De Eerste Punische Oorlog: De Jaren 256-255 BCE

Samenvatting

  • De Romeinen behalen een beslissende overwinning in de Zeeslag bij Ecnomus (256 BCE);
  • De consuls Marcus Atilius Regulus en Lucius Manlius Vulso Longus steken met een leger over naar Afrika en nemen de stad Aspis in;
  • Nadat zijn collega Vulso naar Italië is teruggekeerd, verslaat de consul Regulus de Carthagers in de Slag bij Adys (255 BCE);
  • Carthago vraagt om vrede, maar weigert de hardvochtige Romeinse voorwaarden te accepteren;
  • De Spartaanse huurlingenaanvoerder Xanthippos schiet de Carthagers te hulp;
  • Xanthippos behaalt een beslissende overwinning op Regulus in de Slag bij Tunis. Regulus wordt gevangen genomen;
  • De Romeinse overlevenden van de slag verschansen zich in Aspis;
  • Een Romeinse vloot verslaat een Carthaagse vloot bij Kaap Hermaia en evacueert de overlevenden, maar veel schepen en mensenlevens gaan verloren bij een scheepsramp voor de kust van Sicilië.

De Zeeslag bij Ecnomus (Eknomos) hoort zonder meer thuis in het rijtje grootste zeeslagen in de militaire geschiedenis. Zelfs als we de aantallen schepen en manschappen die Polybius noemt met een korreltje zout nemen was het nog altijd een enorme confrontatie. Genoemde Griekse geschiedschrijver beweert dat de Romeinen dit jaar een vloot van 330 schepen en zo’n 140.000 manschappen naar Messana stuurden. Ieder schip had 300 roeiers en 120 deksoldaten. De Carthagers verzamelden op hun beurt een vloot van 350 schepen met een bemanning van 150.000 zielen in Lilybaeum. Lilybaeum was hun belangrijkste militaire basis op het eiland, en de status van de stad als vesting wordt het best geïllustreerd door het feit dat ze werd bestuurd door een militaire gouverneur in plaats van magistraten en een raad. De Romeinen voeren naar het zuiden en rondden Kaap Pachynus. De Carthagers voeren op hun beurt naar het oosten en de twee vloten troffen elkaar bij Ecnomus, ongeveer halverwege de zuidkust van Sicilië.

De Zeeslag bij Ecnomus

De Romeinse vloot was verdeeld in vier smaldelen. Er was duidelijk sprake van een invasievloot, want het derde smaldeel had verschillende transportschepen voor paarden op sleeptouw. Deze paarden waren bestemd voor de ruiterij en de hoge officieren zodra het leger was geland in Afrika. Maar voor het zover was, moesten de Romeinen eerst de vijandelijke vloot nog verslaan. Beide Romeinse consuls, Marcus Atilius Regulus en Lucius Manlius Vulso Longus, waren bij het treffen aanwezig. Regulus was overigens slechts consul suffectus: de consul die oorspronkelijk gekozen was, Quintus Caedicius, was onverwacht gestorven, zodat een vervanger moest worden gekozen. De consuls leidden de strijd vanaf een hexareem of sexireem, een ‘zes’, die groter en zwaarder moet zijn geweest dan het standaardschip, de quinquereem of ‘vijf’. De schepen waren in driehoeksformatie in het water opgesteld, met de kwetsbare transportschepen als basis van de driehoek. Deze basis werd beschermd door een vierde linie schepen die men de triarii noemde.

Kaart van Sicilië (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0)

De Carthagers formeerden drie van hun vier smaldelen in een enkele linie. Hun rechtervleugel was langer dan de Romeinse formatie en het was duidelijk de bedoeling de Romeinse vloot te omsingelen. Hun linkervleugel, bestaande uit het vierde smaldeel, was in een hoek opgesteld. Dit deel van de vloot werd aangevoerd door Hanno, de man die was gestraft na zijn nederlaag bij Agrigentum, maar kennelijk gratie had gekregen. Hamilcar, de man die het jaar ervoor tegen de Romeinen had gevochten in de onbeslist geëindigde Zeeslag bij Tyndaris, voerde het bevel over de rechtervleugel.

