De Tweede Punische Oorlog: De Jaren 202-201 BCE

Scipio Africanus.

Samenvatting

  • Publius Cornelius Scipio behaalt een beslissende overwinning op Hannibal in de Slag bij Zama;
  • De Romeinen leggen de Carthagers buitengewoon hardvochtige vredesvoorwaarden op, die niettemin aanvaard worden;
  • Einde van de Tweede Punische Oorlog;
  • Aan Scipio wordt het agnomen ‘Africanus’ toegekend.

Het was duidelijk dat de Tweede Punische Oorlog in de eindfase was beland. De Romeinen hadden het aantal actieve legioenen teruggebracht tot slechts 16. De nieuwe consuls voor dit jaar, Marcus Servilius Geminus en Tiberius Claudius Nero, waren mannen met ambitie. Beiden aasden op het commando van Scipio en vroegen de Senaat om te mogen loten om de provincies Italië en Afrika. Quintus Caecilius Metellus, de consul van 206 BCE, lijkt Scipio’s voornaamste bondgenoot in de Senaat te zijn geweest. Hij waakte over de belangen van zijn vriend. Tegelijkertijd zorgden de volkstribunen ervoor dat Scipio’s Afrikaanse commando werd herbevestigd door het volk. Nero kreeg wel het bevel over 50 oorlogsschepen alsook toestemming om naar Afrika te varen. Het zou echter Scipio zijn die dit jaar de oorlog beëindigde.

De Slag bij Zama: voorspel

Hannibal was bij Hadrumetum bezig met het formeren van een nieuw leger. De Carthaagse generaal had meer dan voldoende infanterie, maar relatief weinig cavalerie. Hij stuurde daarom een boodschap aan een zekere Tychaios, een familielid van Koning Syphax, met het verzoek om hem van extra ruiters te voorzien. Daarop voegden 2.000 Numidische cavaleristen zich bij het Carthaagse leger. In feite bestond dit nieuwe leger van Hannibal uit drie afzonderlijke legers. Vermoedelijk bestond het eerste deel uit de overlevenden van Mago’s mislukte Ligurische veldtocht: Liguriërs, Kelten, soldaten uit de Balearen en Mauretaniërs. Het tweede gedeelte bestond uit recent gerekruteerde Afrikaanse troepen en Carthaagse burgers. Carthago zette zelden eigen burgers in om haar oorlogen te voeren, maar nu was evident sprake van een noodgeval.[1] Het derde en belangrijkste deel van Hannibals strijdmacht was zijn veteranenleger uit Italië. De drie genoemde delen van de Carthaagse strijdmacht hadden nooit eerder samen gevochten en de manschappen waren complete vreemdelingen voor elkaar. Daar moest Hannibal terdege rekening mee houden terwijl hij zijn strijdplan uittekende.

Kaart van Noord-Afrika (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

Uitrusting van een krijgstribuun.

Scipio was nog altijd woedend dat de Carthagers de wapenstilstand hadden geschonden en daarom accepteerde hij ook geen vrijwillige overgave van Afrikaanse steden meer. Deze werden allemaal bestormd en de inwoners werden als slaven verkocht. De wanhopige Carthagers drongen er nu bij Hannibal op aan om Hadrumetum te verlaten en de Romeinen een halt toe te roepen. Hannibal besloot gehoor te geven aan de oproep. Hij rukte met zijn leger op naar Zama, een plaats die vijf dagmarsen ten zuidwesten van Carthago lag. Daar stuurde hij drie mannen op pad om het Romeinse kamp te bespioneren. Zij werden echter door de Romeinen gesnapt en gevangen genomen. Tot hun immense verbazing gaf Scipio een krijgstribuun het bevel om de spionnen een rondleiding in het kamp te geven. Zij moesten van hem aan Hannibal uitgebreid verslag doen van alles wat ze gezien hadden. De volgende dag arriveerde Masinissa bij het kamp met 6.000 infanteristen en 4.000 ruiters.[2] Scipio brak daarop zijn kamp op en trok naar een nieuw locatie in de buurt van de stad Naraggara. Hoewel de veldslag die daar zou volgen in de hele wereld bekendstaat als de Slag bij Zama, werd zij in werkelijkheid hier, bij Naraggara dus, uitgevochten.

