Rome: Santa Maria sopra Minerva

De Santa Maria sopra Minerva.

De Santa Maria sopra Minerva is een van de weelderigste kerken van Rome. Er is zoveel te zien en zoveel te vertellen over de geschiedenis van deze kerk en al haar schatten dat men er gemakkelijk meerdere proefschriften aan zou kunnen wijden. Ik zal me echter beperken tot wat ik normaal gesproken doe: schrijven over wat ik mijn lezers ook daadwerkelijk kan laten zien. Mijn eerste bezoek aan de Santa Maria was in 1996, tijdens de Romereis van mijn middelbare school. Hoewel ik toen kennelijk geen foto’s heb gemaakt, herinner ik me nog goed dat ik zeer onder de indruk was van het donkerblauwe plafond van de kerk met de sterren.

Ik ben na 1996 nog vele malen teruggekeerd naar de Santa Maria. Bij ieder nieuw bezoek heb ik meer geleerd over deze intrigerende kerk. Tijdens mijn bezoek in 2013 liep ik bijvoorbeeld de grafzerk van Fra Angelico straal voorbij, omdat ik simpelweg niet wist dat die zich hier in deze kerk bevond. Fra Angelico (ca. 1395-1455) was een vijftiende-eeuwse schilder die vooral beroemd was vanwege zijn werk in Florence. Hij stierf in Rome en werd begraven in de Santa Maria. Toen ik in januari 2017 weer eens in Rome was, heb ik de grafzerk kunnen vinden. Ik ontdekte toen ook dat de architect en beeldhouwer Andrea Bregno (ca. 1418-1503) in deze kerk begraven ligt.

Grafzerk van Fra Angelico (Guido di Pietro of broeder Giovanni da Fiesole).

Grafmonument van Andrea Bregno.

De naam

Beschilderd beeld van Minerva (Museo Nazionale Romano).

Laten we de kerk eens nader bekijken. ‘Sopra Minerva’ betekent ‘boven Minerva’ en deze naam suggereert dat de kerk over een heidense tempel gewijd aan de Romeinse godin van de wijsheid en de kunst heen werd gebouwd. Dit verhaal wordt in twee van mijn reisgidsen nog steeds verteld, maar we kunnen inmiddels serieus betwijfelen of het wel klopt. Dit gedeelte van Rome stond in de Oudheid bekend als de Campus Martius. Oorspronkelijk, in de tijd van de Vroege en de Midden-Republiek, was hier een open veld dat buiten de Muur van Servius Tullius lag. Op dit veld oefenden de Romeinse legioenen en vonden bijeenkomsten van de volksvergadering plaats, vooral van de comitia centuriata. Naarmate Rome groeide, werden er steeds meer gebouwen op het Campus Martius bijgebouwd en het Marsveld werd daarmee de facto onderdeel van de stad. Verkiezingen werden gehouden in een rechthoekig houten bouwwerk dat de Ovile (‘schapenhokken’) werd genoemd. Later werd dit bouwwerk vervangen door een prachtig nieuw marmeren gebouw, in feite een door zuilen omgeven plein. Het stond bekend als de Saepta Julia, de ‘Juliaanse omheiningen’.

Het idee voor de bouw van de Saepta Julia wordt doorgaans aan Gaius Julius Caesar toegeschreven, maar het gebouw werd pas in 26 BCE voltooid en ingewijd door Marcus Vipsanius Agrippa. Op dat moment was Rome de facto een monarchie geworden en hadden de verschillende volksvergaderingen veel van hun macht en invloed verloren. De Saepta werden dan ook overwegend gebruikt voor niet-electorale doeleinden, zoals gladiatorengevechten. Sommige reconstructies van het gebouw tonen in het noordelijke gedeelte van het terrein een Tempel van Minerva, naast het Pantheon. In werkelijkheid stond er echter naar alle waarschijnlijkheid in de Oudheid geen tempel voor Minerva op deze plek. Wel stond er zo’n 100-200 meter ten oosten van de huidige kerk een klein rond heiligdom dat aan haar was gewijd.