De uitkomst van de zeeslag was een beslissende overwinning voor Rome, maar het resultaat was zeker niet zo eenzijdig als bij Mylae in 260 BCE. De Romeinen verloren 24 schepen, maar wisten zelf 30 Carthaagse schepen tot zinken te brengen en er nog eens 64 buit te maken. Polybius geeft niet aan hoeveel slachtoffers er aan beide kanten vielen, maar het moeten er veel zijn geweest, vooral aan Carthaagse zijde.

Er waren twee belangrijke redenen voor de Romeinse overwinning. Allereerst hadden de Romeinen nu veel meer ervaring op zee dan aan het begin van de oorlog. Ze waren nu in staat hun schepen tijdens de strijd te laten omkeren om smaldelen die in moeilijkheden verkeerden te hulp te schieten. Dit waren complexe manoeuvres, die veel vaardigheid en coördinatievermogen vereisten. Een nog belangrijkere reden was echter dat de Carthagers nog altijd geen effectief middel tegen de corvus hadden gevonden, een wapen dat ze nu terecht vreesden.

De veldtocht van Regulus in Afrika

Hercules-Melqart, een van de voornaamste goden in Carthago (Musée du Louvre).

Na hun zege bij Ecnomus voeren de Romeinen niet onmiddellijk door naar Afrika. Ze keerden eerst terug naar Sicilië om de bemanningen rust te geven, de gewonden aan land te brengen, nieuwe voorraden in te slaan, beschadigde schepen te repareren en de vloot opnieuw te organiseren, waarbij wellicht enkele van de buitgemaakte schepen aan de Romeinse smaldelen werden toegevoegd. De gereorganiseerde vloot voer vervolgens naar Afrika en bereikte Kaap Hermaia (nu Kaap Bon) zonder enige tegenstand van de Carthagers. De Carthaagse vloot was uiteengeslagen en niet in staat nogmaals het gevecht met de Romeinen aan te gaan. Het Romeinse leger landde bij de versterkte stad Aspis (Clupea in het Latijn; beide namen betekenen ‘schild’). De Romeinen trokken hun schepen het strand op, groeven een gracht en richtten een palissade op.

Aspis was geen grote stad, en hoewel de inwoners nog weerstand boden aan de Romeinse belegeraars, werd ze snel ingenomen. De Romeinen lieten een garnizoen achter en zonden boodschappers terug naar Rome om aan de Senaat verslag uit te brengen over de tot nu toe behaalde resultaten. Polybius beweert dat de boodschappers ook instructies moesten vragen over hoe de hele operatie verder moest worden aangepakt. Deze passage is nogal raadselachtig en suggereert dat de Romeinen naar Afrika waren overgestoken zonder behoorlijk strijdplan. Romeinse aanvoerders hadden tijdens veldtochten grote vrijheid van handelen, dus de beslissing om een delegatie terug naar Rome te sturen om instructies te vragen is eigenlijk buitengewoon merkwaardig, vooral omdat de boodschappers weken nodig zouden hebben voor de reis naar Rome en weer terug. De Romeinen zaten in de tussentijd niet stil. Ze plunderden aan een stuk door de rijke Carthaagse landgoederen in de omgeving en maakten ook veel vee en zo’n 20.000 slaven buit. Cassius Dio beweert dat ze ook veel Romeinse en Italische krijgsgevangenen bevrijdden die kennelijk na hun gevangenneming naar Afrika waren overgebracht.

De Slag bij Adys

De boodschappers keerden toen de winter al voor de deur stond terug met instructies van de Senaat. De consul Lucius Manlius Vulso Longus moest met het grootste gedeelte van de vloot en alle buit terug naar Rome gaan. De andere consul, Regulus, moest achterblijven en de oorlog in Afrika voortzetten. Hij kreeg een vloot van 40 schepen toegewezen, alsook een consulair leger dat met 15.000 infanteristen en 500 ruiters niet geheel op volle sterkte was. Zo’n kleine troepenmacht kon natuurlijk nooit een immense stad als Carthago innemen, en het is duidelijk dat de Romeinen dat ook nooit zouden proberen. Hun doel was om de Carthaagse gebieden te blijven plunderen en te proberen hun tegenstanders in een of twee geregelde veldslagen te verslaan. Hun leiders zouden dan zeker om vrede vragen en Rome zou vervolgens vrede schenken op haar eigen voorwaarden.