Hannibal stuurde een uitnodiging naar Scipio om elkaar te ontmoeten voorafgaand aan de veldslag. Als onze bronnen het bij het juiste eind hebben, sloeg de Romeinse bevelhebber dit aanbod niet af. De twee grootste generaals van de Tweede Punische Oorlog troffen elkaar op een plek tussen de twee legerkampen in. Hannibal en Scipio werden elk slechts vergezeld door een tolk. Hoewel beide mannen uitstekend Grieks spraken, gaven ze er kennelijk de voorkeur aan in hun moedertaal te kunnen onderhandelen, Hannibal in het Punisch en Scipio in het Latijn. Er werd geen overeenstemming bereikt. De volgende dag, op 19 oktober van dit jaar, zouden de twee legers de beslissende veldslag van de oorlog aangaan.

De Slag bij Zama: de veldslag

Hannibals strijdplan was eenvoudig. Omdat hij over minder ruiterij beschikte, moest hij gebruik maken van het feit dat hij een groter aantal infanteristen had. Eerst zou hij zijn meer dan 80 olifanten inzetten om verwarring in de voorste linie van de Romeinen te veroorzaken. Daarna zou hij zijn eerste en zijn tweede slaglinie met infanteristen naar voren sturen. Als hij de Romeinse hastati en principes (en hun kameraden in de alae van de bondgenoten) zou kunnen afmatten, dan bestond er een kans dat hij het karwei zou kunnen afmaken met zijn veteranen uit Italië, die zeker opgewassen waren tegen de triarii. Dit was de enige gelegenheid waarbij Hannibal, door nood gedreven, zijn leger in drie linies opstelde. Zijn opstelling leek sterk op de acies triplex van de Romeinen. Tegen een gewoon Romeins leger geleid door een doorsnee Romeinse generaal zou dit plan hebben kunnen werken. Hannibals moest het echter opnemen tegen Scipio, een van meest briljante Romeinse generaals ooit en aanvoerder van een leger van veteranen die gebrand waren op een overwinning.

Veles (bron: Europa Barbarorum)

Hastatus (bron: Europa Barbarorum).

Princeps (bron: Europa Barbarorum).

Triarius (bron: Europa Barbarorum).

Scipio stelde zijn manschappen in de gebruikelijke acies triplex formatie op, maar bracht daarin één belangrijke wijziging aan. De Romeinen stonden doorgaans in een schaakbordpatroon (quincunx) opgesteld, waarbij de openingen tussen de manipels van de hastati werden gedekt door de manipels van de principes. Scipio plaatste de principes echter direct achter de hastati en de triarii weer achter de principes. Als gevolg hiervan liepen er brede lanen door de Romeinse slaglinie, helemaal tot aan de achterhoede van het leger. Deze lanen zouden gebruikt worden om de olifanten uit te schakelen. Scipio vulde de openingen tussen de manipels van de hastati op met velites en gaf deze troepen bevel naar voren te rennen en de olifanten te bestoken met hun werpspiesen.

De Carthaagse charge met de olifanten liep al snel op een mislukking uit. Veel van deze dieren schrokken van het lawaai dat de Romeinen maakten met hun trompetten en hoorns, andere raakten gewond door de werpspiesen van de velites. Deze lichte troepen werden weliswaar teruggedreven, maar de meesten slaagden erin dekking te vinden achter de hastati, van waar ze de olifanten van beide kanten konden bestoken. Olifanten die door de brede lanen stormden, richtten weinig schade aan en werden snel uitgeschakeld. Reeds kort na het begin van de strijd was een aantal olifanten in paniek geraakt en de rangen van de Numidische ruiterij binnengestormd die door Tychaios was geleverd. Deze ruiters stonden op de linkervleugel van het Carthaagse leger opgesteld, tegenover de Numidiërs van Masinissa. De koning rook zijn kans en stormde met zijn ruiters naar voren. Binnen korte tijd hadden ze hun Numidische landgenoten al verdreven. Niet veel later richtte een troep in paniek geraakte olifanten ook een ravage aan onder de Carthaagse ruiters op de Carthaagse rechtervleugel. Laelius, die op dat moment als quaestor diende en het bevel voerde over de Romeinse en Italiaanse ruiters op de Romeinse linkervleugel, viel direct aan en slaagde erin de Carthaagse ruiters te verjagen. Laelius en Masinissa gingen vervolgens vol enthousiasme achter hun vluchtende tegenstanders aan. Hannibal moest zich daarentegen, nu zijn beide vleugels verslagen waren, verlaten op zijn infanterie.

