Rome: Santi Quattro Coronati

Ingang tot het complex van Santi Quattro Coronati.

Alweer heel wat jaren geleden waren mijn wederhelft en ik aan het lunchen in een klein restaurant in de Via dei Santi Quattro, net achter het Colosseum. Plotseling kreeg ik een sms van een vriend met de vraag of ik wellicht zin had in een drankje die avond. Dat ging natuurlijk niet: ik was in Rome, hij in Amsterdam. Het drankje ging dus niet door, maar mijn vriend gaf me wel een briljante tip. Hij raadde me aan de kerk van Santi Quattro Coronati te bezoeken, en dan vooral de Kapel van Sint Sylvester die onderdeel is van hetzelfde complex. Wat een toeval! We bevonden ons als gezegd in de Via dei Santi Quattro, en de kerk waar mijn vriend op doelde, stond even verderop. Helaas bleek ze ook gesloten te zijn op dat uur. De openingstijden van de kerk zijn spijtig genoeg niet erg genereus, dus ook een later bezoek kwam er gewoon niet van. Uiteindelijk moest ik vijf jaar wachten voordat ik de Santi Quattro Coronati en de naastgelegen kapel kon bezoeken. Maar het was het waard.

De vier gekroonde heiligen

De naam Santi Quattro Coronati suggereert dat de kerk is gewijd aan vier gekroonde heiligen. Nou ja, niet helemaal dus. Er zijn in feite twee groepen gekroonde – dat wil zeggen: met een martelaarskroon getooide – heiligen, te weten een groep van vijf (!) beeldhouwers en een tweede groep van vier soldaten. Dat levert in totaal negen gekroonde martelaren op, en van allemaal kunnen we betwijfelen of ze wel echt bestaan hebben. Volgens de overlevering waren de beeldhouwers christenen die weigerden een beeld te maken van de Romeinse god van de geneeskunde, Asclepius. Tijdens de regering van keizer Diocletianus (284-305) zouden ze de marteldood gestorven zijn. De keizer liet ze opsluiten in loden kisten en in de rivier de Sava gooien. Dit zou allemaal gebeurd zijn in Sirmium in Pannonië, het huidige Sremska Mitrovica in Servië. De vier soldaten van de tweede groep waren eveneens christenen, en zij zouden hebben geweigerd te offeren aan Asclepius. De soldaten waren gelegerd in het Castra Albana in Latium, het hoofdkwartier van het Legio II Parthica, in 197 opgericht door keizer Septimius Severus. Vanwege hun weigering liet Diocletianus ze executeren.

Santi Quattro Coronati door Nanni di Banco (vroege vijftiende eeuw), kerk van Orsanmichele, Florence.

In sommige versies van de legende worden de twee verhalen aan elkaar geplakt. Een van mijn bronnen beweert zelfs dat de vier soldaten weigerden de vijf beeldhouwers te executeren, waarna ze zelf geëxecuteerd werden! Mij klinkt het allemaal als pseudogeschiedenis in de oren, maar de kerk van Santi Quattro Coronati beweert in alle ernst dat de overblijfselen van de vier gekroonde martelaren in de crypte worden bewaard. Deze was niet toegankelijk voor het publiek toen ik de basiliek bezocht, maar volgens mijn bronnen worden de relikwieën er bewaard in vier aparte sarcofagen. Of het hier gaat om de overblijfselen van vier of vijf beeldhouwers, van vier soldaten of van maximaal negen gekroonde martelaren is, zo neem ik aan, van ondergeschikt belang.

Geschiedenis van de basiliek

Op het eerste gezicht lijkt het complex waarvan de kerk van Santi Quattro Coronati deel uitmaakt meer op een fort. Dikke, hoge muren en een indrukwekkende wachttoren boven de ingang geven het complex een afschrikwekkende uitstraling. Inderdaad werd een deel van het complex, het zogenaamde Paleis van de Kardinaal, gebouwd voor defensieve doeleinden. Ik zal er hieronder aandacht aan besteden.

Apsis van de kerk.

