De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 206 BCE

Scipio Africanus.

Samenvatting

  • De Romeinen proberen de landbouwproductie in Latium en andere delen van Italië te herstellen;
  • De consuls Lucius Veturius Philo en Quintus Caecilius Metellus bezetten Lucanië, waardoor Hannibal in een hoekje in Zuid-Italië vast komt te zitten;
  • In Spanje behaalt Publius Cornelius Scipio zijn mooiste overwinning van de oorlog door de Carthagers te verslaan in de Slag bij Ilipa;
  • Na de veldslag loopt de Numidische prins Masinissa over naar de Romeinen;
  • De Romeinen en de Carthagers proberen allebei de Numidische koning Syphax aan hun kant te krijgen;
  • Scipio en zijn legaten rollen de laatste verzetshaarden in Spanje op;
  • De Romeinen stichten hun eerste kolonie in Spanje, de stad Italica;
  • Scipio wordt ziek en dit leidt tot muiterij in het Romeinse leger;
  • Scipio herstelt van zijn ziekte, slaat de muiterij neer en laat de kopstukken terechtstellen;
  • Mago Barcas krijgt het bevel van Spanje naar Italië over te varen en zich daar bij zijn broer Hannibal te voegen;
  • Gades geeft zich over aan de Romeinen; dit is het einde van het Carthaagse Spanje.

Marcus Livius had als afzwaaiend consul de verkiezingen kunnen leiden, maar om de een of andere reden werd hij eerst door zijn collega Gaius Claudius Nero tot dictator benoemd. Quintus Caecilius Metellus werd als ritmeester aangesteld. Vervolgens werden Lucius Veturius Philo en deze Quintus Caecilius Metellus gekozen als de nieuwe consuls. Beide mannen had als legaat gediend in het leger dat het vorige jaar Hasdrubal bij de Metaurus had verslagen. Ze waren hiervoor hogelijk geprezen door de equites en dit had hen zeker geholpen bij het bemachtigen van het hoogste ambt van de Republiek. Marcus Caecilius Metellus – wellicht een bloedverwant van de nieuwgekozen consul – werd tot praetor gekozen. Zijn reputatie was na de nederlaag bij Cannae flink bezoedeld en hij was in voorgaande jaren tweemaal door de censors gestraft, eerst in 214 en vervolgens nogmaals in 209 BCE. Het lijkt er niettemin op dat hij later enigszins gerehabiliteerd werd, want hij kreeg de prestigieuze positie van praetor urbanus. Dat ambt was voor hem wel het eindstation: het consulaat ging aan zijn neus voorbij.

Italië

Er werd dit jaar weinig gevochten in Italië. De beide consuls kregen in de eerste plaats de opdracht de landbouwproductie in Latium en andere delen van Italië te herstellen. Vanwege de oorlog en de grootscheepse verwoestingen in de landelijke gebieden waren veel boeren naar Rome gevlucht, zodat ze ook hun landerijen niet meer konden bewerken. De consuls overreedden veel van de vluchtelingen om naar hun boerderijen terug te keren. Burgers van Placentia en Cremona kregen het bevel terug te keren naar deze twee kolonies in Gallia Cisalpina. Een praetor werd naar het noorden gestuurd om hen te beschermen.

Kaart van Zuid-Italië (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

Beide consuls kregen Bruttium als hun provincie toegewezen. Hannibal zat nu vast in een steeds kleiner wordend hoekje van het Italiaanse schiereiland. De nog altijd ongeslagen Carthaagse generaal rouwde om de dood van zijn broer en – nog belangrijker – besteedde zijn tijd aan het reorganiseren van de gebieden die hij nog beheerste om zijn bondgenoten beter te kunnen beschermen. Zo had hij de gehele bevolking van Metapontum naar Bruttium verplaatst en daar ook veel Lucaniërs gevestigd. Als gevolg hiervan konden de consuls een groot gedeelte van Lucanië weer bezetten. Philo en Metellus plunderden daarnaast grondig de gebieden van Consentia in Bruttium, maar ze raakten hun buit bijna weer kwijt toen hun marscolonne in een smalle bergpas werd verrast door Bruttiërs en Numidische slingeraars. Uiteindelijk wist hun leger echter zonder kleerscheuren te ontsnappen.