Baal Hammon, een van de belangrijkste goden in Carthago.

Beide aanvoerders gaven hun infanterie het bevel op te rukken. De Romeinen sloegen met hun zwaarden op hun schilden om de vijand te intimideren. De Liguriërs, Kelten en andere huurlingen in de eerste linie van de Carthagers weerden zich kranig. Deze manschappen – mogelijk waren het er zo’n 12.000 – hadden het de Romeinen al eens moeilijk gemaakt in Ligurië. Ze brachten de hastati verliezen toe, maar de Romeinen bleven druk naar voren uitoefenen terwijl de huurlingen onvoldoende steun kregen van de tweede Carthaagse linie. Sterker nog, er lijken zelfs gevechten te zijn uitgebroken tussen de zich terugtrekkende huurlingen en de Afrikanen en Carthagers in de tweede linie. Uiteindelijk ging ook deze tweede linie de strijd met de Romeinen aan. Ze stichtte enige verwarring bij de hastati, maar het systeem van de acies triplex deed zijn werk: de principes hielden hun gelederen gesloten en boden hun kameraden in de eerste linie de steun die deze nodig hadden. Uiteindelijk verdreven de Romeinen zowel de huurlingen als de Afrikanen en Carthagers. Hannibal gaf zijn veteranen het bevel hun speren te vellen om zo te voorkomen dat de overlevenden hun gelederen konden binnenkomen. De overlevenden hadden dientengevolge geen andere mogelijkheid dan naar de vleugels te vluchten. Hannibals bevel moge hardvochtig overkomen, het verzekerde wel dat zijn derde linie, bestaande uit zo’n 15.000 veteranen, volledig intact bleef.

Het slagveld was nu bezaaid met stapels lijken en erg glad geworden. De zegevierende hastati hadden de achtervolging ingezet op de vluchtende vijanden, maar Scipio liet op een trompet blazen om hen terug te roepen. Waarschijnlijk was er van de formatie van de hastati weinig meer overAls Scipio over zulk moeilijk terrein wilde oprukken, moest hij eerst zijn soldaten opnieuw in een ordelijke slaglinie opstellen. De Romeinse bevelhebber liet de gewonden naar de achterhoede brengen en stelde zijn leger op in één enkele slaglinie met de hastati in het midden, de principes op de linkervleugel en de triarii rechts.[3] Vervolgens gaf hij het teken om op te rukken, waarna de Romeinen slaags raakten met de veteranen van Hannibal. Lange tijd bleef het gevecht onbeslist en wist geen van beide partijen de overhand te krijgen. Toen keerden echter Laelius en Masinissa met hun zegevierende ruiters terug op het slagveld. Zij vielen Hannibals manschappen van achteren aan en beslisten daarmee de strijd. De Romeinen behaalden een grote overwinning. Ze doodden zo’n 20.000 Carthagers en namen er nog eens 20.000 gevangen. De Romeinen zelf verloren 1.500 man, misschien zo’n vijf procent van hun leger. Dat waren zeker geen lichte verliezen, maar de soldaten van de “Cannae-legioenen” die nog in het Romeinse leger dienden, konden nu de zoete smaak van de wraak proeven.

De Slag bij Zama: nasleep

Carthaagse hanger.

Na afloop van de veldslag vluchtte Hannibal naar Hadrumetum. Later keerde hij naar Carthago terug. Scipio plunderde op zijn beurt het vijandelijke kamp en stuurde vervolgens Laelius naar Rome om de Senaat en het volk te informeren over de overwinning. Heel Rome was door Scipio’s overwinning in juichstemming. Drie dagen lang werd er een openbaar dankfeest gehouden.

De Carthagers vroegen nu nederig om vrede, wellicht op advies van Hannibal. Scipio gaf ze opdracht naar Tunis te komen, waar hij nogmaals zijn kamp zou opslaan. De ontmoeting met de Carthaagse afgezanten vond vermoedelijk eind december plaats, niet lang nadat de Romeinen op de eerste dag van de Saturnalia (i.e. op 17 december) nog een leger onder leiding van Vermina, de zoon van Koning Syphax, in de pan hadden gehakt. De Carthagers stuurden wederom hun hele Raad van Ouderen om te onderhandelen. Voor echte onderhandelingen was evenwel weinig ruimte: Scipio dicteerde simpelweg de vredesvoorwaarden en deze waren buitengewoon hardvochtig. De Carthagers mochten onder hun eigen wetten blijven leven en hun steden en gebieden in Afrika behouden, maar dat was dan ook het enige positieve. Voor het overige werden ze vernederd. Ze moesten namelijk:

  • de schepen en voorraden teruggeven die ze in strijd met de wapenstilstand in beslag hadden genomen;
  • alle krijgsgevangenen vrijlaten en alle deserteurs en weggelopen slaven aan de Romeinen uitleveren;
  • hun hele oorlogsvloot aan de Romeinen overdragen, met uitzondering van tien triremen;
  • al hun olifanten aan de Romeinen overdragen;
  • accepteren dat het voor hen verboden was oorlog te voeren zonder Romeinse toestemming;
  • aan Koning Masinissa teruggeven wat hem rechtens toekwam;
  • de Romeinen voedsel voor drie maanden leveren en de soldij van de soldaten betalen totdat uit Rome een bericht was ontvangen over het vredesverdrag;
  • een schadevergoeding van 10.000 talenten zilver betalen, meer dan driemaal zoveel als het bedrag dat na de Eerste Punische Oorlog was overeengekomen. De Carthagers kregen 50 jaar om dit enorme bedrag te betalen, hetgeen neerkwam op een betaling van 200 talenten per jaar;
  • 100 gijzelaars tussen de 14 en 30 jaar aan de Romeinen geven.

Hoewel er binnen de Raad van Ouderen wel enig verzet was tegen deze voorwaarden, realiseerden de meeste Ouderen zich dat hier sprake was van een ‘aanbod’ dat ze simpelweg niet konden afwijzen. Ook Hannibal riep op tot aanvaarding van deze voorwaarden. Hij zou zelfs een tegenstander van het verdrag van het spreekgestoelte hebben gesleept omdat hij walgde van de dwaze opstelling van de man. De strijdende partijen kwamen een bestand van drie maanden overeen en er werd een Carthaagse delegatie naar Rome gestuurd om het vredesverdrag te finaliseren.

Het einde van de Tweede Punische Oorlog

De consul Tiberius Claudius Nero had weliswaar toestemming gekregen om met een vloot naar Afrika te varen, maar hij had het continent nooit bereikt. Als gevolg van verschillende stormen was hij niet verder dan Sardinië gekomen. Gaius Servilius Geminus, de consul van 203 BCE, was aangewezen om de verkiezingen voor de consuls te leiden, maar deze moesten vanwege het slechte weer keer op keer worden uitgesteld. Het gevolg was dat er nog steeds geen nieuwe consuls waren toen de Carthaagse gezanten in maart 201 BCE in Rome aankwamen. De gezanten kregen bot medegedeeld dat ze maar moesten wachten totdat er nieuwe consuls waren gekozen.

Resten van de Tempel van Bellona.

Enkele dagen later werden dan eindelijk Gnaeus Cornelius Lentulus en Publius Aelius Paetus verkozen. Lentulus probeerde Afrika als provincie te krijgen, maar wederom stonden de volkstribunen klaar om Scipio’s belangen te verdedigen. Nadat dit alles was geregeld, werden de Carthaagse gezanten, die werden geleid door een zekere Hasdrubal Haedus, naar de Tempel van Bellona ontboden voor een ontmoeting met de Senaat. De Senaat besloot de vredesvoorwaarden en het verdrag te accepteren, maar plotseling sprak de consul Lentulus zijn veto uit over deze beslissing, een zeldzaam voorbeeld van het gebruik van het vetorecht door een consul.[4] Livius beweert dat de volkstribunen de zaak vervolgens naar de volksvergadering verwezen, waarop het volk met overweldigende meerderheid vóór vrede stemde.[5] De Romeinse burgers stemden er ook mee in dat Scipio ter plekke in Afrika formeel vrede zou sluiten en vervolgens het leger mee naar huis zou nemen. Wederom werd er dus een stokje gestoken voor de plannen van Lentulus. De Senaat gaf Scipio samen met een comité van tien mannen een mandaat om vrede te schenken en enkele details in te vullen die in het verdrag waren opengelaten. De priesters die bekendstonden als de fetiales werden naar Afrika gestuurd om het vredesverdrag met hun rituelen te formaliseren.

