Het moderne Grado is een aangename badplaats die hordes toeristen trekt vanwege de prachtige stranden die je er vindt. Het Grado van de Oudheid was daarentegen de havenstad van Aquileia, dat zo’n tien kilometer noordelijker ligt. Toen heette de stad Ad Aquas Gradatas, wat tijdens de Middeleeuwen werd afgekort tot Gradus. Hier konden schepen op een veilige plek aanleggen voordat ze de rivier de Natisone opvoeren naar Aquileia zelf. Oorspronkelijk lag Grado op een eiland, maar tegenwoordig is de plaats met het vasteland verbonden door een dam waarover de Strada Regionale 352 loopt. Doordat de meeste toeristen naar Grado komen om van de zon te genieten en heerlijk te zwemmen in het heldere water van de Adriatische Zee, krijgen liefhebbers van geschiedenis alle ruimte om het kleine historische centrum te verkennen. Van het Romeinse Grado is niet veel meer over, maar gelukkig vertellen de kerken in het stadje wel het verhaal van Grado in het vroegchristelijke tijdperk.
Basilica della Corte
Telkens wanneer in de vijfde en zesde eeuw vreemde indringers Italië binnenvielen – men denke aan de Visigoten, de Hunnen, de Ostrogoten en de Longobarden – vluchtten de inwoners van Aquileia naar de lagune om daar te schuilen. In dit opzicht kan men het eiland waarop Grado lag wel vergelijken met het eiland Torcello in de Venetiaanse lagune, dat eveneens diende als verzamelplaats voor vluchtelingen. Grado was echter al ruim voor deze invallen bewoond, ook al kan de gemeenschap die nabij de haven woonde nooit erg groot zijn geweest. De Doge en tevens historicus Andrea Dandolo, die tussen 1343 en 1354 als Doge van Venetië diende, beweert dat hier in 421 een castrum of fort werd gebouwd. Dit castrum besloeg zeker geen groot gedeelte van het eiland. Het mat slechts ongeveer 320 bij 90 meter en omvatte ruwweg het gebied in het zuidelijke gedeelte van het centrum, van de Piazza della Corte tot het plein voor de kerk van Santa Eufemia. De aanleg van versterkingen suggereert dat de mensen die hier woonden voor hun bescherming niet slechts wilden vertrouwen op het water van de lagune.
Binnen het voormalige castrum vinden we de restanten van de eerste christelijke kerk in Grado, de zogenaamde Basilica della Corte. Deze is zeker ouder dan het castrum zelf en het lijkt erop dat ze in het midden van de vierde eeuw werd gebouwd. Zeelieden, havenarbeiders en burgers konden hier terecht voor hun zielenheil. De kerk werd over een nog oudere heidense begraafplaats heen gebouwd. Toen vanaf de vijfde eeuw steeds meer vluchtelingen vanaf het vasteland naar Grado kwamen, werd deze kleine kerk de tijdelijke zetel van de bisschop van Aquileia, die toen in ballingschap leefde. Niet veel later werd er een baptisterium aan toegevoegd. Helaas werd door de toevloed van zoveel mensen, zeker na de inval van de Hunnen in 452, en doordat mensen in de stad dicht op elkaar gepakt woonden het risico op branden verhoogd. Al enkele jaren na 452, hoogstwaarschijnlijk tijdens het episcopaat van bisschop Nicetas (ca. 454-485), brandde de Basilica della Corte tot de grond toe af.
Vervolgens werd een nieuw kerk op dezelfde plek gebouwd. De eerdere kerk was een eenbeukig gebouw geweest, maar de nieuwe kerk kreeg de vorm van een echte Romeinse basilica, met een middenschip en twee zijbeuken. Helaas ging ook deze basilica verloren als gevolg van een rampzalige brand aan het begin van de zesde eeuw. De kerk werd niet herbouwd en andere kerken in de stad namen haar positie over als tijdelijke zetel van de bisschop. Tussen 1902 en 1906 werden opgravingen verricht op de Piazza della Corte en deze brachten de restanten van de eerste kerk aan het licht. Tegenwoordig geven witte lijnen op het trottoir de contouren van deze basilica en haar iets westelijker gelegen baptisterium aan. Boven de opgravingen zijn bruggen geplaatst van waaraf de bezoeker een blik kan werpen op de originele mozaïekvloer, die vandaag de dag ongeveer een meter onder straatniveau ligt. Vooral de mozaïeken in het centrale deel van het middenschip zijn de moeite waard. De wijdingstekst die we hier vinden luidt:
PAVLINVS ET MARCELLINA CUM SVIS OMNIBVS P(EDES) ooD
De tekst geeft aan dat Paulinus, Marcellina en al hun verwanten het leggen van deze mozaïeken sponsorden (pedes betekent ‘voeten’, en een Romeinse voet was iets minder dan 30 centimeter). De letter ‘D’ (500 in Romeinse cijfers) verwijst waarschijnlijk naar de omvang van het mozaïek. De geometrische versieringen die we zien, zijn erg elegant. Het gaat vooral om varianten van kruizen en Salomonsknopen. [Mocht u zich afvragen wie het Indiana Jones-achtige figuur in de rechter benedenhoek van de foto is: dat is ondergetekende.]
