De Tweede Illyrische Oorlog en het Lot van Saguntum: De Jaren 220-219 BCE

Samenvatting

  • Gaius Flaminius wordt tot censor gekozen en laat het Circus Flaminius bouwen en de Via Flaminia aanleggen (220 BCE);
  • De voormalige Romeinse bondgenoot Demetrios van Faros maakt zich opnieuw schuldig aan piraterij, hetgeen tot een Romeinse veldtocht tegen de Illyriërs leidt (219 BCE);
  • De Tweede Illyrische Oorlog eindigt met een beslissende Romeinse overwinning. De consul Lucius Aemilius Paullus mag een triomftocht houden;
  • Hannibal neemt de stad Saguntum in Spanje in na een beleg van acht maanden.

Het jaar 220 BCE begon met een constitutioneel conflict dat helaas slecht gedocumenteerd is en daarom ook moeilijk is uit te leggen. Het lijkt erop dat de comitia centuriata eerst Marcus Valerius Laevinus en Quintus Mucius Scaevola tot nieuwe consuls verkoos. Deze hebben echter ofwel nooit hun nieuwe ambt aanvaard, ofwel zijn al na korte tijd weer afgetreden. De reden hiervoor is niet bekend, maar verkiezingen konden ongeldig worden verklaard vanwege fraude (wat op dat moment maar heel weinig voorkwam) of wanneer ze waren gehouden onder slechte voortekenen. Quintus Lutatius Catulus en Lucius Veturius Philo werden in hun plaats als de nieuwe consuls gekozen. Hun militaire operaties zijn eveneens slecht gedocumenteerd, maar Dio beweert dat ze “zo ver als de Alpen kwamen en zonder gevechten vele volkeren onderwierpen”.

De censors in actie

De belangrijkste politicus van 220 BCE was evident Gaius Flaminius. Hij was immens populair vanwege zijn successen tegen de Kelten van drie jaar geleden en was nu tot censor gekozen. Zijn collega was Lucius Aemilius Papus, de overwinnaar van Telamon. Hoewel censors geacht werden samen te werken, overvleugelde Flaminius zijn collega met gemak. Een van de belangrijkste taken van de censors was het aanbesteden van contracten voor publieke werken zoals tempels en wegen. In de hoedanigheid van censor liet Flaminius het Circus Flaminius in de buurt van de rivier de Tiber bouwen. Ook begon hij met de aanleg van de Via Flaminia, de weg die Rome met de belangrijke kolonie Ariminum aan de Adriatische Zee verbond.

Restanten van de Via Flaminia bij Carsulae in Umbrië.

De censors registreerden 270.212 Romeinse burgers tijdens de census en voerden vervolgens de ceremonie van het lustrum uit, de rituele reiniging van het Romeinse volk. Een controversiëlere maatregel was het feit dat vrijgelaten slaven (liberti) in de 4 stedelijke tribus werden opgenomen.[1] Hierdoor werd hun politieke invloed verminderd, want in deze stedelijke tribus waren veel meer mensen ingedeeld dan in de landelijke, waarvan er 31 waren. Als Flaminius inderdaad een “populist” was, moet deze maatregel zijn voorgesteld door zijn patricische collega Papus. Het is niet onmogelijk dat Flaminius als wisselgeld een hervorming van de comitia centuriata kon doorvoeren, waarbij de macht van de rijkste klasse van burgers iets werd teruggebracht (zie 241-238 BCE). Dit blijft echter pure speculatie.

De Tweede Illyrische Oorlog

Omstreeks 220 BCE was Rome in onmin geraakt met haar voormalige bondgenoot Demetrios van Faros. Hij was na de Eerste Illyrische Oorlog als cliëntheerser aangesteld, maar nu was hij volgens Polybius bezig de Illyrische steden die onder Romeins gezag stonden te plunderen en te onderwerpen. “Eerder was hij al in strijd met de afspraken verder dan Lissos gevaren met vijftig snelle jachten en had hij verscheidene eilanden van de Cycladen geplunderd”, aldus de geschiedschrijver.[2] De door hem bedreven piraterij was natuurlijk onacceptabel, en vroeg in 219 BCE werd de consul Lucius Aemilius Paullus op hem afgestuurd. Paullus trad voortvarend op. Zijn eerste doelwit was de stad Dimale in Epirus. Deze was door Demetrios zwaar versterkt en van een krachtig garnizoen voorzien, maar ze bleek verre van onneembaar te zijn. Het leger van Paullus had slechts zeven dagen nodig om een bres in de muren te slaan en de stad in te nemen. Nu hun sterkste stad in Romeinse handen was, kozen de meeste andere steden onder Illyrisch gezag voor de overgave.