Al met al is het vermoedelijk het veiligst om aan te nemen dat de huidige kerk over een gedeelte van de Saepta Julia heen werd gebouwd, en wellicht ook nog over een gedeelte van de Tempel van Isis en Serapis (het Isaeum en Serapaeum). Deze dubbele tempel bevond zich net ten oosten van de Saepta en was gewijd aan twee Hellenistisch-Egyptische goden. De obelisk die voor de Santa Maria staat, komt zeker uit deze tempel. Het ‘sprekende beeld’ Madama Lucrezia – naast de kerk van San Marco – hoorde wellicht ook bij de tempel, als ze inderdaad de godin Isis of een priesteres van Isis voorstelt.

Geschiedenis van de kerk

Het rijke interieur van de kerk.

De Santa Maria sopra Minerva is de enige Gotische kerk uit de middeleeuwen binnen de muren van Rome. De eerste kerk op deze plek werd tussen de zevende en negende eeuw gebouwd. Deze werd in 1276 aan de Orde van de Dominicanen toegekend, die tot dan toe de Santa Sabina op de Aventijn als basis hadden gebruikt. De Dominicanen maakten vrijwel direct plannen om de kerk geheel te herbouwen en er een groot klooster aan toe te voegen. De bouw begon in 1280 en kende een vliegende start, maar werd vervolgens aanzienlijk vertraagd toen de Franse paus Clemens V (1305-1314), onder grote druk van Koning Filips IV van Frankrijk, de pauselijke zetel in 1309 naar Avignon verplaatste. Pas in 1367 keerden de pausen terug naar Rome, maar in 1370 waren ze alweer terug in Avignon. Een van de mensen die trachtten de Paus te overreden om terug naar Rome te gaan was de Italiaanse mystica en tertiaris van de Dominicaner Orde Catharina van Siena (1347-1380). Er is nog wel enige discussie mogelijk over de vraag of het echt haar welsprekendheid was die Paus Gregorius XI in januari 1377 terugvoerde naar de Eeuwige Stad, maar het staat vast dat Catharina in haar eigen tijd zeer invloedrijk was.

Paus Gregorius XI stierf in 1378, en na zijn dood ontstond er ruzie tussen de Italiaanse en de Franse kardinalen. De Italianen verkozen hun eigen favoriet Bartolomeo Prignano tot Paus Urbanus VI. De Fransen zorgden er op hun beurt voor dat Robert van Genève werd gekozen tot Paus (nu Tegenpaus) Clemens VII, die overigens niet verward moet worden met de ‘echte’ Paus Clemens VII, die hieronder nog ter sprake komt. De verkiezing van twee pausen, die ogenblikkelijk elkaar excommuniceerden, leidde tot het Groot Westers Schisma, met één Paus die vanuit Rome regeerde en een andere vanuit Avignon. In 1409 werd het Oecumenisch Concilie van Pisa bijeengeroepen om het conflict te beëindigen. Dat liep op een ramp uit: in plaats van één Paus kreeg West-Europa er nu drie. Het Schisma duurde voort tot 1417.

Sanctuarium en koor van de kerk.

In de tussentijd lijkt het werk aan de Santa Maria sopra Minerva grotendeels stilgelegen te hebben. De bouw werd kennelijk pas in 1453 hervat. In dat jaar werd een gevel aan de kerk toegevoegd, maar deze werd nooit voltooid. Niettemin was de Santa Maria duidelijk een belangrijke kerk. Nadat het Groot Westers Schisma was gerepareerd vonden er twee conclaven in deze kerk plaats. Paus Eugenius IV (1431-1447) werd hier in 1431 gekozen en ook zijn opvolger Paus Nicolaas V (1447-1455) werd in 1447 in deze kerk verkozen. In die tijd was het Lateraans Paleis een bouwval en viel ook de oude Sint Pieter van ellende uit elkaar. De Sixtijnse Kapel was nog niet gebouwd en kennelijk was de sacristie van de Santa Maria sopra Minerva een geschikte locatie voor de belangrijkste ceremonie van het middeleeuwse christendom.

