Rome: Santa Maria Antiqua

Interieur van de Santa Maria Antiqua.

De Santa Maria Antiqua is een pareltje aan de rand van het Forum Romanum. Het gaat om een grotendeels verwoeste kerk uit de zesde eeuw die niet langer wordt gebruikt voor religieuze diensten. De kerk kan bezocht worden met hetzelfde kaartje dat toegang geeft tot het Forum en op dit moment zou het nog mogelijk moeten zijn om vrij in het gebouw rond te lopen. Mogelijk verandert dit in de nabije toekomst en worden mensen alleen nog maar toegelaten als ze zich aansluiten bij een formele rondleiding (zoals nu al het geval is bij het Huis van Livia op de Palatijn).

Binnen in de kerk vinden we kwetsbare fresco’s die een oppervlakte van zo’n 250 m² beslaan. Een aanzienlijk deel van de fresco’s is zwaar beschadigd of verweerd, maar veel ervan zijn zeer fraai gerestaureerd. Deze fresco’s zijn prachtig en hebben sommigen ertoe gebracht de kerk de “Sixtijnse Kapel van de Middeleeuwen” te noemen. De meeste fresco’s werden geschilderd tijdens de pontificaten van vier pausen: Martinus I (649-655), Johannes VII (705-707), Paulus I (757-767) en Adrianus I (772-795). Een aardbeving in 847 maakte verder gebruik van de kerk onmogelijk, maar haar atrium werd nog een aantal eeuwen langer gebruikt.

Achtergrondinformatie

De kerk staat achter de Tempel van Castor en Pollux, waarvan alleen nog een groot platform (eigenlijk niet meer dan een hoop puin) en drie zuilen over zijn. Eerst komen we dan bij het zogenaamde Oratorium van de Veertig Martelaren, dat hieronder nog zal worden besproken. Wie hier rechtsaf slaat, komt uit in het atrium van de Santa Maria Antiqua en dan in de kerk zelf. U kunt de kerk binnengaan door de dubbele deuren en dient erop te letten dat u de buitenste deuren weer dicht doet. U komt namelijk binnen in een ruimte waarin een systeem van klimaatbeheersing is geïnstalleerd om de fresco’s te beschermen.

Het Oratorium van de Veertig Martelaren. De kerk met de klokkentoren die we op de achtergrond zien, is de Santa Maria Nova of Santa Francesca Romana.

In de tijd van de Romeinse keizers kon men hier de ingang vinden van de kunstmatige helling die toegang gaf tot de Palatijn. Deze Rampa Imperiale werd door keizer Domitianus (81-96) gebouwd om het keizerlijk paleis op de heuvel te verbinden met het politieke, religieuze en commerciële centrum van Rome hier beneden, te weten het Forum Romanum. De helling was in feite een enorme overdekte wandelweg. Ze had een lengte van zo’n 300 meter en zigzagde zich in zeven segmenten een weg omhoog langs de heuvel. Wie de helling gebruikte, kwam zo’n 35 meter hoger uit. Tegenwoordig is een gedeelte van de helling opengesteld voor het publiek; de ingang bevindt zich in de linker zijbeuk van de kerk. Helaas is het nog niet mogelijk om door te lopen tot de top van de heuvel. De helling gaat momenteel niet verder dan een platform dat een mooi uitzicht over het Forum biedt.

Korte geschiedenis

Er is meer archeologisch onderzoek nodig om volledige duidelijkheid te krijgen over de functie van de gebouwen die dicht bij het onderste gedeelte van de helling van Domitianus stonden. Maar ook als er meer bewijs beschikbaar komt, is dit wellicht onvoldoende om al onze vragen te beantwoorden. Het moet niettemin mogelijk zijn een redelijk plausibele constructie te maken van dit gedeelte van het Forum. Daarbij kan de afbeelding in deze bijdrage, afkomstig van Google Earth, behulpzaam zijn.

Gezicht van boven (copyright: Google).

