De Eerste Illyrische Oorlog: De Jaren 230-228 BCE

Samenvatting

  • Illyriërs plunderen onder leiding van Koningin Teuta de Griekse kustgebieden. Romeinse en Italiaanse schepen worden eveneens aangevallen, wat tot een Romeinse interventie leidt (230 BCE);
  • De Romeinen behalen een gemakkelijke overwinning op de Illyriërs tijdens de Eerste Illyrische Oorlog (229-228 BCE).

De Illyriërs waren een losse coalitie van stammen. Vaak vochten ze onderlinge conflicten uit, maar een zekere Koning Agron lijkt erin geslaagd te zijn ze min of meer te verenigen. Agron had een grote vloot uitgerust met snelle schepen genaamd lemboi, die werden gebruikt voor het uitvoeren van raids. Na zijn dood trad zijn vrouw Koningin Teuta op als regent voor haar minderjarige zoontje.[1] Zij gaf de Illyrische piraten de vrije hand en organiseerde aanvallen op Elis en Messenië in de Peloponnesos. Ook Epirus werd door de Illyriërs geplunderd. Hier slaagden zij er – dankzij het verraad van een troep Keltische huurlingen – in de belangrijke stad Phoinike in te nemen. De Romeinen hadden genoeg redenen deze Illyrische activiteiten met argusogen te volgen. Al jarenlang werden Romeinse en Italiaanse koopvaardijschepen die op de Adriatische Zee voeren aangevallen en buitgemaakt door Illyrische piraten. Zo kon het echt niet langer. Een Romeinse interventie liet niet lang op zich wachten.

De Eerste Illyrische Oorlog

In 230 BCE zond de Romeinse Senaat afgezanten naar het hof van Koningin Teuta. Het gezantschap stond onder leiding van Gaius en Lucius Coruncanius. Als we af mogen gaan op het verslag van Appianus werden de Romeinse gezanten vergezeld door ambassadeurs van het eiland Issa (het huidige Vis, onderdeel van Kroatië), dat door de Illyriërs belegerd werd. Volgens Polybius werden de Romeinse gezanten respectloos behandeld. Teuta luisterde met minachting naar hun klachten en betoogde dat, aangezien de piraterij was gepleegd door particulieren, zij zich daar als koningin niet mee mocht bemoeien. Polybius voegt daaraan toe dat de jongste van de Coruncanii de koningin op gedurfde wijze van repliek diende. Teuta voelde zich daardoor beledigd en stuurde enkele mannen achter de gezanten aan toen die de terugreis naar Rome hadden aangevat. De jongste Coruncanius werd vermoord, net als Kleemporos, de gezant van Issa.

De Romeinen zagen in de moord op Coruncanius een casus belli. Hoewel onder historici betwijfeld wordt of deze moord wel echt heeft plaatsgevonden, lijkt het redelijk om aan te nemen dat de Romeinse motieven om de Illyriërs de oorlog te verklaren een combinatie waren van verontwaardiging over de piratenaanvallen op hun schepen en de wens de Romeinse invloed verder naar het oosten uit te breiden, naar de andere kant van de Adriatische Zee. Het is eveneens duidelijk dat de Romeinse diplomatieke missie naar de Illyriërs geen enkel effect had. Integendeel, Koningin Teuta lijkt haar plundertochten in het Griekse kustgebied juist te hebben verdubbeld. De stad Epidamnos (het huidige Durrës in Albanië) werd aangevallen en er landden ook Illyrische troepen op Kerkyra, het tegenwoordige Corfu. Schepen van de Achaeïsche en de Aetolische Bond probeerden tussenbeide te komen, maar ze werden verpletterend verslagen in een zeeslag bij de Paxoseilanden, ten zuiden van Corfu. De bewoners van Kerkyra werden nu gedwongen een overeenkomst met de Illyriërs te tekenen en een garnizoen op hun eiland te aanvaarden. Dit garnizoen stond onder leiding van ene Demetrios van Faros.