Santa Maria delle Grazie
De kerk van de Heilige Maria is de op één na oudste kerk in Grado. Ze is waarschijnlijk gebouwd rond het einde van de vierde eeuw, in de tijd dat Chromatius bisschop van Aquileia was (ca. 388-407). Toen de Basilica della Corte in de vroege zesde eeuw voor de tweede keer afbrandde, werd de Santa Maria delle Grazie tijdelijk de zetel van de bisschop van Aquileia totdat de nieuwe kerk van Santa Eufemia was voltooid. Het bouwwerk dat we tegenwoordig zien, dateert grotendeels van het einde van de zesde eeuw en is het resultaat van een restauratie waartoe de patriarch Elia (571–586) de opdracht gaf.[1]
De kleine kerk meet zo’n 20 bij 12 meter en zowel haar exterieur als haar interieur zijn erg eenvoudig. Binnen vinden we een hoog middenschip en lagere zijbeuken. De zijbeuken zijn van het middenschip gescheiden door vijf sets zuilen uit verschillende perioden. De belangrijkste bezienswaardigheid van de Santa Maria delle Grazie vindt men in de rechter zijbeuk: een vloermozaïek uit de kerk die tentatief aan Chromatius wordt toegeschreven. Dit werd tijdens restauraties in 1924 aan het licht gebracht. Het grote rechthoekige mozaïek ligt ongeveer een meter onder de vloer van het huidige schip en het centrale altaar, dat uit de tijd van patriarch Elia dateert. De mozaïeken tonen wederom verschillende vormen en figuren, bloemmotieven en Salomonsknopen, evenals verschillende wijdingsteksten met de namen van sponsors.
Op de afbeelding die in deze bijdrage is opgenomen kunnen we de volgende teksten lezen:
FELEX CVM SVIS FECIT P(EDES) XX
(“Felex maakte met zijn verwanten 20 voet aan mozaïeken”)
en
SAMBO CVM SVIS FECET P(EDES) XX
(“Sambo maakte met zijn verwanten 20 voet aan mozaïeken”)
Deze teksten geven aan dat de bijdragen van Felix, Sambo en hun familieleden tamelijk bescheiden waren – 20 Romeinse voet is slechts een klein stukje mozaïek – en dat correcte spelling niet hun sterkste kant was (‘Felex’ in plaats van ‘Felix’, ‘fecet’ in plaats van ‘fecit’). De spelfouten geven echter wel een idee van hoe het Latijn werd uitgesproken in de late vierde en vroege vijfde eeuw. De andere teksten op mijn foto – helaas niet helemaal leesbaar – vertellen dat Johannes en Afrodites hun gelofte hebben volbracht, dat Amara en Valentinianus 25 voet hebben bijgedragen en dat een rijkere man genaamd Honoratus betaalde voor 60 Romeinse voet aan mozaïeken. Op de vloer vinden we nog meer van dit soort teksten. Ze geven ons een aardig inkijkje in het religieuze leven in Grado in de Late Oudheid.
Toen ze in 579 werd voltooid en ingezegend, was de kerk van Santa Eufemia – waaraan ik een aparte bijdrage zal wijden – bestemd om de permanente zetel van de Patriarch van Aquileia te worden. Eerdere migraties van Aquileia naar Grado waren altijd min of meer tijdelijk geweest, maar in 568 vielen de Longobarden Italië binnen en na zoveel invasies leek het erop dat Aquileia voorgoed zou worden verlaten. Dit gebeurde echter niet. Direct na de dood van Elia’s opvolger Severus (586-606) ontstond er een bijzonder bitter conflict. Terwijl de aartsbisschop die in Grado was gevestigd zichzelf als de ware Patriarch van Aquileia beschouwde en de steun had van het Oost-Romeinse Rijk, werd in 606 op het vasteland een rivaliserende Patriarch van Aquileia aangesteld die de steun had van de Longobarden.
De liefde tussen Aquileia en Grado was nu definitief voorbij, en zoals John Julius Norwhich het fraai formuleerde, “each [patriarch] persisted in his denunciation of the other as an impostor and reciprocal anathemas thundered backwards and forwards between the two”.[2] Het conflict werd pas in 698 opgelost met een definitieve scheiding tussen Aquileia en Grado. De Patriarch van het ‘Oude’ Aquileia kreeg het kerkelijke gezag over het vasteland, terwijl die van Grado de hoogste autoriteit in Istrië en de lagunes werd, de Venetiaanse lagune daaronder begrepen. Veel later zou de Patriarch van Grado naar Venetië verkassen en de facto van daaruit zijn gezag uitoefenen. In 1451 werd het oude Patriarchaat van Grado omgevormd tot het Patriarchaat van Venetië.
Een belangrijke bron voor deze bijdrage is het lemma over Grado op de Treccani website. Voor de Latijnse teksten heb ik gebruikgemaakt van L’évergétisme monumental chrétien en Italie et à ses marges van Jean-Pierre Caillet.
Noten
[1] De (aarts)bisschop van Aquileia nam in 557 de titel van patriarch aan. Dit was het gevolg van het Schisma van de Drie Hoofdstukken.
[2] ‘A History of Venice’, p. 11.
Pingback:Grado: Santa Eufemia en het Schisma van de Drie Hoofdstukken – – Corvinus –
Pingback:Aquileia: Overblijfselen van een Romeinse stad – – Corvinus –
Pingback:Aquileia: Santa Maria Assunta – – Corvinus –
Pingback:Aquileia: Overblijfselen van een Romeinse stad (deel 2) – – Corvinus –