Hun naam suggereert dat ze oorspronkelijk verantwoordelijk waren voor de graanvoorziening van de stad. Soldaten in de provincies die belast waren met het foerageren heetten eveneens frumentarii. Echter, tijdens de regering van keizer Trajanus (98-117) of tijdens die van zijn opvolger Hadrianus (117-138) werden de frumentarii in Rome gebruikt als koeriers, spionnen en bij gelegenheid ook als huurmoordenaars.

Mithras

Reliëf met Mithras die de stier doodt (Museo Nazionale Romano).

De Castra Peregrina werd uiteindelijk ergens in de vijfde eeuw verlaten en overgedragen aan de Kerk. Een kerk gewijd aan de Heilige Stefanus werd vervolgens over de kazerne heen gebouwd. Opgravingen in de twintigste eeuw hebben aangetoond dat er zich onder de Santo Stefano een Mithraeum bevindt, een heiligdom van de lichtgod Mithras (nogal eens ten onrechte aangemerkt als de bron van het kerstfeest). De vondst is niet verrassend, want de besloten cultus van Mithras was erg populair onder soldaten.

Helaas is het Mithraeum op dit moment gesloten voor het publiek. Het grote derde-eeuwse reliëf dat er gevonden is, is echter overgebracht naar het Museo Nazionale Romano en kan tegenwoordig bezichtigd worden in de Baden van Diocletianus, die onderdeel van het museum zijn. Het reliëf toont de traditionele tauroktonie: Mithras, in het midden afgebeeld, doodt een heilige stier in een grot. Hij houdt het dier met zijn linkerhand vast bij de neusgaten terwijl hij het steekt of de keel doorsnijdt met zijn rechterhand. Mithras wordt hierbij geholpen door diverse dieren: een hond, een slang, een schorpioen en – in dit geval – twee raven. Mithras kijkt over zijn schouder naar de lucht, waar we de zonnegod Sol in een vierspan zien. Rechtsboven is Luna afgebeeld, een maangodin. Haar tweespan wordt kennelijk getrokken door nog eens twee stieren. Naast haar zweeft een naakt jongetje, wellicht een eros. Dan zijn er nog twee figuren in de voorstelling, en beide dragen dezelfde kleding als Mithras, te weten een Anatolisch gewaad en een Frygische muts. De figuren zijn de fakkeldragers van Mithras, Cautes en Cautopates, waarbij de eerstgenoemde zijn fakkel omhoog houdt en de andere juist naar beneden. Wat heel bijzonder is aan het reliëf is dat een deel van de originele kleuren bewaard is gebleven. Mithras lijkt een gouden gezicht te hebben gehad.

Latere geschiedenis

De kapel van Primus en Felicianus.

Ik verwijs naar het uitstekende Churches of Rome Wiki voor een gedetailleerde bespreking van de gecompliceerde architectonische geschiedenis van de kerk. Ik merk slechts op dat de Santo Stefano Rotondo, zoals zoveel andere kerken in Rome en andere steden, vaak gerestaureerd en verbouwd is. Niemand weet eigenlijk waarom de kerk een rond grondplan heeft. Dit zou gebaseerd kunnen zijn op de rotonde van de Heilig Grafkerk in Jeruzalem, maar we hebben daarvoor geen direct bewijs (zie deze bijdrage en deze voor een ander voorbeeld van een kerk met een rond grondplan).

De kerk heeft een kapel uit de zevende eeuw die is gewijd aan Sint Primus en Sint Felicianus. De kapel werd gebouwd tijdens het pontificaat van Paus Theodorus I (642-649). Volgens de overlevering waren Primus en Felicianus twee broers die de marteldood stierven tijdens de christenvervolgingen van keizer Diocletianus (284-305). Ze werden begraven ter hoogte van de veertiende mijlsteen langs de Via Nomentana, en Paus Theodorus I liet hun overblijfselen naar Rome overbrengen en begraven in de Santo Stefano. Waarom de Paus specifiek voor deze twee broers koos, is niet bekend. Wellicht werd de kerk die over hun graf was gebouwd op dat moment afgebroken.

We zien de beide broers in de apsis van hun eigen kapel, als onderdeel van een mozaïek met een kruis in het midden en de twee broers aan weerszijden. Christus is boven het kruis afgebeeld. Het betreft hier een zeldzaam voorbeeld van een zevende-eeuws mozaïek in Rome (het Baptisterium van Lateranen heeft er ook een). De fresco’s in de kapel zijn het werk van Antonio Tempesta (1555-1630). Op de afbeelding in deze bijdrage (zie hierboven) zien we de marteling en executie van Felicianus links en die van Primus rechts.