Kaart van Epirus en Illyrië (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0)

Nu was het de Romeinen ernst met hun interventie. Tegen het jaar 229 BCE hadden ze een sterke vloot van zo’n 200 oorlogsschepen uitgerust. Deze stond onder leiding van een van de consuls van dat jaar, Gnaeus Fulvius Centumalus. Zijn collega Lucius Postumius Albinus voerde het commando over de landstrijdkrachten, een consulair leger van zo’n 20.000 infanteristen en 2.000 ruiters. Centumalus voer eerst naar Kerkyra en nam het eiland zonder moeite in. De bevolking ontving hem met open armen en Demetrios pleegde verraad jegens zijn koningin door naar de Romeinen over te lopen. Kerkyra stelde zichzelf onder Romeinse bescherming en tekende een vriendschapsverdrag. Met de overloper Demetrios als zijn gids voer Centumalus vervolgens naar Apollonia, waar Albinus zich bij hem voegde. Deze was inmiddels vanuit Brundisium met zijn leger de Adriatische Zee overgestoken.

De Eerste Illyrische Oorlog werd een gemakkelijke overwinning voor Rome. De Illyriërs waren geen partij voor het Romeinse leger en de Romeinse vloot. Apollonia en Epidamnos stelden zich eveneens onder Romeinse bescherming en de Romeinse vloot slaagde erin ook het beleg van Issa te doorbreken. De Romeinen begonnen nu de kuststeden van Illyrië aan te vallen met gecombineerde operaties van leger en vloot. Er waren hier geen grote steden, alleen versterkte stadjes. De Romeinen behaalden verschillende gemakkelijke overwinningen, hoewel ze ook bij één confrontatie een quaestor en diverse officieren verloren. Koningin Teuta trok zich terug naar Rhizon, een stad die volgens Polybius zwaar versterkt was en ver van de zee lag (feitelijk lag de stad in de Baai van Kotor in het huidige Montenegro). Aan het einde van het oorlogsseizoen stelden de Romeinen Demetrios aan als cliëntheerser over de steden en gebieden die ze hadden veroverd, een beslissing waar ze later nog spijt van zouden krijgen. Centumalus nam nu het grootste gedeelte van vloot en leger mee terug naar Italië, terwijl Albinus overwinterde in Epidamnos.

In de lente van 228 BCE stuurde Koningin Teuta gezanten naar de Romeinen met een verzoek om vrede. Ze werd gedwongen een schadevergoeding te betalen en zich terug te trekken uit de meeste van haar Illyrische gebieden, met uitzondering van enkele steden. Wat nog belangrijker was: het werd bewapende Illyrische schepen verboden verder naar het zuiden te varen dan de stad Lissos (het huidige Lezhë in Albanië). Dit verbod was ongetwijfeld bedoeld om piraterij in te dammen. De Eerste Illyrische Oorlog was nu voorbij. De Romeinen hadden een belangrijke zege behaald. Rome had nu een voet aan de grond in de Griekse wereld. Polybius voegt daar nog aan toe dat de Romeinen ook gezanten naar Athene en Korinthe stuurden om de diplomatieke betrekkingen te versterken. Voor het eerst werd het Romeinse atleten nu toegestaan aan de Istmische spelen deel te nemen.

Bronnen

Primair

Secundair

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage, p. 139.

Noot

[1] Of stiefzoontje. Volgens Appianus was ze niet de moeder van de jongen.

6 Comments:

  1. Pingback:De Annalist: Het Jaar 217 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 216 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:Keltische en Illyrische oorlogen: De Jaren 227-226 BCE – – Corvinus –

  4. Pingback:De Tweede Illyrische Oorlog en het Lot van Saguntum: De Jaren 220-219 BCE – – Corvinus –

  5. Pingback:De Tweede Macedonische Oorlog: Het Jaar 197 BCE – – Corvinus –

  6. Pingback:Mijn wandeling langs de Via Appia (deel 1) – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.