In 1600 bracht Carlo Maderno (1556-1629) veranderingen aan de gevel aan. Wederom werd het werk niet voltooid: de geplande Barokke versieringen zijn nooit toegevoegd. Daarmee houden we een kale, simpele Renaissancegevel zonder opsmuk over, die noch Gotisch is (op de roosvensters na), noch Barok. De Dominicaner Orde kende haar glorietijd in de zestiende en zeventiende eeuw. De grote Dominicaanse theoloog Thomas van Aquino (Aquinas; ca. 1225-1274) werd in 1567 door Paus Pius V (1566-1572) – zelf een Dominicaan – tot Kerkleraar uitgeroepen. De Dominicanen waren nauw betrokken bij de Inquisitie en stonden bekend als de domini canes, de honden van de Heer. De zetel van de Inquisitie werd in 1628 naar hun klooster in Rome verplaatst, en het was op die plek dat in 1633 het beruchte proces tegen Galileo Galilei plaatsvond.

Klooster van de Santa Maria sopra Minerva.

De Dominicanen lieten de Santa Maria tussen 1848 en 1855 grondig restaureren. Barokke elementen die in eerdere eeuwen waren toegevoegd werden nu weer verwijderd, in een poging de middeleeuwse Gotische uitstraling van de kerk te herstellen. Catharina van Siena werd na haar dood in 1380 oorspronkelijk buiten de kerk begraven, maar in 1451 werd haar lichaam verplaatst naar de Cappella Capranica in de kerk. Catharina rust nog steeds in de kerk, maar haar graf werd na de restauratie van 1855 opnieuw verplaatst, ditmaal naar een plaats onder het hoofdaltaar. Helaas is ze niet compleet: haar hoofd werd enkele jaren na haar dood van haar romp gescheiden en teruggebracht naar Siena, waar ze was geboren in een gezin van 25 kinderen. Catharina is misschien wel de meest ‘onderscheiden’ vrouw in de Katholieke Kerk na Maria. Ze werd in 1461 heilig verklaard, in 1970 tot Kerkleraar uitgeroepen en daarnaast benoemd tot beschermheilige van Rome (1866), Italië (1939) en Europa (1999).

Het olifantje van Bernini

Voor de kerk staat een olifant met een oude Egyptische obelisk op zijn rug. Deze werd ontwerpen door Gian Lorenzo Bernini, maar gebeeldhouwd door een van zijn leerlingen, Ercole Ferrata (1610-1686), en wel in 1667. Vanwege zijn niet erg indrukwekkende formaat wordt de olifant ook wel ‘il porcino’ (het varkentje) of ‘il pulcino’ genoemd (het kuikentje). De olifant heeft een lang zadeldek dat helemaal tot aan de basis van het beeldhouwwerk reikt. Hiervoor is kennelijk gekozen omdat sommige van de Dominicaanse broeders bang waren dat de olifant het gewicht van de obelisk niet zou kunnen dragen en om zou vallen. Bernini wist natuurlijk dat dit nonsens was, maar besloot niettemin toe te geven aan de eis van de broeders dat er geen ruimte open mocht worden gelaten onder de buik van de olifant. Het verhaal gaat dan nog verder: als wraak zou Bernini hebben bedacht dat de olifant met zijn achterwerk richting het Dominicaner klooster moest worden geplaatst.

Olifantje van Bernini.

Op zijn rug heeft de olifant een zesde-eeuwse obelisk die dateert van de regering van farao Wahibre Haaibre, ook bekend als Apries in Griekse bronnen. Wahibre Haaibre regeerde vanuit Sais in de Nijldelta en was farao van 589 tot en met 570 BCE. Zijn regering kende veel problemen, en in 570 BCE leed zijn leger een verpletterende nederlaag tegen de Griekse kolonisten van Cyrene, die in conflict waren gekomen met de Libiërs, de westelijke buren van Egypte. De genoemde nederlaag leidde tot een burgeroorlog, waarin Wahibre Haaibre werd gedood. De obelisk werd oorspronkelijk door deze farao opgericht en gewijd in zijn hoofdstad Sais, maar het object werd in de derde eeuw CE naar Rome overgebracht door keizer Diocletianus (284-305) en geplaatst in het Isaeum en Serapaeum. De Dominicanen die de kerk en het klooster beheerden vonden hem daar in 1655. Na de obelisk te hebben uitgegraven gaven ze Bernini de opdracht hem te gebruiken als decoratie voor de kerk. De obelisk zelf is 5,47 meter hoog. Samen met het olifantje van Bernini en het kruis op de spits komt hij uit op meer dan 12 meter.