Kaart van Epirus en Illyrië (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0)

De Romeinse bevelhebber voer nu naar het eiland Faros (het tegenwoordige Hvar, onderdeel van Kroatië) om de confrontatie met Demetrios zelf aan te gaan. De gelijknamige stad op het eiland was eveneens zwaar versterkt en Demetrios had hier 6.000 van zijn beste manschappen gelegerd. De Illyriërs hadden bovendien meer dan voldoende voorraden. Paullus realiseerde zich dat een beleg moeilijk zou worden en veel tijd zou kosten. Hij bedacht daarom een slimme list. Tijdens de nacht zette de consul het grootste gedeelte van zijn troepen aan land in een dicht bebost gedeelte van het eiland. De volgende dag voerde hij met slechts twintig schepen en een kleine strijdmacht een landing uit bij de haven van het eiland. De Illyriërs trapten in de val. Ze namen aan dat enkel een kleine eenheid landingstroepen hun haven bedreigde en stormden de stad uit om de aanval af te slaan. Terwijl steeds meer troepen uit de stad aan de uitval meededen, verscheen de Romeinse hoofdmacht op een strategische heuvel tussen de stad en de haven.

De Illyriërs werden van twee kanten aangevallen en in de pan gehakt. Demetrios slaagde erin te ontsnappen en vluchtte naar het hof van de jonge Koning van Macedonië, de pas 19 jaar oude Philippos V. Paullus nam op zijn beurt de stad Faros in, legde die in de as en begon met het regelen van de zaken in Illyrië. Tegen het einde van het oorlogsseizoen keerde hij terug naar Rome, waar hij als beloning een triomftocht toegekend kreeg. De Romeinen waren duidelijk blij dat het weer rustig was in hun achtertuin, want spoedig zouden ze te maken krijgen met een veel groter probleem, veroorzaakt door een veel ontzagwekkendere vijand: waarschijnlijk in november 219 BCE nam de Carthaagse bevelhebber Hannibal de stad Saguntum in Spanje in na een beleg van acht maanden.

Ondertussen in Spanje

In 220 BCE was Hannibal verdergegaan met zijn agressieve veldtocht tegen de stammen van het Iberisch schiereiland. Hij stak eerst de rivier de Tagus over, leverde strijd met de Keltische Vaccaei en nam twee van hun steden in. De overlevenden bundelden hun krachten met de Olcades, die het voorafgaande jaar al verslagen waren, en met de Carpetani. Samen vielen ze de achterhoede van Hannibals leger aan toen dit beladen met buit weer in de buurt van de Tagus was gekomen.

De Carthaagse bevelhebber kon nu aantonen wat voor tactisch genie hij was. In plaats van terug te vechten gaf hij zijn troepen de opdracht de rivier over te steken. De Vaccaei, Olcades en Carpetani verkeerden in de veronderstelling dat ze de vijand op de vlucht gejaagd hadden. Ze zetten onbesuisd de achtervolging in en begonnen eveneens door de rivier te waden. Hannibal gaf daarop zijn ruiterij het bevel het water in te rijden. De Iberiërs en Kelten waren allemaal te voet terwijl de Carthagers vanaf de rug van hun paarden vochten. Deze konden hun tegenstanders, die moeite hadden zich staande te houden, dan ook gemakkelijk neerhouwen. Hannibals olifanten duwden iedereen terug die probeerde langs de rivieroever omhoog te klimmen en ze vertrappelden vele vijanden. Toen de overlevenden zich terugtrokken naar hun eigen kant van de rivier liet Hannibal zijn infanterie in gesloten slagorde oversteken. De overgebleven Vaccaei, Olcades en Carpetani werden gemakkelijk verslagen. Nadat Hannibal nog eens had huisgehouden in hun gebieden, boden de Carpetani aan vrede te sluiten.

Het kasteel van het huidige Sagunto (foto: Pelayo2, CC BY-SA 3.0 licentie).

Hannibal bedreigde nu de stad Saguntum. Saguntum – ook wel Arsé genoemd – was een Iberische stad, maar had altijd sterke banden gehad met zowel de Griekse als de Fenicische nederzettingen in Spanje. De stad was groot en welvarend. Polybius meldt onder meer: “De grond die door de inwoners van de stad wordt bewerkt brengt alle mogelijke producten voort en is de vruchtbaarste van heel Spanje”.[3] Het zal waarschijnlijk altijd wel onduidelijk blijven wat de precieze relatie tussen Rome en Saguntum was. Livius beweert dat Saguntum werd genoemd in het verdrag dat in 226 BCE tussen Rome en Hasdrubal was gesloten en daarin als vrije stad was aangemerkt. Het is echter twijfelachtig of de stad überhaupt in het verdrag voorkwam. Saguntum bevond zich ver ten zuiden van de rivier de Ebro, de rivier die de grens vormde tussen de Carthaagse en Romeinse invloedssferen in Spanje. Er lijkt dan ook geen enkele reden te zijn geweest om de stad in het verdrag op te nemen en Polybius maakt hier ook geen melding van. Niettemin is het zeker mogelijk dat Saguntum zichzelf, vrezend voor de Carthaagse expansie, onder Romeinse bescherming plaatste (men herinnert zich hoe de rebellen tijdens de Huurlingenoorlog hadden geprobeerd Utica onder Romeinse bescherming te plaatsen).