Vroeg in het jaar 255 BCE rukte Regulus met zijn leger op naar de stad Adys en begon deze te belegeren. De Carthagers hadden het bevel over hun leger verdeeld tussen drie generaals: Hasdrubal zoon van Hanno, Bostar en Hamilcar, die was teruggeroepen van Sicilië. Het lijkt erop dat deze bevelhebbers niet goed samenwerkten. Aanvankelijk bereikten ze dan ook niets. Ze schoten wel Adys te hulp en bezetten daar een strategische heuvel, maar ze durfden er vervolgens niet vanaf te komen om de strijd met de Romeinen aan te binden. Regulus besloot daarop een gewaagde aanval op hun kamp te doen. Na een riskante nachtmars vielen zijn manschappen de Carthagers van twee kanten aan. Deze dubbele aanval was erg risicovol, want de Romeinen moesten heuvelopwaarts vechten en zouden erg kwetsbaar zijn als hun aanval voortijdig werd ontdekt. Verrassing was hier de sleutel tot succes. De hele operatie mislukte nog bijna toen Carthaagse huurlingen het eerste Romeinse legioen terugdreven en op de vlucht joegen, maar zij werden daarop van achteren aangevallen door het tweede Romeinse legioen dat vanaf de andere kant oprukte.

Punisch borstkuras, gemaakt van brons (achterkant; Bardo Museum).

De Romeinen wonnen het gevecht en namen het Carthaagse kamp in. Adys zal snel daarna eveneens gevallen zijn. Regulus trok vervolgens op naar Tunis, nam de stad in en sloeg zijn kamp daar op. De Carthagers bevonden zich nu in een zeer lastige situatie. Ze waren op dat moment eveneens in oorlog met enkele van de Numidische koninkrijken verder naar het westen, die nu bezig waren het Carthaagse platteland te verwoesten. Veel mensen waren al van het platteland naar de stad gevlucht, en Carthago was niet in staat zo veel monden te voeden. De Carthagers stuurden daarom gezanten naar Regulus met een verzoek om vrede. Dit was precies was de Romeinen wilden, maar hun vredesvoorwaarden waren buitengewoon hardvochtig. Cassius Dio beweert dat de Carthagers zowel Sicilië als Sardinië aan de Romeinen zouden moeten overdragen, alle Romeinse krijgsgevangenen zonder losgeld moesten vrijlaten terwijl ze zelf een flink bedrag voor hun eigen krijgsgevangenen moesten neertellen, een grote schadevergoeding moesten betalen en een jaarlijkse schatting aan de Romeinen. De Carthagers zouden verder geen oorlog mogen voeren of beëindigen zonder toestemming van Rome. Ze moesten hun vloot inkrimpen tot slechts één oorlogsschip, maar Rome met 50 schepen te hulp komen als de stad daarom vroeg.

Er kan wel wat twijfel bestaan of dit echt de Romeinse eisen waren. Deze eisen worden niet vermeld bij Polybius, die van onze nog bestaande bronnen het dichtst in de tijd op de beschreven gebeurtenissen zit. Het is echter duidelijk dat Regulus feitelijk om een onvoorwaardelijke overgave (deditio) vroeg: de Carthagers moesten toegeven dat ze volledig verslagen waren en daarna zou Regulus hun genade schenken. De Romeinse voorwaarden waren onacceptabel voor de Carthaagse gerousia, de Raad van Dertig. De oorlog in Afrika zou doorgaan.