De Tweede Punische Oorlog was nu voorbij. De oorlogsschepen en olifanten werden overgedragen, en de schepen werden naar zee gebracht en daar verbrand. 4.000 krijgsgevangenen werden vrijgelaten, onder wie een senator genaamd Quintus Terentius Culleo. De Romeinen kregen ook de overlopers in handen en die hoefden niet op genade te rekenen. Volgens Livius werden degenen die de Latijnse status hadden onthoofd en werden Romeinse overlopers gekruisigd. Als het relaas van Livius klopt, dan is dit een zeldzaam voorbeeld van de kruisiging van Romeinse burgers. Normaal gesproken bleef deze langzame en pijnlijke doodstraf hun bespaard, maar deze overlopers werden dan ook beschouwd als verraders van de ergste soort. Scipio en zijn comité begonnen vervolgens met het regelen van nog openstaande kwesties, zoals de teruggave van gebied en bezittingen aan Koning Masinissa.

De Romeinen waren tijdens de Tweede Punische Oorlog bijna verslagen geweest. Ze hadden tienduizenden manschappen verloren en vele belangrijke aanvoerders: Flaminius, Paullus, Sempronius Gracchus, Fulvius Centumalus, Marcellus, Quinctius Crispinus en de gebroeders Scipio. Tevens hadden ze echter een ongelooflijke onverzettelijkheid en veerkracht getoond, en daarmee waren ze erin geslaagd een vrijwel zekere nederlaag om te buigen tot een klinkende overwinning. De Romeinen hadden Carthago, ooit een machtig handelsimperium, teruggebracht tot een nederige vazalstaat. Carthago was het grootste gedeelte van haar autonomie op het gebied van buitenlandse zaken kwijt en moest nu tevens een sterke en verenigde Numidische staat onder leiding van Koning Masinissa aan haar grenzen accepteren. Scipio kreeg het agnomen ‘Africanus’ toegewezen en hield in Rome een schitterende triomftocht, waarna hij 123.000 pond zilver in de schatkist deponeerde. Het is niet helemaal duidelijk of Koning Syphax in de triomftocht moest meelopen. Polybius stelt dat dit het geval was, maar dat de koning kort daarna in de gevangenis stierf. Livius maakt echter melding van een andere versie van het verhaal, waarin de koning reeds in Tibur was komen te overlijden voordat de triomftocht plaatsvond. Wat zeker is, is dat de dankbare senator Culleo aan de triomftocht deelnam. Hij droeg daarbij de vilten muts (pilleus) van een vrijgelatene.

Drachme van Koning Philippos V (bron: Classical Numismatic Group Inc.)

Voorlopig was het weer vrede in Rome, maar als gevolg van haar expansionistische aard zou de Republiek spoedig weer oorlog gaan voeren. Ditmaal zou haar tegenstander de koning zijn die ze tijdens de Tweede Punische Oorlog niet had kunnen verslaan: Koning Philippos V van Macedonië.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Andrew Lintott, The Constitution of the Roman Republic, p. 84;
  • Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage, p. 300-309;
  • Richard Miles, Carthage must be destroyed, p. 315-318.

Noten

[1] We doen er goed aan de bewering van Livius dat er ook zo’n 4.000 Macedoniërs voor Hannibal vochten te verwerpen (Livius 30.26 en 30.33). Als deze echt in Afrika aanwezig waren geweest had ook Polybius ze wel genoemd. Dat doet hij niet.

[2] Livius beweert dat de versterkingen van Masinissa aankwamen op de dag dat de spionnen gevangen werden genomen (Livius 30.29).

[3] De alae van de bondgenoten, die er bij Naraggara natuurlijk ook bij waren, worden nergens genoemd in onze bronnen.

[4] Livius 30.43: “senatus consulto intercessit”. Zie Andrew Lintott, The Constitution of the Roman Republic, p. 84.

[5] Deze passage in het werk van Livius (Livius 30.43) is tamelijk raadselachtig. Het verklaren van oorlog en het sluiten van vrede was een taak voor de comitia centuriata, de vergadering van de centuriën. Omdat dit een vergadering van het hele populus Romanus was, kon zij niet door de volkstribunen – i.e. de tribunen van het plebs Romana – bijeen worden geroepen. Livius suggereert dat de kwestie werd besproken in het concilium plebis, de vergadering waarin besluiten werden genomen door de tribus. Die vergadering kon wel door de volkstribunen bijeen worden geroepen, maar zij nam doorgaans geen beslissingen over vredesverdragen.

3 Comments:

  1. Pingback:De Tweede Macedonische Oorlog: Het Jaar 200 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:Cato de Censor: Het Jaar 184 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:Romeinse cavalerie – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.