De Slag bij Ilipa

In Spanje werden dit jaar veel belangrijke veldslagen uitgevochten. Scipio maakte hiermee feitelijk een einde aan enkele eeuwen Carthaagse aanwezigheid op het schiereiland. De eerste beslissende veldslag vond plaats bij het plaatsje Ilipa bij de rivier de Baetis (nu de Guadalquivir). Scipio had een leger verzameld bestaande uit zo’n 45.000 infanteristen en 3.000 ruiters. Hij moest het opnemen tegen de gecombineerde legers van Hasdrubal zoon van Gisgo en Mago Barcas. De Carthagers beschikten over tenminste 50.000 en misschien wel 70.000 infanteristen, evenals tussen de 4.000 en 4.500 ruiters en 32 olifanten. Scipio had dus vrijwel zeker minder soldaten, maar het is niet duidelijk hoeveel minder. Wat wel duidelijk is, is dat de helft van zijn troepen bestond uit Spaanse bondgenoten. Zijn vader en oom waren na het overlopen van de Spaanse bondgenoten gesneuveld, dus de Romeinse aanvoerder wilde uiteraard vooral vertrouwen op zijn ervaren Romeinse en Italiaanse soldaten.

Kaart van Spanje (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

Het lijkt erop dat Hasdrubal het opperbevel voerde over het Carthaagse leger. Hij had zijn kamp opgeslagen op een heuvel met een vlakte ervoor. Toen de Romeinen nog bezig waren met het bouwen van hun eigen kamp, liet hij Mago met de Carthaagse ruiterij en prins Masinissa met de Numidiërs de Romeinse colonne aanvallen. Scipio had hier echter rekening mee gehouden. Hij had zijn eigen ruiters achter een heuvel verborgen, en toen de Carthagers de voorposten en de mannen die het kamp bouwden aanvielen, vielen de Romeinse cavaleristen op hun beurt de Carthagers in de flank aan. Mago, Masinissa en hun ruiters werden hierdoor volkomen verrast, maar ze verzetten zich hevig. De Romeinen bleven echter verse troepen inzetten, zodat de Carthagers en Numidiërs uiteindelijk het strijdperk moesten ontvluchten. De Romeinen hadden de eerste klap uitgedeeld.

Veles (bron: Europa Barbarorum)

Romeinse ruiter (eques) van een Republikeins legioen (bron: Europa Barbarorum).

De volgende paar dagen schermutselden de Romeinse en Carthaagse ruiters en de lichte troepen op de open vlakte tussen de twee legerkampen. Iedere dag liet Hasdrubal zijn manschappen laat op de dag uit het kamp marcheren en in slagorde opstellen, waarna Scipio zijn voorbeeld volgde. Tot een treffen tussen de twee legers kwam het echter telkens niet. Het lijkt erop dat dit allemaal onderdeel van Scipio’s strijdplan was. Hasdrubal stelde zijn troepen altijd op met de Noord-Afrikanen – zijn beste soldaten – in het centrum en de Spaanse bondgenoten op de vleugels. Op zijn beurt plaatste Scipio zijn Romeinse legioensoldaten en alae van de bondgenoten in het centrum en zijn Spaanse hulptroepen op de flanken. Op de dag van de Slag bij Ilipa besloot Scipio echter zijn opstelling om te gooien. Hij gaf zijn manschappen de opdracht al vroeg in de ochtend hun ontbijt te nuttigen en begon vervolgens met de uitvoering van zijn plan. Allereerst stuurde hij de ruiterij en de velites naar voren om met de vijand te schermutselen in de buurt van Hasdrubals kamp. Vervolgens liet hij de rest van zijn strijdmacht het legerkamp verlaten en plaatste hij de Spaanse troepen in het centrum en de Romeinen en Italianen op de vleugels. Hasdrubal was overvallen door deze actie van Scipio, want tot dan toe was het altijd de Carthager geweest die het initiatief had genomen. Als reactie stuurde Hasdrubal zijn eigen ruiterij en lichte troepen naar buiten en tevens begon hij met het opstellen van zijn infanterie nabij het kamp. Zijn manschappen hadden nog niet eens gegeten.