De grote ruimte links van de kerk zou de wachtkamer geweest kunnen zijn voor mensen die de keizer in zijn paleis op de heuvel wensten te bezoeken.[1] Het gebied waar de kerk zelf staat, was vermoedelijk eveneens onderdeel van de ontvangstfaciliteiten. Deze faciliteiten – bestaande uit een reeks kamers en binnenplaatsen – bleven tot ruim in de zesde eeuw in gebruik. Reeds voordat een deel van het complex werd omgebouwd tot een kerk werden er christelijke fresco’s op een aantal muren geschilderd en één daarvan is gedeeltelijk bewaard gebleven op de zogenaamde Palimpsest-muur (zie hieronder). De omvorming tot kerk vond plaats tijdens de regering van de Oost-Romeinse keizer Justinus II (565-578) en de Santa Maria Antiqua werd voor het eerst genoemd in een gids voor pelgrims uit 635. De kerk is niet het oudste christelijke gebouw op het forum (dat is waarschijnlijk de Santi Cosma e Damiano), maar ze is zeker erg oud.

De hierboven genoemde pausen leverden allemaal een bijdrage aan de decoratie van de kerk en haar atrium. De meesten hadden de neiging daarbij over het werk van hun voorgangers heen te laten schilderen. In 847 werd Rome getroffen door een aardbeving die veel schade in het gebied van het Forum veroorzaakte. Het is niet duidelijk hoe zwaar de schade aan de Santa Maria Antiqua was, maar het lijkt er in elk geval op dat de kerk verlaten werd en dat men voortaan de voorkeur gaf aan een oratorium gewijd aan Petrus en Paulus aan de andere kant van het Forum, in de buurt van het Colosseum. Dit oratorium zou later uitgroeien tot de kerk van Santa Maria Nova, die tegenwoordig doorgaans de Santa Francesca Romana genoemd wordt. Monniken, vermoedelijk Benedictijnen, bleven het atrium van de oude kerk gebruiken. Ze bouwden er een dak overheen en vormden het om tot een soort surrogaatkerk gewijd aan de Egyptische kluizenaar Sint Antonius-Abt (251-356). Deze nieuwe kerk werd wederom verlaten, vermoedelijk in de elfde eeuw en mogelijk omdat het gebouw werd beschadigd toen de Normandiërs in 1084 Rome plunderden. De waarheid is echter dat we gewoon niet weten wat er gebeurd is. Het blijft helaas gissen.

De Santa Maria Liberatrice voor de afbraak (foto uit het publieke domein).

We weten wel dat er in de dertiende eeuw een nieuwe kerk werd gebouwd, min of meer over de Santa Maria Antiqua heen. Deze kerk kreeg de naam Santa Maria Liberatrice, waarbij ‘Liberatrice’ slaat op de verzonnen heldendaden van Paus Sylvester I (314-337), die Rome zou hebben bevrijd van een draak die het Forum terroriseerde (volgens de overlevering ketende de dappere paus het monster met een zijden koord en mepte hij het vervolgens dood met een crucifix).[2] De nieuwe kerk werd in 1617 verbouwd in Barokstijl. Het is van belang op te merken dat de Santa Maria Liberatrice niet het hele terrein besloeg waar ooit haar voorganger stond. De tuin achter de nieuwe kerk bevond zich namelijk boven de apsis van de oude kerk. In 1702 ontdekten hoveniers die in deze tuin aan het graven waren de apsis en haar fresco’s. Die fresco’s waren toen nog in redelijk goede staat. Een kunstenaar genaamd Francesco Valesio (1670-1742) maakte er waterverfschilderijen van, die men hier kan bekijken.

Pas 200 jaar later werd begonnen met serieuze opgravingen. Tussen 1900 en 1902 werd de Santa Maria Liberatrice afgebroken. Het was uiteraard ook wel mogelijk geweest om archeologisch onderzoek onder de kerk te verrichten zonder haar te verwoesten, maar volgens de ideologie van die tijd waren gebouwen van ná de keizertijd niet meer welkom op het Romeinse Forum. Naar hedendaagse maatstaven is de beslissing om de Santa Maria Liberatrice af te breken natuurlijk ronduit schandalig; nog veel erger is dat deze beslissing niets bijdroeg aan het behoud van de fresco’s. Deze werden nu blootgesteld aan de elementen, waardoor de staat ervan in rap tempo verslechterde. Ondanks pogingen tot conservatie ging het alleen maar van kwaad tot erger en moest in 1980 het besluit genomen worden de Santa Maria Antiqua voor het publiek te sluiten. Pas in 2004 werd een serieus begin gemaakt met de restauratie en in 2016 kon de kerk weer opengesteld worden.