Het lijdt geen twijfel dat de Santi Quattro Coronati een erg oude basiliek is. Het eerste gebouw op deze plek was een Romeinse basilica uit de vierde eeuw. Het ging om een seculier gebouw, bestemd voor publieke zaken. We weten niet wanneer dit gebouw werd omgevormd tot een kerk, maar de traditie dat Paus Melchiades (of Miltiades) hiervoor verantwoordelijk was, vindt geen steun in het beschikbare feitenmateriaal en is ook nogal onwaarschijnlijk. Melchiades was paus van 311 tot en met 314. Als de Romeinse basilica dus rond 300 werd gebouwd, zou ze vrijwel direct tot een kerk zijn omgevormd. We kunnen daarom beter aannemen dat de omvorming tot een plaats voor de christelijke eredienst later plaatsvond. In elk geval was de Romeinse basilica veel groter dan de huidige kerk. Het complex heeft tegenwoordig twee binnenplaatsen, maar in de late Oudheid maakte de tweede binnenplaats deel uit van het gebouw. Het onderste gedeelte van de enorme apsis is nog origineel en dateert dus uit de vierde eeuw. Het loont de moeite de apsis nader te bekijken in de Via dei Querceti ten westen van het complex.

Het is mogelijk dat het gebouw pas een kerk werd tijdens het pontificaat van Paus Honorius I (625-638), maar wederom weten we dat niet zeker. Wat we wel weten is dat Paus Leo IV (847-855), de man die Rome verdedigde tegen de Saracenen, de basiliek in de negende eeuw liet herbouwen. Het resultaat was een grote kerk, met een middenschip en zijbeuken. De nieuwe kerk liep ernstige schade op toen de Normandiërs van Robert Guiscard in 1084 Rome plunderden. Paus Paschalis II (1099-1118) liet haar herbouwen, maar op een veel kleinere schaal. De huidige kerk kan in feite worden gezien als een afgeknotte versie van de vorige. Het middenschip werd met zo’n 20-25 meter ingekort, waardoor een tweede binnenplaats werd gecreëerd. De zijbeuken werden opgegeven en later geannexeerd door het Benedictijnse klooster ten zuiden van de kerk en het verblijf van de kardinaal-priester ten noorden ervan. Dit verblijf was het zogenaamde Paleis van de Kardinaal. Het gevolg was dat de nieuwe Santi Quattro Coronati niet alleen korter, maar ook veel smaller was. De apsis werd echter niet verkleind, met als gevolg dat deze veel te groot lijkt voor een relatief bescheiden kerk. De nieuwe basiliek van Paschalis werd gewijd op 20 januari 1116.

Interieur van de kerk.

In 1246 werd het Paleis van de Kardinaal vergroot en versterkt door kardinaal Stefano de Normandis dei Conti (gestorven in 1254). De reden om dit gedeelte van het complex te versterken was waarschijnlijk om een veilig heenkomen te creëren waarop de regerende paus zich kon terugtrekken als de nood aan de man was. Men meende dat het Lateraans Paleis, dat ongeveer 500 meter verderop ligt, niet verdedigd kon worden, terwijl tegelijkertijd de bevolking van Rome wispelturig en onbetrouwbaar was. In deze tijd woedde het conflict tussen de Welfen, die pro-paus waren, en de Ghibellijnen, die de keizer steunden. De positie van de paus was daardoor nooit veilig. De zittende paus, Innocentius IV (1243-1254), was bovendien verwikkeld in een bitter conflict met Frederik II, keizer van het Heilige Roomse Rijk. Kardinaal Conti liet ook de Cappella di San Silvestro (Kapel van Sint Sylvester) inwijden als zijn privé kapel in het Paleis en liet er fresco’s op de muren schilderen. Deze zijn evident pauselijke propaganda en komen hieronder nog uitgebreid aan de orde.

Toen de pausen in 1309 naar Avignon vertrokken, raakte het Paleis van de Kardinaal spoedig in verval. In 1564 werd het hele complex geschonken aan een gemeenschap van Augustijner nonnen. Die begonnen er een weeshuis, dat ze beheerden totdat het uiteindelijk in 1872 gesloten werd. De monache agostiniane zelf zijn er echter nog steeds. Er is een vrij goede kans dat u ze ook zult zien als u de kerk, de kruisgang of de kapel bezoekt. Volgens een van mijn reisgidsen hebben de deze nonnen een gelofte van stilte afgelegd. Ik denk het eigenlijk niet. Toen ik de kerk bezocht, stond er een te praten met een bezoeker. Bovendien, als u de Kapel van Sint Sylvester wilt bezoeken, zal een non u toch echt vertellen dat een donatie gewenst is.