De ruiterij en de lichte troepen van beide partijen rukten op, schermutselden met elkaar, stormden naar voren, achtervolgden elkaar en trokken zich weer terug. Enkele uren lang wervelde de strijd zo heen en weer. Vervolgens liet Scipio zijn ruiters en velites terugroepen en zich terugtrekken door de openingen in de Romeinse slaglinie. Zij werden vervolgens opgesteld bij de Romeinse en Italiaanse infanterie op de twee vleugels. Daarop gaf Scipio het bevel om op te rukken, maar de Spanjaarden in het centrum waren geïnstrueerd om dat slechts langzaam te doen. De generaal voerde zelf het bevel over de rechtervleugel terwijl Marcus Junius Silanus en Lucius Marcius de linkervleugel aanvoerden. De Romeinse en Italiaanse soldaten dienden al jarenlang in het leger en beschikten als gevolg daarvan over zeer veel ervaring. Zij begonnen nu met het uitvoeren van een reeks complexe manoeuvres. Allereerst veranderden ze hun opstelling van slagorde naar marscolonne. De rechtervleugel marcheerde vervolgens naar rechts toe en de linkervleugel naar links. Daarna draaide op beide flanken de hele marscolonne weer naar voren en begon richting de vijandelijke linies op te rukken. Toen ze dicht bij de Carthagers waren, stelden de twee colonnes zich weer in slagorde op en vielen de vijand aan.

Een deel van de uitrusting van een triarius. Zijn speer (hasta) ontbreekt. In de strijd gebruikte hij het grote schild achterin, niet het kleine ronde schild. Deze triarius draagt het zwaard aan de verkeerde kant. Het werd rechts gedragen.

De Spanjaarden in het Romeinse centrum hadden ondertussen hun orders goed uitgevoerd en bevonden zich nog op een behoorlijke afstand van de Noord-Afrikanen. Hasdrubal wist niet hoe hij moest reageren. Zijn vleugels werden aangevallen door de meest ervaren troepen van de Romeinen en de Romeinse ruiterij en velites hadden zijn linie al overvleugeld. Als hij zijn Afrikanen naar voren zou sturen om de Romeinen in de flank aan te vallen, zouden deze troepen in hun eigen flank worden aangevallen door de Spaanse bondgenoten van de Romeinen in het centrum. De velites en de Romeinse ruiters veroorzaakten met hun werpspiesen al grote paniek onder de Carthaagse olifanten. En hoewel de Spanjaarden op de flanken dapper vochten, werden ze geleidelijk teruggedrongen en leden ze zware verliezen. Het feit dat deze manschappen nog niet ontbeten hadden, werkte zeker in hun nadeel. De Spaanse bondgenoten moesten steeds meer terrein prijsgeven, en uiteindelijk gaf Hasdrubal het bevel de aftocht te blazen. In eerste instantie wisten de Carthagers zich nog ordelijk terug te trekken. De Romeinen bleven echter onophoudelijk druk uitoefenen op hun linies en uiteindelijk verbraken de Carthagers hun opstelling en vluchtten in verwarring weg. De Romeinen zetten de achtervolging in, maar moesten die afbreken vanwege zware donder en hevige regenval.