Verrezen Christus van Michelangelo.

Interieur

Het zal de bezoeker opvallen dat de bogen in de kerk spits toelopen en niet rond zijn, een duidelijk kenmerk van een Gotische kerk. De Santa Maria heeft prachtige glas-in-loodramen die van de restauratie uit de negentiende eeuw dateren. Het gewelfde plafond dateert eveneens van deze restauratie. Het is zowel prachtig als indrukwekkend, met donkerblauwe kleuren en sterren die symbool staan voor de hemel.

Een van de vele belangrijke kunstschatten in de kerk staat links van het hoogaltaar: de Verrezen Christus van Michelangelo. Het verhaal achter het beeld is een beetje ingewikkeld. De grote kunstenaar begon in 1514 aan het beeld, maar zette het bij het grofvuil toen hij een ontsierende zwarte ader in het marmer ontdekte. Michelangelo begon vervolgens in 1519 aan een tweede Verrezen Christus, maar verliet Rome twee jaar later en delegeerde het werk aan zijn leerling Pietro Urbano. Deze Urbano was kennelijk geen groot talent, met als gevolg dat de tamelijk onbekende Federico Frizzi moest worden ingevlogen om het beeld te voltooien.[1] Oorspronkelijk was Christus naakt afgebeeld, maar later is omwille van de zedigheid een bronzen lendendoek toegevoegd. Het beeld had ook ooit een bronzen stralenkrans en een sandaal om de rechtervoet te beschermen tegen de kussen van de kerkgangers. Beide zijn echter verwijderd. Het aanraken van de voeten is nu verboden.

In de apsis staan twee enorme grafmonumenten voor twee pausen uit de familie De’ Medici, Leo X en Clemens VII (de ‘echte’ Clemens VII). Leo was de zoon van Lorenzo il Magnifico, heer van Florence. Hij was paus van 1513 tot en met 1521 en werd opgevolgd door de eerste en enige Nederlandse paus in de geschiedenis, Adrianus VI (wiens graftombe zich bevindt in de nabijgelegen kerk van Santa Maria dell’Anima). De volgende paus was Leo’s neef Giulio, die de naam Clemens VII (1523-1534) koos, een naam die besmet was door een tegenpaus (zie hierboven). De prachtige graftombes werden gemaakt door Raffaello da Montelupo (ca. 1505-1566), Baccio Bandinelli (1493-1560) en Nanni di Baccio Bigio (gestorven 1568).

Graftombe van Paus Leo X (beeld van de paus door Raffaello da Montelupo).

Deze graftombes waren de voornaamste reden om hier in 2013 terug te komen. Ik was toen in Rome met een vriend die een gereformeerde achtergrond heeft. In de gereformeerde traditie heeft Paus Leo X een afschuwelijke reputatie, bijna net zo slecht als de Antichrist. Dit is vooral het gevolg van zijn ongebreidelde handel in aflaten, noodzakelijk om de bouw van de nieuwe Sint Pieter te bekostigen. Mijn vriend wilde heel graag de graftombe zien van de man over wie hij op school geleerd had dat hij hem moest haten (de verontwaardiging is nu wel wat gezakt, Leo X heeft zelf een aflaat gekregen).

Graftombe van Paus Clemens VII (beeld van de paus door Nanni di Baccio Bigio).

Van alle kapellen in de kerk vind ik de Carafa-kapel toch wel de mooiste. Deze is terecht beroemd vanwege de magnifieke fresco’s van Filippino Lippi (1457-1504). Het altaarstuk toont de Heilige Thomas van Aquino die kardinaal Carafa bij Onze-Lieve-Vrouw introduceert. Thomas draagt de witte habijt met zwarte mantel van de Dominicanen en de knielende kardinaal Carafa draagt het scharlaken gewaad van een kardinaal. Zijn volledige naam was Oliviero Carafa (1430-1511) en hij gaf in 1489 de opdracht voor het beschilderen van de Carafa-kapel. Het onderste gedeelte van het altaarstuk is enigszins beschadigd, net als het muurfresco erachter. Dat is het gevolg van overstromingen van de Tiber in het verleden.