De Slag bij Tunis

De toekomst begon er voor Carthago weer iets rooskleuriger uit te zien toen een wervingsofficier in de stad terugkeerde met in zijn kielzog een flink contingent Griekse huurlingen. Aangezien Griekse huurlingen in het verleden hadden gevochten voor de koningen van Perzië en de farao’s van Egypte, hoeft het niet te verbazen dat vertegenwoordigers van Carthago helemaal naar Griekenland waren gevaren om deze soldaten te werven. Een van de huurlingen was een Spartaan genaamd Xanthippos. We weten niet veel over zijn achtergrond, maar Spartanen hadden op dat moment nog steeds een solide reputatie op militair gebied. Xanthippos had al snel door waarom de Carthagers niets presteerden tegen de Romeinen. Hoewel hun cavalerie veel beter was dan die van de vijand en veel groter in aantal, maakten ze daar niet op een effectieve wijze gebruik van. Hetzelfde gold voor de manier waarop ze hun olifanten gebruikten. Bij Adys hadden de Carthaagse bevelhebbers hun kamp op een heuvel opgeslagen, waar het ruwe terrein in het voordeel van de Romeinse infanterie werkte.

Xanthippos maakte kennelijk zo veel indruk op zijn Carthaagse superieuren dat hij het commando over het leger kreeg. De Spartaan begon direct met het trainen van de Carthaagse falanx, die op dat moment vooral uit burgers bestond. Dat geeft wel aan hoe precair de situatie voor Carthago was, want de stad deed zelden een beroep op haar burgers om haar oorlogen uit te vechten. De geworven huurlingen werden aan het leger toegevoegd, waarna Xanthippos oprukte naar Tunis met een legermacht van 12.000 infanteristen, 4.000 ruiters en 100 olifanten. Het leger marcheerde bewust op vlak terrein, want daar wilde Xanthippos de strijd met Regulus aanbinden.

Kaart van Noord-Afrika (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

In maart van het jaar 255 BCE raakten de twee legers slaags bij Tunis. Regulus realiseerde zich dat hij veel minder ruiters had dan de vijand en stelde zijn infanterie in een zeer diepe formatie op om de strijd met de olifanten aan te kunnen gaan. De Romeinse cavaleristen werden al snel verslagen, en hoewel de Romeinse linkervleugel de Carthaagse huurlingen versloeg, raakten het Romeinse centrum en de rechtervleugel in grote problemen tegen de olifanten. Veel soldaten werden vertrapt door de kolossen en daarna werden de Romeinen ook nog van alle kanten aangevallen door de zegevierende Carthaagse ruiterij. Slechts de diepte van de Romeinse formatie voorkwam dat de manschappen snel onder de voet werden gelopen. Sommige Romeinen wisten zich een weg langs de olifanten te vechten, maar stuitten toen op de Carthaagse falanx. Die was nog vers, terwijl de legioensoldaten en hun bondgenoten moe en gehavend waren.

De Romeinen leden uiteindelijk een zware nederlaag. Regulus wist met zo’n 500 man te ontsnappen, maar werd spoedig gevangen genomen. 800 Carthaagse huurlingen sneuvelden en zo’n 2.000 Romeinse overlevenden wisten het eerste Romeinse kamp bij Aspis te bereiken. De rest van de Romeinen, vermoedelijk duizenden manschappen, stierven op het slagveld. Hoewel de overlevenden standhielden in Aspis, was het duidelijk dat de Romeinse expeditie in Afrika over en uit was. De Carthagers waren in jubelstemming vanwege hun succes en namen de consul, hun meest waardevolle gevangene, mee naar Carthago.

In later tijden zouden vele legenden ontstaan betreffende het lot van Regulus. In sommige van deze legenden zou de Romeinse generaal later als vredesgezant voor de Carthagers naar Rome zijn gestuurd, nadat hij een eed had gezworen naar Carthago terug te keren. De vredesmissie mislukte, maar Regulus hield woord en keerde terug naar Carthago. Daar werd hij gemarteld. Zijn oogleden werden afgesneden en hij werd uiteindelijk doodgetrapt door een olifant. Het is echter waarschijnlijker dat de consul ofwel kort na de veldslag is terechtgesteld of enkele jaren later in gevangenschap is gestorven. Xanthippos, de man die Carthago had gered, nam waarschijnlijk een schip terug naar Sparta en werd misschien later nog ingehuurd door de Ptolemiden van Egypte.