Hoewel de Slag bij Ilipa terecht wordt beschouwd als Scipio’s mooiste overwinning, is het aannemelijk dat de Carthaagse verliezen naar verhouding beperkt waren en dat een groot gedeelte van het leger de relatieve veiligheid van het kamp wist te bereiken. De Spaanse bondgenoten begonnen echter al snel te deserteren en Hasdrubal meende dat het daarom veiliger was om zijn kamp op te breken en zich terug te trekken. Scipio stuurde zijn ruiterij en lichte troepen achter hem aan en zij slaagden erin het restant van het Carthaagse leger te blokkeren toen dit de Baetis probeerde over te steken. Hasdrubal moest daarom voor een andere weg kiezen, maar de Romeinen bleven de Carthaagse marscolonne genadeloos aanvallen. Uiteindelijk vluchtte Hasdrubal de heuvels in met slechts 6.000 manschappen. Volgens Livius werd de rest gedood of gevangen genomen. Hasdrubal bezette met de overgebleven troepen een heuvel, maar deze was nauwelijks te verdedigen. Hij liet daarop zijn mannen in de stek en vluchtte naar de kust, waar schepen hem oppikten en naar Gades brachten. Ook Mago wist Gades te bereiken, maar Masinissa liep over naar de Romeinen na een privé gesprekje met Silanus, de man die door Scipio naar de heuvel was gestuurd om de laatste verdedigers te verslaan.

Naar Afrika

Silanus keerde naar Tarraco terug en verklaarde daar dat de oorlog voorbij was. Scipio stuurde vervolgens zijn broer Lucius met een aantal belangrijke krijgsgevangenen terug naar Rome om daar mede te delen dat Spanje onderworpen was. Die conclusie van Scipio zou nogal voorbarig blijken te zijn, maar hij had zijn zinnen al gezet op het verplaatsen van de oorlog naar Afrika.

Romeins schip op een graftombe in Classe, bij Ravenna (Archeologisch Museum van Ravenna).

Al vroeg in het conflict waren de Romeinen begonnen met het uitvoeren van raids in het Afrikaanse kustgebied. De consul Gnaeus Servilius Geminus had er een geleid in 217 BCE en hetzelfde gold voor de propraetor Titus Otacilius in 215 BCE en nogmaals in 212 BCE. Erg veel succes hadden deze raids niet opgeleverd. De plundertochten van Marcus Valerius Messalla in het gebied van Utica in 209 BCE stemden tot grotere tevredenheid en hij had ook veel lokale inwoners gevangen genomen. Het jaar daarop was Marcus Valerius Laevinus met 100 schepen naar Aspis (Clupea in het Latijn) gevaren. Dit was de plek waar de Romeinen waren geland tijdens hun rampzalige invasie van Afrika in 256-255 BCE. Laevinus had het gebied rond Aspis grondig verwoest en een Carthaagse vloot van 83 schepen die hem moest onderscheppen verslagen. In 207 BCE herhaalde hij dit succes. Allereerst plunderde hij de gebieden van Utica en Carthago en daarna vermorzelde hij op de terugweg naar Lilybaeum een Carthaagse vloot van 70 schepen.

De Romeinen waren dus zeker al bezig dichter bij Carthago te komen, maar het uitvoeren van raids in vijandelijk gebied was natuurlijk veel gemakkelijker dan het lanceren van een grootschalige invasie van Afrika. Hiervoor hadden de Romeinen ook meer lokale bondgenoten nodig. Dit was dan ook de reden dat Scipio zijn vriend Laelius naar het hof van Koning Syphax van de Masaesyli in Numidië stuurde. Syphax was al eerder een bondgenoot van Rome geweest, maar na een zware nederlaag tegen Carthago en Koning Gala van de Massylii, de vader van Masinissa, was hij overgelopen. Toen Laelius in Numidië aankwam, kreeg hij te horen dat de koning alleen met Scipio zelf wenste te onderhandelen. Scipio kreeg een vrijgeleide en vertrok met slechts twee quinqueremen uit Carthago Nova. Hij stak de zee over naar Numidië en arriveerde daar op ongeveer hetzelfde moment als Hasdrubal zoon van Gisgo, die uit Spanje was weggevlucht. Dit alles leidde tot de enigszins bizarre situatie dat Scipio, Laelius en Hasdrubal aan één tafel dineerden met Koning Syphax. Livius beweert dat Scipio erin slaagde een verdrag te sluiten met de koning, maar het lijkt aannemelijker dat Syphax nog niet besloten had wie hij ging steunen.