Close-up van het apsismozaïek.

Kunstwerken

Het Lijden van de Martelaren.

De Santo Stefano is bekend vanwege haar frescocyclus met het Lijden van de Martelaren. Dit Lijden is vereeuwigd op 34 grote rechthoekige panelen die werden besteld door Paus Gregorius XIII (1572-1585). De panelen werden geschilderd door Niccolò Circignani (ca. 1530-1597) – bekend als Il Pomarancio -, die hulp kreeg van Tempesta en wellicht nog van enkele anderen. De martel- en executiescènes op de fresco’s zijn gruwelijk, maar kennelijk worden sommige bezoekers diep geraakt door wat ze zien. Sint Filippo Neri (1515-1595), de Apostel van Rome, nam grote groepen mensen mee naar de kerk om de fresco’s te bekijken en daarbij sterfelijkheid en het eeuwige leven te overpeinzen. Paus Sixtus V (1585-1590), de opvolger van Gregorius, werd naar verluidt zo getroffen door de fresco’s dat hij moest huilen. Romeinse ouders namen in het verleden hun kinderen mee naar deze kerk om hen te onderwijzen over de dapperheid van de martelaren. De Jezuïeten deden iets soortgelijks. Aan de andere kant noemde de Australische kunstcriticus Robert Hughes de kerk “een soort Sixtijnse kapel voor sentimentele sadisten”. Ik denk dat het een beetje zoals met The Passion of the Christ is. Dat was een vreselijke film met enkele werkelijk walgelijke scènes, maar sommige gelovigen vonden al dit geweld en lijden prachtig. De gustibus non est disputandum.

Impressie van de Santo Stefano in de vijfde eeuw.

De eerste kring van zuilen in de kerk staat rondom een centraal altaar dat is gemaakt door Bernardo Rossellino (1409-1464), de architect die verantwoordelijk was voor de restauratie van de kerk in de vijftiende eeuw. Merk op dat de hoogte van de zuilen niet overal hetzelfde is. Daar is een heel simpele verklaring voor: ze werden geroofd uit verschillende gebouwen uit de Oudheid. Om het verschil in hoogte te compenseren werden de basementen van de zuilen aangepast. De buitenste muur, waarop de fresco’s zijn geschilderd, bevat nog de zuilen van de tweede kring, waarvan de meeste ook nog zichtbaar zijn. Oorspronkelijk moet er nog een derde kring van zuilen zijn geweest, maar deze is afgebroken tijdens de restauratie van Rossellino. Hierdoor werd de diameter van de kerk verkleind van 66 naar 42 meter. De afbeelding links geeft een idee van het gebouw in de vijfde eeuw.

Houten tabernakel.

Tussen de eerste en de tweede kring ziet men een nogal vreemd voorwerp. Het is een gigantisch houten tabernakel dat is gesneden door ene Giovanni (Jan) Gentner, een Duitse meesterbakker die kennelijk ook een behoorlijk getalenteerde houtsnijder was (hij zou natuurlijk ook gewoon de opdracht aan een ander kunnen hebben gegeven). Gentner gaf het tabernakel in 1613 aan de rector van het Collegium Germanicum et Hungaricum, het Duits-Hongaarse College in Rome. De Santo Stefano Rotondo is sinds 1778 de nationale kerk van Hongarije. Toen Paus Pius VI (1775-1799) zonder enige vorm van piëteit de vorige nationale kerk van de Hongaren vlak bij de Sint Pieter liet afbreken om ruimte te maken voor zijn nieuwe sacristie, probeerde hij de Hongaren te compenseren door de Santo Stefano Rotondo als hun nieuwe nationale kerk aan te merken. Daarop werd een kapel aan de kerk toegevoegd gewijd aan Koning Stefanus I de Heilige, de eerste Koning van Hongarije (1000-1038).

De Santo Stefano heeft al lange tijd vochtproblemen. Het vocht heeft helaas ook de fresco’s beschadigd. Als gevolg van een groot restauratieprogramma werd de kerk tot 2009 meestal gesloten gehouden. Sommige oudere reisgidsen, zoals mijn eigen reisgids voor Rome, informeren de reiziger dat de kerk is gesloten voor het publiek. Gelukkig is dat niet langer het geval en kunnen bezoekers weer van deze eigenaardige maar toch zeer interessante kerk genieten.

Exterieur van de kerk.

Bronnen

  • Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 185;
  • Bernard van Daele, Het Romeinse leger, p. 93, 126, 138;
  • Luc Verhuyck, SPQR. Anekdotische reisgids voor Rome, p. 48-49;
  • Santo Stefano Rotondo op Churches of Rome Wiki.