De Santa Maria Antiqua verkennen

Madonna met Kind tussen heiligen en Paus Adrianus I (links, met de blauwe nimbus). Oorspronkelijk in het atrium.

Een bezoek aan de kerk begint buiten in het atrium. Hier vinden we de schaarse overblijfselen van fresco’s die werden geschilderd tijdens de pontificaten van Johannes, Paulus en Adrianus, maar ook van een paar die werden gemaakt in de tiende en elfde eeuw, toen monniken het atrium als surrogaatkerk gebruikten (zie hierboven). De fresco’s die beter bewaard zijn gebleven zijn naar binnen verplaatst. Eerlijk gezegd is het atrium niet het interessantste gedeelte van het complex. Helemaal zeker weet ik het niet meer, maar ik geloof niet dat ik hier ook maar één foto genomen heb. Laten we daarom doorgaan naar de kerk zelf.

De Santa Maria Antiqua is maar een kleine kerk. In het midden van het schip zien we nog de contouren van een achthoekig bassin. Dit was geen doopvont, maar een poeltje (impluvium) in het centrum van een binnenplaats (quadriporticus) die onderdeel was van het oude ontvangstcomplex. De kerk had ooit een schola cantorum of kooromheining, die in het midden van de zevende eeuw door Paus Martinus werd opgericht. De restanten hiervan ziet men aan het einde van het schip. Een gedeelte van de preekstoel van Paus Johannes uit de vroege achtste eeuw is bewaard gebleven; men vindt deze aan de linkerkant van het schip.

Middenschip en linker zijbeuk. Let op het achthoekige bassin in het midden.

In het koor hangt aan een koord een icoon van de Madonna met het Kind (zie de eerste afbeelding in deze bijdrage). Ik neem aan dat dit een kopie is: het origineel bevindt zich in de Santa Francesca Romana. Ik moet eigenlijke originelen schrijven, meervoud. Van het icoon boven het altaar van de Santa Francesca Romana werd lang gedacht dat het uit de twaalfde eeuw dateerde. Na een schoonmaakactie in 1950 werd echter de conclusie getrokken dat het om een veel ouder icoon uit – wellicht – de zesde eeuw gaat dat in de twaalfde eeuw werd overgeschilderd. Deze ontdekking wierp ook een heel ander licht op de traditie dat het icoon door een kruisvaarder werd meegenomen uit het huidige Turkije. Momenteel is het standpunt dus dat het veel aannemelijker is dat het icoon zich oorspronkelijk in de Santa Maria Antiqua bevond.

Het oude en het nieuwe icoon werden van elkaar gescheiden en het oude werd in de sacristie van de Santa Francesca geplaatst, terwijl het nieuwe werd teruggezet op zijn vorige plek boven het altaar. In 2016 werd het oude icoon in een plechtige processie naar de Santa Maria Antiqua gedragen en daar tentoongesteld. Hoewel ik het niet 100 procent zeker weet, lijkt het me nogal plausibel dat het kort daarna weer naar de Santa Francesca is teruggebracht.

Martelaren uit 2 Makkabeeën, de leraar Eleazar en de vrouw Solomonia en haar zeven zonen. Rechts Sint Barbara. Fresco uit het pontificaat van Paus Martinus.

Om volledig te kunnen begrijpen hoe bijzonder de verzameling fresco’s in deze verwoeste kerk is, hebben we enige achtergrondinformatie nodig. De oudste fresco’s in de Santa Maria Antiqua werden gemaakt kort na 554, het jaar waarin het Oost-Romeinse Rijk Italië had heroverd op de Ostrogoten. Niet veel later werd het schiereiland opnieuw bedreigd en gedeeltelijk onder de voet gelopen, ditmaal door de Longobarden of Lombarden. De gebieden die in handen van de Romeinen bleven, inclusief Rome zelf, werden bestuurd door een Exarch die vanuit Ravenna regeerde. De meeste pausen waren trouwe aanhangers van de keizer in Constantinopel, waarbij Martinus I (649-655) een opvallende uitzondering was (hij werd uiteindelijk ontvoerd en stierf in ballingschap).