Carafa-kapel.

Annunciatie met Thomas Aquinas en kardinaal Oliviero Carafa.

Het muurfresco toont de Tenhemelopneming en het fresco van de rechter muur de Triomf van de Heilige Thomas. Oorspronkelijk was er nog een derde fresco op de linker muur, maar dit werd vernield om ruimte te maken voor de graftombe van Paus Paulus IV (1555-1559). Deze paus werd geboren als Gian Pietro Carafa, en als lid van de familie Carafa was het zijn lot hier begraven te worden. Het is niettemin doodzonde dat Lippi’s fresco is weggehakt, want Paulus IV was een verschrikkelijke paus en in de straten van Rome juichten de mensen toen hij gestorven was. Deze Paulus was verantwoordelijk voor de introductie van de Index met verboden boeken en hij sloot de Joden in Rome op in een getto. Zijn buitenlands beleid, gedreven door anti-Spaanse sentimenten, was een regelrechte ramp.

Triomf van de Heilige Thomas. De twee jongens rechts vooraan zouden de latere pausen Leo X en Clemens VII zijn.

In de Santa Maria sopra Minerva staan dus de pauselijke graftombes van Leo X, Clemens VII en Paulus IV, maar ook die van Urbanus VII (1590) en Benedictus XIII (1724-1730). Het pontificaat van Urbanus in 1590 duurde slechts 13 dagen en was het kortste in de geschiedenis. In 1606 kreeg hij een grandioos grafmonument in de vijfde kapel rechts, de Kapel van de Annunciatie. Het monument werd gemaakt door Ambrogio Buonvicino (1552-1622), en hoewel het beslist erg mooi is, kan het niet doorgaan voor het hoogtepunt in de kapel. Die eer gaat naar het altaarstuk, een schildering van de Annunciatie van Antoniazzo Romano (1430-1508). Het schilderij is enigszins ongebruikelijk. Niet alleen zijn de traditionele engel met de blijde boodschap en de Maagd Maria afgebeeld, maar ook God de Vader (linker bovenhoek), een knielende kardinaal en drie jonge vrouwen die bruidsschatten van de Maagd ontvangen. De kardinaal is de Spaanse Dominicaan Juan de Torquemada (1388-1468). Zijn neef Tomás werd de eerste Grootinquisiteur van de beruchte Spaanse Inquisitie.

Kapel van de Annunciatie, met altaarstuk van Antoniazzo Romano.

Graftombe van Paus Urbanus VII.

Een van de oudste graftombes in de kerk is die van bisschop Guillaume Durand (gestorven in 1296) in de Cappella Altieri. Durand was bisschop van Mende in Zuid-Frankrijk, maar hij lijkt het grootste gedeelte van zijn tijd in Italië te hebben doorgebracht en hij stierf in Rome. De tombe bevindt zich niet op haar oorspronkelijke plek en is nogal hoog tegen de muur geplaatst. Het mozaïek van de tombe, gedeeltelijk beschadigd, is prachtig en toont een Madonna met Kind in het midden. Sint Dominicus, de stichter van de Dominicaanse Orde, staat rechts en Sint Privatus, traditioneel de eerste bisschop van Mende, is links afgebeeld. Durand zelf is nog net zichtbaar links van de troon. Alleen zijn hoofd is nog over, de rest van het mozaïek is helaas verdwenen. Het monument werd gemaakt door Giovanni di Cosma (gestorven ca. 1305).

Graftombe van Guillaume Durand.

Detail van de mozaïeken van de tombe van Guillaume Durand.

Bronnen

  • Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 108;
  • Luc Verhuyck, SPQR. Anekdotische reisgids voor Rome, p. 230-234;
  • Santa Maria sopra Minerva op Churches of Rome Wiki.

Noot

[1] Een van mijn reisgidsen stelt dat Raffaello da Montelupo het beeld in 1521 voltooide, maar dat is niet zo waarschijnlijk: deze kunstenaar was toen pas zestien jaar oud.

Bijgewerkt 19 februari 2024.