Het complex verkennen

Cosmatenvloer, met enig hergebruikt marmer van grafstenen.

De eerste binnenplaats is het atrium van de kerk die Paus Leo IV in de negende eeuw liet bouwen. Hier is niet veel te zien, behalve dan de imposante wachttoren (zie de eerste afbeelding van deze bijdrage). Een van mijn reisgidsen beweert dat hij tot de oudste torens in Rome behoort, maar in feite is tenminste een deel ervan een reconstructie uit de vroege twintigste eeuw. Het idee in die tijd was om kerken uit de Middeleeuwen hun oorspronkelijke middeleeuwse uiterlijk terug te geven. Doorgaans leidden zulke projecten tot een resultaat dat volstrekt niet historisch accuraat is, maar helemaal de mening van de architect weerspiegelt (zie bijvoorbeeld de Santa Maria in Cosmedin). De architect die de verbouwing van de Santi Quattro Coronati leidde, was Antonio Muñoz (1884-1960). Hij was eveneens betrokken bij de restauratie van de San Giorgio in Velabro.

Ook de tweede binnenplaats is niet bijster interessant. Het interessantste weetje is dat wat nu een binnenplaats is ooit tot het middenschip van de kerk van Paus Leo behoorde. Bezoekers die de huidige kerk binnengaan, merken direct hoe kort het middenschip tegenwoordig is. Ook zien ze meteen de veel te grote apsis met haar kleurrijke fresco’s en de prachtige Cosmatenvloer. Deze vloer is zonder twijfel het topstuk van de basiliek. Hij is zo’n 900 jaar oud en werd gemaakt door een zekere Magister Paulus, vermoedelijk toen Paus Paschalis II de kerk liet herbouwen na de Normandische plunderingen van 1084. In de zijbeuken treffen we een aantal nogal beschadigde fresco’s aan van heiligen. Deze dateren uit de veertiende eeuw. Een ervan toont de Bark van Petrus, een symbolische representatie van de Rooms-Katholieke Kerk als een schip (zie Rome: Santa Maria in Domnica voor een ander voorbeeld).

Apsisfresco’s.

Zowel de fresco’s op de muur van de apsis als die in de schelp werden gemaakt door de Florentijnse Barokschilder Giovanni da San Giovanni (1592-1636). Op de muur zien we elf panelen met voorstellingen die betrekking hebben op het martelaarschap van de Santi Quattro Coronati (de beeldhouwers, als ik me niet vergis). De schelp van de apsis heeft een immens fresco van de Glorie van de Hemel. Een blik op de afbeelding die is opgenomen in deze bijdrage leert dat een van de ramen in de apsis wordt geblokkeerd door het naastgelegen klooster. Alle drie de ramen hebben gordijnen, maar terwijl we duidelijk zonlicht zien achter de ramen rechts en in het midden, blijft het bij het linkerraam helemaal donker.

Het klooster

Als u het klooster wilt bezoeken, kunt u in de linker zijbeuk aanbellen. Een suppoost zal de deur voor u opendoen en vragen hoe hij u van dienst kan zijn. Als u zegt dat u het klooster wilt bezoeken, zal hij vragen om een donatie van minimaal twee euro als bijdrage aan de verdere restauratie van dit gedeelte van het complex. Wees alstublieft gul. Het klooster is een mooi en heerlijk rustig plekje in dit deel van de stad, waar bezoekers hopelijk nog lange tijd welkom zullen zijn. Helaas is de binnenplaats met de fontein afgesloten, maar bezoekers mogen wel zonder begeleiding door de galerijen lopen en overal foto’s maken. Het klooster werd in de dertiende eeuw gebouwd, vermoedelijk na 1239, voor de Benedictijnse monniken die het complex tot 1417 hebben beheerd. Zij werden opgevolgd door Celestijnen en Camaldulenzen, en ten slotte door de Augustijner nonnen die hierboven reeds genoemd werden.

Kloostergang van het complex.