In 726 voerde de zittende keizer Leo III de Isauriër (717-741) het zogenaamde iconoclasme in. Als gevolg van dit beleid werden in de oostelijke provincies van het Rijk grote aantallen iconen en fresco’s met afbeeldingen van heiligen stukgeslagen. In het Westen werd echter met afschuw op het iconoclasme gereageerd en leden van de geestelijkheid, inclusief pausen, namen er ferm afstand van. Het is veelzeggend dat de zesde- en zevende-eeuwse fresco’s in de Santa Maria Antiqua met rust werden gelaten. Sterker nog, terwijl de eerste iconoclastische periode nog tot 787 voortduurde, waren er twee pausen in Rome – Paulus en Adrianus – die niet alleen de keizerlijke decreten negeerden, maar zelfs nieuwe frescoseries aan de Santa Maria Antiqua toevoegden. Het is lastig te zeggen of ze hiermee opzettelijk de keizer in Constantinopel hun middelvinger toonden, maar het blijft een niet te missen feit dat de Santa Maria Antiqua pal naast de Palatijn stond, de heuvel waarop de keizer formeel nog steeds een paleis had.

Fresco uit de tijd van Paus Paulus I met daarop een Madonna met Kind, Sint Anna en Sint Elisabet.

De fresco’s van de Santa Maria Antiqua uit de zesde tot en met de achtste eeuw zijn dus bewaard gebleven terwijl de meeste fresco’s in andere delen van het Oost-Romeinse Rijk vernield werden. Juist dit gegeven maakt van de Santa Maria Antiqua een unieke plek. Bezoekers moeten zich realiseren dat ooit het gehele interieur van de kerk met fresco’s bedekt is geweest. Aan het begin van de rechter zijbeuk kan men naar een videopresentatie met digitale reconstructies van de kerkdecoraties kijken (iemand was zo vriendelijk de video ook op YouTube te plaatsen). Alle fresco’s hebben bordjes met wat basale achtergrondinformatie zodat bezoekers een idee krijgen van waar ze naar kijken. Ik zal nu enige hoogtepunten in de kerk bespreken.

Koor

De apsis van het koor moet ooit prachtig zijn geweest, maar de fresco’s die we hier aantreffen zijn erg beschadigd. De schelp van de apsis toonde ooit “een majestueuze Christus tussen de serafijnen”, maar zelfs Christus zelf is nauwelijks nog herkenbaar. Wie goed kijkt, ziet nog een figuur met een vierkante blauwe nimbus. Deze figuur is Paus Paulus I (757-767), de paus die de opdracht gaf de fresco’s te schilderen. De blauwe nimbus geeft aan dat hij nog in leven was toen de fresco’s gemaakt werden. Boven de schelp zien we nog een groot fresco van de Kruisiging, maar dit is helaas beschadigd en het linker gedeelte ervan is grotendeels verdwenen.

Apsis van de kerk.

Rechts van de schelp, op de muur van de apsis, treffen we verreweg het interessantste deel van de fresco’s in de hele kerk aan: de Palimpsest-muur. Deze term[3] verwijst naar de praktijk van het schilderen van nieuwe fresco’s over oudere schilderingen heen. In het geval van de Palimpsest-muur hebben onderzoekers verschillende verflagen geïdentificeerd; op vier ervan zijn nog mensen te zien. De oudste verflaag betreft een fresco van Maria Regina, Onze-Lieve-Vrouwe de Koningin, uit het midden van de zesde eeuw. De Koningin is afgebeeld als een Romeinse keizerin en heeft het kind Christus op haar schoot. Rechts van haar zien we een vrouw of engel (maar dan zonder vleugels) die een schaal vasthoudt. Aan de linkerkant moet ooit een soortgelijk figuur zichtbaar zijn geweest. Dat bewijst dat het fresco ouder is dan de kerk zelf: de linkerkant van het fresco werd namelijk rücksichtslos vernield toen een gedeelte van de muur gesloopt werd om de apsis te bouwen.