Nasleep

Hoewel ze zo goed begonnen was, eindigde de Romeinse expeditie in Afrika rampzalig. Zodra het nieuws van de nederlaag van Regulus en diens gevangenneming Rome had bereikt, werden plannen gemaakt om de overlevenden uit Aspis te evacueren. Deze mannen hadden dapper diverse Carthaagse aanvallen afgeslagen, maar ze zaten nog steeds diep in vijandelijk gebied vast. In de zomer van 255 BCE voeren de nieuwe consuls Marcus Aemilius Paullus en Servius Fulvius Paetinus Nobilior naar Afrika met een vloot van 350 schepen. Een Carthaagse vloot van zo’n 200 schepen probeerde hen te onderscheppen, maar werd nabij Kaap Hermaia vernietigd. Polybius beweert dat de Romeinen 114 vijandelijke schepen en hun bemanningen buitmaakten, maar Diodorus Siculus heeft het over slechts 24 buitgemaakte schepen. Het is goed mogelijk dat de Romeinen die vastzaten in Aspis tijdens de zeeslag hun landgenoten te hulp schoten, zoals Cassius Dio stelt. Er waren immers nog steeds zo’n 40 Romeinse schepen in Afrika. Na hun overwinning pikten de consuls de overlevenden op bij Aspis en namen hen mee terug naar Sicilië.

Masker voorstellende Demeter of Medusa, 3e of 2e eeuw BCE (Musée national de Carthage).

Helaas voor de Romeinen was dit nog niet het einde van hun misère. De Romeinse bevelhebbers weigerden te luisteren naar de waarschuwing van hun ervaren kapiteins om niet een route langs de zuidelijke kust van Sicilië te nemen. Tussen 4 en 28 juli, “tussen de Opkomst van Orion en die van Sirius”, was het weer daar doorgaans erg slecht en gevaarlijk. De bevelhebbers, waarschijnlijk de beide consuls, sloegen echter alle waarschuwingen in de wind en het gevolg was dat de meeste van de 346 Romeinse schepen ofwel zonken ofwel aan gruzelementen werden geslagen tegen de rotsen. Slechts 80 schepen bleven behouden en de Romeinse verliezen moeten verschrikkelijk zijn geweest. Hoewel Romeinse arrogantie en hybris de hoofdoorzaken van deze tragedie waren, is het mogelijk dat ook de corvus bij de ramp een rol speelde. Militair historicus Adrian Goldsworthy stelt dat “the corvus was mounted near the bow of the ship and its weight may well have made the galley bow-heavy, which would clearly be a major problem in a rough sea”. Dit zou ook heel goed de reden kunnen zijn waarom de Romeinen op enig moment besloten geen gebruik meer te maken van dit apparaat.

Ondertussen hadden de Carthagers opnieuw het initiatief genomen. De Romeinen waren verdreven uit Afrika en ook de Numidische invallen waren tot staan gebracht. Nu was het moment aangebroken om Hasdrubal met een vloot van 200 schepen en 140 olifanten naar Sicilië te sturen. De Eerste Punische Oorlog was nog lang niet voorbij.

Bronnen

Primair

– Cassius Dio, Roman History, Fragments of Book XI;
– Diodorus Siculus, Library of History, Fragments of Book XXIII;
– Livius, Periochae, Book 17;
– Polybius, The Histories, Book 1.25-38;

Secundair

– Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage, p. 84-92 en 109-116;
– Richard Miles, Carthage must be destroyed, p. 133 en p. 185-189.

4 Comments:

  1. Pingback:De Annalist: Het Jaar 203 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:De Annalist: Het Jaar 206 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:Keltische en Illyrische oorlogen: De Jaren 241-238 BCE – – Corvinus –

  4. Pingback:De Derde Punische Oorlog: Het Jaar 148 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.