Alleen het onderste gedeelte van de kruisgang, tot aan de lijsten, is origineel. De bovenste verdieping, die overigens afzichtelijk is, werd in de zestiende eeuw gebouwd toen het complex een weeshuis werd. De fontein op de binnenplaats dateert van de twaalfde eeuw. Deze behoort tot de oudste in Rome en is ouder dan het klooster zelf. Oorspronkelijk stond ze op de tweede binnenplaats voor de kerk. Later werd ze hierheen verplaatst.

Vanuit de galerijen kan men de Cappella di Santa Barbara bezoeken. Deze kapel heeft een interessante bouwkundige geschiedenis. Eerst maakte ze deel uit van de basiliek van Paus Leo IV uit de negende eeuw. Men kon haar betreden vanuit de linker zijbeuk (vanuit het noorden dus). Hierboven heb ik al uitgelegd dat die linker zijbeuk onderdeel van het klooster werd. Als gevolg hiervan kan men de kapel nu alleen vanuit de kruisgang (dat wil zeggen vanuit het westen) binnenkomen. Helaas is er van de muurfresco’s in de kapel nog maar weinig over.

De Kapel van Sint Sylvester

Deze kapel is het ware hoogtepunt van de Santi Quattro Coronati. Formeel gesproken maakt ze niet eens deel uit van de kerk. Sterker nog, eeuwenlang heeft de kapel gefunctioneerd als zelfstandige kerk. Zoals hierboven reeds werd aangehaald, werd de kapel in 1246 gewijd door kardinaal Conti als diens privé kapel. Toen het complex in handen van de Augustijner nonnen met hun weeshuis kwam, en de zusters geen behoefte bleken te hebben aan de kapel, werd deze aangekocht door het gilde van de marmerwerkers, de Università dei Marmorari. Dit gilde werd in 1406 opgericht en – mirabile dictu! – het bestaat nog steeds. Beroemde beeldhouwers en architecten, zoals Michelangelo, Bernini, Borromini, Ercole Ferrata en Carlo Maderno, waren er lid van. De vier gekroonde martelaren die tevens beeldhouwers waren, waren toevallig ook de schutspatronen van de Università. Dat verklaart de interesse van de marmerwerkers in deze kapel, die immers onderdeel is van een complex dat aan deze martelaren is gewijd.

Fresco’s boven de ingang.

Als u de kapel wilt bezoeken, kunt uit vanuit de tweede binnenplaats een ontvangsthal binnenlopen. Daar kunt u aanbellen. Een van de nonnen zal u – in het Italiaans – vragen wat u komt doen. Als u antwoordt dat u de kapel wilt zien, zal u worden gevraagd om een donatie (wees wederom gul). Daarna zal de non de deur voor u van het slot halen. Tegenwoordig zit er een elektronisch slot op de deur: als u de zoemer hoort, kunt u zelf de deur opendoen (in het verleden kregen bezoekers een echte sleutel mee!). De fresco’s op de muren van de kapel werden in 1246 (volgens één bron in 1248) geschilderd door onbekende kunstenaars. Ze zijn schitterend, en hoewel sommige beschadigd zijn, verkeren de meeste in uitstekende staat. Acht van de fresco’s vormen samen een serie die het volkomen onhistorische verhaal vertelt van keizer Constantijn de Grote (306-337) en Paus Sylvester I (314-335). Dit verhaal dient duidelijk politieke en religieuze doeleinden en is om die reden erg intrigerend. Laten we de fresco’s daarom eens nader bekijken.

De serie begint boven de ingang van de kapel, net onder een groot fresco in de lunette met Christus als de Pantokrator tussen de Maagd Maria, Johannes de Doper, Petrus, Paulus en de andere apostelen. In de eerste scène van de serie zien we de keizer. Hij is getroffen door de lepra, wat zijn straf is voor het vervolgen van christenen. De gebruikelijke behandeling om van deze ziekte af te komen, is een bad in kinderbloed. Dat weigert de keizer echter, tot grote opluchting van de aanwezige moeders. In de tweede scène ligt de keizer te slapen. Zijn gezicht is nog steeds aangetast door de ziekte. Petrus en Paulus verschijnen aan hem in een droom en raden hem aan Paus Sylvester bij zich te roepen. Deze leeft op dat moment in ballingschap op de Monte Soratte. Een delegatie van drie mannen wordt daarop naar de paus gestuurd, die zich bereid verklaart terug te keren naar Rome (scènes drie en vier).