Bovenste gedeelte van de Palimpsest-muur.

Sint Basilios (?) en Sint Johannes Chrysostomos.

In de late zesde of vroege zevende eeuw werd een fresco van de Annunciatie over de Madonna met Kind heen geschilderd. Van dit fresco is niet veel meer zichtbaar, maar wie goed kijkt, ziet links nog een deel van het gezicht van de Maagd en rechts nog iets meer van de engel, inclusief een gedeelte van zijn vleugel. Het onderste gedeelte van de palimpsest bevat afbeeldingen van twee figuren die Kerkleraren voorstellen (zie de afbeelding links). De figuur rechts heeft een bijschrift – in het Grieks – waardoor we kunnen vaststellen dat hij Johannes Chrysostomos is (gestorven in 407), de aartsbisschop van Constantinopel. De andere figuur is vermoedelijk Sint Basilios de Grote (ca. 329-379), bisschop van Caesarea. Dit gedeelte van de fresco’s werd na 649 geschilderd en kan worden toegeschreven aan Paus Martinus I (649-655).

Zijmuur van het koor. De mannen in de tondi zijn de Apostelen Johannes, Andreas en Paulus. Daarboven een fresco van de beklimming van de Calvarieberg.

In het bovenste gedeelte van het palimpsest-fresco zien we nog een gezicht van een van de Kerkleraren. Op het eerste gezicht lijkt hij over de schouder van Onze-Lieve-Vrouwe te gluren, maar dit fresco werd pas veel later geschilderd, namelijk tijdens het pontificaat van Paus Johannes VII (705-707). De afgebeelde heilige is Gregorius van Nazianze of Gregorius de Theoloog (ca. 329-390) en de (Griekse) woorden ‘Gregorios’ en ‘Theologos’ zijn zelfs nog zichtbaar. Aan de andere kant van de schelp zien we nog een gedeelte van de naam van Sint Augustinus, ditmaal in het Latijn. Paus Johannes gaf de Kerkleraren uit het Westen Latijnse bijschriften, die uit het Oosten kregen bijschriften in het Grieks.

Op het bovenste gedeelte van de apsismuur zien we fresco’s van vier pausen. Het gaat, van links naar rechts, om Paus Johannes VII, Paus Leo de Grote (440-461), een onbekende paus en Paus Martinus I. Deze fresco’s werden in opdracht van Johannes geschilderd en hij werd met een vierkante blauwe nimbus afgebeeld.

Kapel van de Medische Heiligen

Rechts van het koor bevindt zich de zogenaamde Cappella dei Santi Medici, de Kapel van de Medische Heiligen. Oorspronkelijk was deze ruimte de diaconicon van de kerk, de ruimte waar liturgische gewaden en boeken werden bewaard. Later werd van de diaconicon een soort heiligdom gemaakt waar mensen genezing zochten. Zieken kwamen hier om te bidden en te mediteren, in hoop door goddelijke interventie van hun kwalen af te geraken. De kapel werd tijdens het pontificaat van Paus Johannes van fresco’s voorzien.

Kapel van de Medische Heiligen.

Toen ik zelf de Santa Maria Antiqua bezocht, werden er met enige regelmaat videopresentaties in de kapel getoond. Door middel van een apparaat werden er afbeeldingen op de muren geprojecteerd. Dankzij de presentaties krijgt men een beter idee van hoe de kapel er in het verleden uit moet hebben gezien; dat is geen overbodige luxe, want de fresco’s zelf zijn tamelijk beschadigd. Tussen de medische heiligen die op de muren zijn geschilderd – de zogenaamde Anargyroi, zij die gratis medische bijstand verlenen – herkennen we direct de beroemde tweeling Cosmas en Damianus. Zij zijn meerdere malen afgebeeld.