En terug naar Spanje

Mozaïek van strijdende gladiatoren.

Eenmaal terug in Spanje voerde Scipio strafexpedities uit tegen Iliturgis en Castulo, twee steden die na de nederlaag van Gnaeus en Publius Scipio in 211 BCE waren overgelopen naar Carthago. Iliturgis was het toneel van grimmige en zware gevechten voordat de Romeinen er uiteindelijk in slaagden de muren te beklimmen en de stad in te nemen. Scipio’s op wraak beluste manschappen slachtten daarop de meeste mannen, vrouwen en kinderen af en legden de stad in de as. Bij Castulo werd veel minder bloed vergoten: die stad werd aan de Romeinen verraden door een lokale commandant. Scipio keerde vervolgens terug naar Carthago Nova en hield daar gladiatorengevechten ter ere van zijn overleden vader en oom.

Lucius Marcius werd naar het zuiden gestuurd om nog een aantal andere pro-Carthaagse Spaanse steden te onderwerpen. Sommige daarvan gaven zich zonder tegenstand over, maar bij het stadje Astapa werd een bloedbad aangericht. De meeste verdedigers stormden daar de poorten uit en wierpen zich in een furieuze banzai-aanval op de Romeinen. Terwijl zo buiten de muren fel werd gevochten, doodden zo’n 50 achtergebleven jongemannen alle vrouwen en kinderen. Zij hadden een grote brandstapel gebouwd, staken die aan en wierpen alle lijken van de vrouwen en kinderen erop voordat ze ook zichzelf van het leven beroofden. Al het goud en zilver in de stad was eveneens op de brandstapel gegooid. Veel Romeinen raakten gewond of kwamen zelfs om het leven toen ze probeerden de waardevolle voorwerpen uit het vuur te halen.

Een forse tegenvaller voor de Romeinen was het feit dat Scipio ernstig ziek werd. Naarmate het nieuws over zijn ziekte zich verspreidde, werd het verhaal ook steeds meer verdraaid en begonnen velen te geloven dat de Romeinse generaal dood was of op sterven lag. Dit leidde tot grote onrust in Spanje. Indibilis en Mandonius, de niet zo betrouwbare stamhoofden van de Ilergetes, kwamen in opstand en hitsten de Lacetani en een aantal Keltiberische stammen op om de gebieden van de Romeinse bondgenoten te plunderen. Het is goed mogelijk dat de Ilergetes genoeg hadden van de Romeinse aanwezigheid en bang waren dat hun heerschappij net zo hardvochtig en oneerlijk zou worden als die van Carthago. Voor die angst was ook wel enige reden, want het was waarschijnlijk juist dit jaar dat de Romeinen besloten hun eerste permanente kolonie op het Spaanse schiereiland te stichten, te weten de stad Italica (geboorteplaats van keizer Trajanus en misschien ook die van zijn opvolger Hadrianus). Niettemin is het nog iets waarschijnlijker dat de twee stamhoofden simpelweg een persoonlijke loyaliteit jegens Scipio voelden, en niet jegens de Romeinse Republiek. De vermeende dood van de Romeinse generaal bevrijdde hen van iedere verdere verplichting jegens Rome.

Uitrusting van een krijgstribuun uit de tijd van de Republiek.