Constantijn getroffen door lepra en bezocht door Petrus en Paulus in een droom.

Paus Sylvester toont Constantijn een icoon met Petrus en Paulus erop.

Nu volgen de interessantste scènes. Allereerst toont de paus de keizer een icoon met de gezichten van Petrus en Paulus (scène vijf). Vervolgens wordt Constantijn gedoopt door volledige onderdompeling, wat natuurlijk veel acceptabeler is dan baden in kinderbloed (scène zes). Nu de keizer een christen is geworden, geneest hij op wonderbaarlijke wijze van zijn lepra. Uiteraard is hij daar erg dankbaar voor. In de laatste twee scènes zien we Constantijn de paus een simpele tiara overhandigen. Ook houdt hij de teugels van diens paard vast, een duidelijk teken van onderwerping.

Een mooi verhaal, maar het is volslagen nonsens. Constantijn heeft nooit christenen vervolgd en ook nooit aan lepra geleden. Hoogstwaarschijnlijk is de ballingschap van Paus Sylvester gewoon verzonnen en deze paus was zeker niet verantwoordelijk voor de doop van Constantijn. Sterker nog, Sylvester was allang dood toen Constantijn zich in 337 op zijn sterfbed eindelijk liet dopen. Het is hierboven reeds vermeld: de fresco’s zijn propagandamateriaal.

Donatio Constantini.

De zevende scène is erg belangrijk, want deze staat symbool voor de Donatio Constantini, de ‘schenking van Constantijn’. Daarmee wordt gedoeld op de vermeende overdracht van de wereldlijke macht over het Westelijke Rijk door Constantijn aan de Paus. Als gevolg van deze overdracht moest de keizer als ondergeschikt aan de Paus worden beschouwd. Helaas voor de Kerk heeft deze Donatio nooit plaatsgevonden. In feite was hier sprake van uitgekookt bedrog in de vorm van een document dat in het midden van de achtste eeuw werd gefabriceerd. Of kardinaal Conti de waarheid nu kende of niet, de fresco’s kwamen goed van pas in een tijd waarin de paus lijnrecht tegenover de keizer van het Heilige Roomse Rijk stond en waarin de vraag wie er nu ondergeschikt was aan wie uiterst relevant was.

Hoewel de fresco’s over Constantijn en Sylvester de interessantste kunstwerken in de kapel vormen, moet u niet vergeten ook de fresco’s op de rechter muur te bekijken. Hier zien we links het vreemde verhaal over een joodse rabbijn die het woord “Satan” (of, in een andere versie van het verhaal, “Jehova”) in het oor van een stier fluistert. De stier valt hierop dood neer, maar Sylvester weet het dier weer tot leven te wekken door het woord “Jezus” in zijn oor te fluisteren. De tweede voorstelling toont Helena, moeder van Constantijn, die in Jeruzalem het Ware Kruis vindt.

Constantijn houdt het paard van Paus Sylvester bij de teugels vast.

Legende van de stier/vondst van het Ware Kruis.

De derde voorstelling is beschadigd, maar deze toont hoe Sylvester een draak verslaat die Romeinse burgers terroriseerde op het Forum. De marmerwerkers huurden Raffaellino da Reggio (1550-1578), die op slechts 28-jarige leeftijd kwam te overlijden, in om het kleine koor van fresco’s te voorzien. Raffaellino leverde goed werk af. Dat kan niet gezegd worden van de marmerwerkers zelf: die beschadigden de dertiende-eeuwse fresco’s toen ze koorbanken lieten plaatsen.

Bronnen

  • Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 185;
  • Luc Verhuyck, SPQR. Anekdotische reisgids voor Rome, p. 238-240;
  • Santi Quattro Coronati op Churches of Rome Wiki.

7 Comments:

  1. Pingback:Rome: San Clemente – – Corvinus –

  2. Pingback:Rome: Santa Maria Antiqua – – Corvinus –

  3. Pingback:Rome: Santi Nereo e Achilleo – – Corvinus –

  4. Pingback:Rome: San Silvestro in Capite – – Corvinus –

  5. Pingback:Bologna: San Petronio – – Corvinus –

  6. Pingback:Constantijn de Grote: De Jaren 324-325 – – Corvinus –

  7. Pingback:Constantine the Great: The Years 324-325 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.