Kapel van Theodotus

Aangezien deze kapel zich links van het koor bevindt, is het mogelijk dat zij oorspronkelijk de prothesis van de kerk was, dat wil zeggen de ruimte waar brood en wijn voor de eucharistieviering werden bereid. De fresco’s in deze kapel werden geschilderd in opdracht van een zekere Theodotus, een belangrijke kerkfunctionaris die het ambt van primicerius bekleedde. Theodotus was actief tijdens het pontificaat van Paus Zacharias (741-752) en diende als ambassadeur bij de Franken, die spoedig de belangrijkste bondgenoten van de Paus zouden worden in de strijd tegen de Lombarden. De kapel is gewijd aan twee enigszins obscure heiligen uit het Oosten, namelijk Quiricus en Julietta (of Julitta). Volgens de overlevering waren zij een jonge knaap en zijn moeder die tijdens de christenvervolgingen van keizer Diocletianus aan het begin van de vierde eeuw in Tarsus de marteldood stierven.

Kruisiging.

Dankzij een grondige restauratie verkeren veel van de fresco’s in goede staat. Een vierkant fresco dat nog bijna helemaal intact is, toont ons de Kruisiging (zie hierboven). Christus draagt hierop een blauwe tuniek zonder mouwen, ook bekend als een colobium. De tekst op de titulus van het kruis is in het Grieks. Christus wordt geflankeerd door twee grote figuren van wie de bijschriften aangeven dat het om Maria en Johannes de Evangelist gaat. Deze bijschriften zijn in het Latijn. Ook twee kleinere figuren zijn onderdeel van de voorstelling. Een van hen heeft het bijschrift LONGINVS. Longinus was de Romeinse centurion die de zijde van Christus doorboorde met een speer (de Heilige Lans of Speer van het Lot), en dat is ook precies wat we zien op het fresco. De andere soldaat biedt Christus een spons gedrenkt in azijn aan.

Onder de Kruisigingsscène zien we een rechthoekig fresco dat beschadigd is in het midden, maar redelijk goed geconserveerd aan de zijkanten. Het fresco toont de Madonna en het Kind die vereerd worden door Petrus en Paulus. Een gedeelte van het kalende hoofd van Paulus is nog zichtbaar. Paulus was afkomstig uit Tarsus, de stad waar Quiricus en Julietta de marteldood stierven. Deze twee martelaren zijn ook afgebeeld. Quiricus is het jongetje dat rechts staat met zijn handen in de orans-positie; zijn moeder is naast Paulus afgebeeld. Verder zijn er nog twee figuren onderdeel van de voorstelling. Beiden hebben een blauwe nimbus. De persoon rechts, met een sterk vervaagd gezicht, is Theodotus. Hij houdt een miniatuurversie van de kapel in zijn handen. De figuur links is Paus Zacharias.

Fresco met Quiricus en Julietta.

Rondom het hoofd van Theodotus staat een tekst in het Latijn waarvan het grootste gedeelte tegenwoordig onleesbaar is. Het is echter nog steeds mogelijk om de woorden BIRGO [=VIRGO] MARIA QVI [APPELLATUR] ANTIQA te onderscheiden. Hiermee hebben we stevig bewijs in handen dat de kerk in de tijd van Theodotus bekendstond als de Antiqua.

Linker zijbeuk

De grootste frescocyclus in de kerk bevindt zich in de linker zijbeuk. We mogen ons gelukkig prijzen dat hiervan een substantieel deel bewaard is gebleven. De fresco’s werden geschilderd in opdracht van Paus Paulus I (757-767). Ze zijn onderverdeeld in vier stroken. De bovenste twee stroken tonen scènes uit de levens van Noah, Jacob en Jozef. De onderste strook bestaat uit geschilderde gordijnen of vela. De grootste en tegelijkertijd interessantste strook is die boven de vela. Hier zien we in het midden Jezus Christus op zijn troon, geflankeerd door bijna twee dozijn heiligen uit het Oosten en het Westen (in totaal zijn er 22 heiligen, 9 aan de linkerkant, 13 aan de rechterkant). Alle heiligen zijn van een bijschrift voorzien. De meeste bijschriften zijn bewaard gebleven en deze zijn weer allemaal in het Grieks, zelfs de namen van de Westerse heiligen.

Muur van de linker zijbeuk.