Muiterij

Nog ernstiger was een muiterij van zo’n 8.000 Romeinse soldaten bij Sucro (het huidige Cullera), ten zuiden van Saguntum. Deze troepen had al enige tijd niets te doen gehad en dit had tot onrust geleid. De mannen wilden ofwel in actie komen en buit vergaren, ofwel teruggestuurd worden naar Italië. Ook eisten ze hun achterstallige soldij op. Toen de soldaten begonnen te muiten, probeerden de krijgstribunen nog tussenbeide te komen, maar deze werden al snel het kamp uit gejaagd. Twee gewone soldaten werden tot nieuwe bevelhebbers gekozen. Deze mannen begonnen zich spoedig te gedragen als Romeinse magistraten en ze waren zelfs zo brutaal dat ze lictors voor zich uit lieten lopen die roedenbundels met bijlen erin meedroegen (de fasces).

Toen Scipio na zijn herstel van de muiterij hoorde, stuurde hij zeven krijgstribunen naar het kamp om naar de klachten van de manschappen te luisteren. Hun voornaamste klacht was dat ze al geruime tijd geen soldij meer hadden ontvangen. Scipio gaf daarop de soldaten het bevel naar Carthago Nova te komen om hun achterstallige soldij in ontvangst te nemen. Hij stuurde belastinginners naar de Spaanse gemeenschappen toe zodat alle manschappen tegelijkertijd betaald konden worden. Vervolgens raadpleegde Scipio zijn consilium over hoe hij met de muiterij om diende te gaan. Uiteindelijk werd het besluit genomen dat alleen de 35 kopstukken bestraft zouden worden en de rest van de manschappen slechts een reprimande zou krijgen. De krijgstribunen die naar Sucro waren gestuurd kregen instructies om de kopstukken apart te nemen, ze voor het diner uit te nodigen en ze daarna te arresteren als ze dronken waren. Toen de duizenden soldaten in Carthago Nova begonnen te arriveren, deden de krijgstribunen precies wat er van hen verlangd werd. Spoedig waren alle kopstukken geketend en wel in hechtenis genomen.

Romeinse princeps (bron: Europa Barbarorum).

De volgende dag verzamelden de muitende soldaten zich voor het podium waarop Scipio had plaatsgenomen. Scipio had hen in de waan gelaten dat de troepen die loyaal aan hem waren op Spaanse rebellen waren afgestuurd, maar in werkelijkheid hadden deze zwaarbewapende soldaten de muiters omsingeld. De Romeinse generaal begon vervolgens de rebellerende soldaten zwaar te vermanen. Hij ging zo tekeer dat alle moed hun in de schoenen zonk. Toen Scipio uitgesproken was, begonnen de loyale soldaten met hun zwaarden op hun schilden te slaan. Het lawaai dat ze produceerden moet zeer intimiderend zijn geweest voor de muiters. Vervolgens werden de veroordeelde kopstukken binnengebracht, volledig naakt. Ze werden aan palen vastgebonden, gegeseld en onthoofd. Hun kameraden werden de hele tijd gedwongen dit vreselijke schouwspel gade te slaan. Toen de executies waren uitgevoerd en de lichamen van de leiders van de opstand werden weggesleept, werden de anderen één voor één naar voren geroepen om hun eed van trouw aan de Romeinse Republiek en hun bevelhebber te hernieuwen. Nadat ze dat gedaan hadden, kregen ze hun soldij uitbetaald. De muiterij was daarmee voorbij.