Een passage in het werk van Polybius suggereert dat er al enige tijd voordat Hannibal de stad aanviel Romeinse arbiters in Saguntum actief waren geweest, kennelijk om te bemiddelen in een intern conflict, wellicht tussen facties die Rome, dan wel Carthago steunden. Nadat Saguntum in conflict was geraakt met een naburige stam die ze van strooptochten in haar territorium beschuldigde, besloot Hannibal te interveniëren aangezien deze stam een Carthaagse bondgenoot was. De Saguntijnen stuurden direct wanhopige verzoeken om hulp naar de Romeinen. Deze stuurden op hun beurt een gezantschap naar Hannibal en drukten hem op het hart deze stad onder Romeinse bescherming met rust te laten. Hannibal negeerde hun waarschuwingen en een Romeinse missie naar Carthago zelf leverde niets op. In de lente van 219 BCE liet Hannibal zijn strijdkrachten naar Saguntum oprukken.

De stad was zwaar versterkt en lag op een steile heuvel. Ze was dus een harde noot om te kraken. Hannibal besloot de stad niet uit te hongeren, maar voor een agressieve aanpak te kiezen. Zijn troepen vielen Saguntum aan met allerhande belegeringswerktuigen, maar de Saguntijnen boden dapper weerstand. Ze maakten effectief gebruik van de phalarica, door Livius omschreven als

“een werptuig met een dennenhouten schacht, die overal rond was behalve aan het uiteinde, waar een ijzeren punt uitstak. Dat uiteinde – vierkant zoals bij onze werpspies – werd met vlas omwonden en met pek bestreken. De ijzeren punt was drie voet lang om schild en lichaam tegelijk te kunnen doorboren. Maar wat de grootste schrik veroorzaakte – ook als het wapen in het schild bleef steken zonder het lichaam binnen te dringen – was dat men het wapen vóór het afschieten in het midden aanstak en dat de vlam door het voortbewegen nog vele feller oplaaide; zo werd de soldaat gedwongen zijn schild los te laten, wat hem weerloos maakte tegen volgende schoten.”[4]

Hannibal Barcas

Keer op keer vielen de Carthagers de muren aan, en evenzovele keren werden ze teruggeslagen. Hun verliezen moeten zwaar zijn geweest en tijdens een aanval raakte Hannibal zelf gewond. In de tussentijd deden de Romeinen niets. Ze waren in beslag genomen door de oorlog met de Illyriërs en Saguntum was heel ver weg. Hoewel Polybius alleen de consul Paullus noemt, is het vrij zeker dat zijn collega Marcus Livius Salinator[5] eveneens was belast met de strijd tegen de Illyriërs (Dio noemt hem wel, en deze Livius werd later veroordeeld voor het verduisteren van een deel van de buit, waarop hij zich terugtrok op het platteland). Nu beide consuls elders bezig waren, kon Rome maar weinig doen. Na een beleg van acht maanden werd Saguntum uiteindelijk door Hannibal ingenomen, waarschijnlijk in november 219 BCE. Aangezien de stad zich had verzet, werd ze geplunderd en werden de meeste inwoners als slaaf verkocht. In de Oude Wereld verspreidde nieuws zich langzaam, maar de Romeinen moeten toch wel binnen een maand op de hoogte zijn gebracht van het lot van Saguntum. De vraag was nu: hoe zouden ze reageren?

Bronnen

Primair

Secundair

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage, p. 144-145;
  • Richard Miles, Carthage must be destroyed, p. 228-232.

Noten

[1] Esquilina, Palatina, Suburana en Collina.

[2] Polybius 3.16 (vertaling: Wolther Kassies).

[3] Polybius 3.17 (vertaling: Wolter Kassies).

[4] Livius 21.8 (vertaling: Hedwig van Rooijen-Dijkman).

[5] Hij kreeg de bijnaam ‘Salinator’ in 204 BCE, toen hij als censor verantwoordelijk was voor de invoering van een zoutbelasting.

17 Comments:

  1. Pingback:De Annalist: Het Jaar 216 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:Rome: San Lorenzo in Lucina – – Corvinus –

  3. Pingback:De Annalist: Het Jaar 207 BCE – – Corvinus –

  4. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 218 BCE – – Corvinus –

  5. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 217 BCE – – Corvinus –

  6. Pingback:The Second Illyrian War and the Fate of Saguntum: The Years 220-219 BCE – – Corvinus –

  7. Pingback:Rome: Santa Maria in Via Lata – – Corvinus –

  8. Pingback:Grieks-Romeinse betrekkingen: Het Jaar 201 BCE – – Corvinus –

  9. Pingback:Het Proces tegen Lucius Scipio: Het Jaar 187 BCE – – Corvinus –

  10. Pingback:Rome: Het Pantheon – – Corvinus –

  11. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 214 BCE – – Corvinus –

  12. Pingback:Boekbespreking: Via Appia – – Corvinus –

  13. Pingback:Rome: San Marcello al Corso – – Corvinus –

  14. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 215 BCE – – Corvinus –

  15. Pingback:Spoleto: Overblijfselen van een Romeinse stad – – Corvinus –

  16. Pingback:Spello: Overblijfselen van een Romeinse stad – – Corvinus –

  17. Pingback:Umbrië: Carsulae – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.