Oratorium van de Veertig Martelaren

Dit kleine gebouwtje wordt vaak verward met de Santa Maria Antiqua zelf. Het oratorium is echter een afzonderlijk gebouw en wordt meestal als een aula aangeduid. Het gebouw verrees tijdens de regering van Domitianus en het is onbekend wat zijn oorspronkelijke functie was. Misschien was het eveneens onderdeel van de ontvangstfaciliteiten van het paleis, en de theorie dat het diende als wachtpost bij de helling naar de Palatijn klinkt vrij aannemelijk. Vermoedelijk werd de aula tijdens het pontificaat van Paus Johannes VII, dus tussen 705 en 707, omgevormd tot een afzonderlijke plek voor de christelijke eredienst. Hoewel het oratorium een zelfstandige kerk was, had het zeer waarschijnlijk nauwe banden met de Santa Maria Antiqua.

De Veertig Martelaren van Sebaste.

De Veertig Martelaren van Sebaste waren veertig soldaten die tijdens de regering van ofwel Diocletianus (284-305), ofwel Licinius (zwager van Constantijn de Grote; 308-324) in het Romeinse leger dienden. Zij behoorden tot het Legio XII Fulminata en werden vanwege hun christelijke geloof gemarteld. De soldaten werden helemaal uitgekleed en moesten tijdens een ijskoude nacht naakt buiten staan op een bevroren vijver. 39 van de martelaren bleven hun godsdienst trouw, maar er was er één die zijn geloof afviel en naar de warme baden rende die vlakbij waren klaargemaakt. Maar kijk eens wat er gebeurde: zijn plek werd ingenomen door een van de wachters, die dusdanig onder de indruk was van het schouwspel dat hij zelf een christen werd en daarmee het aantal naakte bibberaars weer op veertig bracht. Het informatiebord in het oratorium vertelt niet wat er daarna gebeurde, maar volgens de overlevering werden de bevroren lichamen van de soldaten de volgende dag verbrand (en de arme soldaat die het niet volhield, werd ongetwijfeld gestraft in de hel).

Ooit moeten de decoraties in het oratorium indrukwekkend zijn geweest, maar er is niet veel meer van over. In de apsis zien we nog een aantal van de veertig martelaren gekleed in slechts een lendendoek op de bevroren vijver staan (of tot aan hun knieën in het water; het perspectief is niet echt goed). Een van hen vertrekt richting de warme baden en de wachter die hem zal vervangen is eveneens zichtbaar. Op de linker muur treffen we nog meer resten van fresco’s aan. Ditmaal zien we de veertig martelaren als heiligen, met bijbehorende stralenkransen. Het interessante aan de fresco’s is dat de heiligen allemaal als individuen zijn afgebeeld: ze hebben allemaal een ander gezicht.

De Glorieuze Veertig Martelaren.

Ik heb in totaal bijna twee uur besteed aan het verkennen van het terrein van de Santa Maria Antiqua. Dat was een geweldige ervaring. Ik hoop dan ook echt dat de kerk opengesteld blijft voor het publiek. Omdat we er niet vanuit kunnen gaan dat dit wel het geval zal zijn, zou ik simpelweg willen adviseren de Santa Maria Antiqua zo snel mogelijk nog te bezoeken!

Bronnen

Noten

[1] Soms wordt de ruimte ten onrechte de Tempel van Augustus genoemd.

[2] In de Kapel van Sint Sylvester, onderdeel van het complex van Santi Quattro Coronati, kan men een beschadigd fresco over deze daad van Sylvester bewonderen.

[3] Van het Griekse παλίμψηστος, ‘opnieuw geschraapt’. Wastafeltjes en stukken perkament konden opnieuw gebruik worden door de oude tekst weg te wrijven of te schrapen. Die oude tekst liet echter indrukken achter, die met moderne technieken weer zichtbaar kunnen worden gemaakt.

6 Comments:

  1. Pingback:Rome: Santa Maria Antiqua – – Corvinus –

  2. Pingback:Rome: Santa Francesca Romana – – Corvinus –

  3. Pingback:Rome: San Pietro in Vincoli – – Corvinus –

  4. Pingback:Rome: San Lorenzo in Damaso – – Corvinus –

  5. Pingback:Politieman van de Middellandse Zee: De Jaren 166-160 BCE – – Corvinus –

  6. Pingback:Politieman van de Middellandse Zee: De Jaren 159-154 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.