Wraak

Nadat hij de orde had hersteld, rukte Scipio op naar het noorden om de confrontatie met de Ilergetes aan te gaan. Op de tiende dag na zijn vertrek uit Carthago Nova bereikte hij de Ebro. Nog eens drie dagen later stuitte hij op het leger van Indibilis en Mandonius in een vallei omgeven door heuvels. Scipio stuurde eerst wat vee de vallei in en de Spanjaarden probeerden zich direct van de dieren meester te maken. Daarop werden ze aangevallen door de Romeinse velites, die hen eerst met werpspiesen bestookten en vervolgens hun zwaarden trokken voor het lijf-aan-lijfgevecht. Daarna stormde ook Laelius nog eens met zijn ruiterij op hen af, waarop de meeste vijanden gedood werden. De volgende dag werd er een geregelde veldslag in de vallei uitgevochten. De vallei was erg nauw en leek geen mogelijkheden te bieden voor flankaanvallen. Scipio gaf echter aan Laelius de opdracht om om de heuvels heen te rijden met zijn ruiters en de vijand in de rug aan te vallen. Laelius versloeg eerst de Spaanse cavalerie en stormde daarna van achteren op de infanterie af. Ongeveer tweederde van het Spaanse leger werd vernietigd. De rest was buiten de strijd gebleven en slaagde erin te vluchten. Ook Indibilis wist te ontkomen.

Slingeraar van de Balearen (afbeelding van Johnny Shumate (jjjshumate@earthlink.net)).

In de tussentijd was het Carthaagse gebied in Spanje teruggebracht tot slechts Gades en omgeving. De stad was al eens bijna aan de Romeinen verraden, maar de samenzwering was net op tijd ontdekt en Mago had de samenzweerders gearresteerd en naar Carthago laten afvoeren. Daarna kreeg Mago van de Raad van Dertig Ouderen in Carthago het bevel Gades op te geven. Ook moest hij naar Italië varen, daar onder de Kelten en Liguriërs troepen rekruteren en proberen zich bij Hannibal te voegen. Mago gaf gehoord aan het bevel, maar probeerde eerst nog met een verrassingsaanval Carthago Nova te heroveren. De Romeinen waren echter goed voorbereid en stormden de poorten uit zodra de Carthagers de stadsmuren naderden. Mago’s soldaten werden terug naar hun schepen gejaagd en enkele honderden van hen werden gedood. De Carthaagse bevelhebber voer daarop terug naar Gades, maar de burgers weigerden hem toe te laten. Noodgedwongen voer hij daarom naar de Balearen. Op Majorca kregen zijn troepen een vijandige ontvangst, dus uiteindelijk besloot Mago maar op Minorca te overwinteren. Daar rekruteerde hij zo’n 2.000 lokale strijders, onder meer de beroemde slingeraars van de Balearen.

Nu Mago was vertrokken, gaven de burgers van Gades zich aan de Romeinen over. Enkele honderden jaren van Fenicische aanwezigheid in Spanje kwamen hiermee ten einde.[1] Scipio had in de buurt van deze stad al een gesprekje gevoerd met Masinissa. De Numidische prins kreeg toestemming om terug naar Numidië te gaan om zijn stamgenoten, de Massylii, ervan te overtuigen de kant van de Romeinen te kiezen. Aangezien de oorlog in Spanje voorbij was, delegeerde Scipio het bevel over het leger aan zijn legaten en keerde naar Rome terug. Hij had zich kandidaat gesteld voor de verkiezingen voor de consuls van het volgende jaar en gold daarbij als een van de favorieten.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of Carthage, p. 277-285;
  • Richard Miles, Carthage must be destroyed, p. 302-303.

Noot

[1] Of, zoals Richard Miles het formuleert: “The once glittering imperial possession that had been Barcid Spain was no more, after little more than thirty years of existence.” (Carthage must be destroyed, p. 303)

6 Comments:

  1. Pingback:De Annalist: Het Jaar 205 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: De Jaren 202-201 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:De Tweede Macedonische Oorlog: Het Jaar 197 BCE – – Corvinus –

  4. Pingback:Inval in Histrië: Het Jaar 178 BCE – – Corvinus –

  5. Pingback:Palestrina: Het Praeneste van de Oudheid (deel 2) – – Corvinus –

  6. Pingback:De Tweede Punische Oorlog: Het Jaar 204 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.