De Tweede Macedonische Oorlog: Het Jaar 199 BCE

(photo: PHGCOM/British Museum).

Samenvatting

  • Publius Cornelius Scipio Africanus en Publius Aelius Paetus dienen als censors; Scipio wordt de nieuwe princeps senatus;
  • De praetor Gnaeus Baebius Tamphilus lijdt een zware nederlaag tegen de Insubres;
  • De proconsul Lucius Manlius Acidinus mag een ovatio houden vanwege zijn overwinningen in Spanje, maar een volkstribuun spreekt hierover zijn veto uit;
  • Koning Philippos van Macedonië verwoest Attika;
  • De Achaeïsche Bond weigert Philippos te helpen tegen de Romeinen;
  • Eerste confrontaties tussen het Romeinse leger onder de consul Publius Sulpicius Galba en het Macedonische leger geleid door Philippos;
  • Galba breekt door de Macedonische stellingen in een dichtbegroeide pas heen en valt de streek Eordaia in Macedonië binnen alvorens zich terug te trekken naar zijn winterkamp;
  • De Aetolische Bond en de Athamanen besluiten voor de Romeinen te vechten;
  • De legaat Lucius Apustius en Koning Attalos van Pergamum veroveren Oreos op Euboea;
  • De nieuwe consul Publius Villius Tappulus arriveert te laat in de regio om nog een veldtocht tegen de Macedoniërs te kunnen starten; hij heeft bovendien te kampen met een muiterij in het leger.

Dit jaar begonnen de Romeinen met hun landoffensief van de Tweede Macedonische Oorlog. Beide partijen waren erop gebrand de Aetolische en Achaeïsche Bond aan hun kant te krijgen. De Aetoliërs waren echter nog niet bereid om voor de Romeinen te gaan vechten, ook al hadden ze bepaald geen warme gevoelens voor Philippos. De Macedonische koning probeerde op zijn beurt uit alle macht de Aetoliërs buiten de oorlog te houden en tegelijkertijd de Achaeërs zo ver te krijgen dat ze hun verplichtingen uit hun bondgenootschap met Macedonië zouden nakomen. De Achaeërs probeerden echter wanhopig neutraal te blijven in het conflict. Bovendien hadden ze zelf al genoeg problemen, want een oorlog met de Spartaanse tiran Nabis lag op de loer.

Binnenlandse kwesties

Voordat we ons richten op de Tweede Macedonische Oorlog moeten we eerst een aantal binnenlandse kwesties van de Romeinen langslopen. Lucius Cornelius Lentulus en Publius Villius Tappulus waren dit jaar de consuls en Scipio Africanus en Publius Aelius Paetus dienden als censors. Zij lijken het vrij gemakkelijk te hebben gehad en geen enkele senator werd geschrapt van de rol van de senatoren. Scipio werd zelf de nieuwe princeps senatus, een eretitel die vacant was sinds de dood van Fabius Maximus in 203 BCE.

Er was sprake van een ernstig constitutioneel probleem bij de verkiezing van Gaius Valerius Flaccus tot een van de curulische aedielen. Romeinse magistraten moesten een eed zweren voordat ze hun ambt konden uitoefenen, maar Flaccus was de flamen Dialis, de priester van Jupiter.[1] Dit was een oeroud priesterambt waaraan diverse verboden kleefden en een daarvan was dat het de flamen niet toegestaan was eden te zweren. Uiteindelijk zwoer zijn broer de eed voor hem, en dit compromis werd door de volksvergadering goedgekeurd. Ook van belang was het feit dat de Carthagers begonnen met het betalen van de schadevergoeding die was afgesproken aan het einde van de Tweede Punische Oorlog. 100 Carthaagse gijzelaars kregen toestemming om naar Afrika terug te keren.

Romeinse priesters op een reliëf van het Ara Pacis in Rome. De priesters in het midden dragen de apex, een muts met een gepunt stuk hout.

De praetor Gnaeus Baebius Tamphilus zette de oorlog tegen de Kelten in Gallia Cisalpina voort, maar in plaats van de grote daden van Lucius Furius van het voorgaande jaar te evenaren leed hij een gevoelige nederlaag tegen de Insubres en verloor hij 6.700 man. De consul Lucius Cornelius Lentulus nam de restanten van zijn leger over en stuurde de praetor naar huis, maar zelf presteerde hij verder ook niets. Lentulus had het vorige jaar een ovatio gevierd die hem was toegekend voor zijn successen in Spanje. Hij had deze successen behaald samen met zijn collega Lucius Manlius Acidinus, die dit jaar terugkeerde van het Iberisch schiereiland. De Senaat kende ook hem een ovatio toe, maar dit besluit werd door een volkstribuun met een veto getroffen. Het leven in het Rome van de Oudheid was niet bepaald eerlijk.

De Tweede Macedonische Oorlog: Philippos slaat toe

Philippos was niet in staat geweest om Chalkis te redden, dat het vorige jaar door de Romeinen was leeggeplunderd. De koning bevond zich in Demetrias in Magnesië toen hij hoorde dat deze belangrijke stad – een van de drie “ketenen van Griekenland” – werd aangevallen. Hij had snel een kleine strijdmacht verzameld en had zich naar Euboea gehaast, maar moest daar vaststellen dat Chalkis al was gereduceerd tot een rokende puinhoop. Philippos was hier uiteraard woedend over en uit wraak viel hij Attika binnen en verwoestte het Atheense grondgebied. De koning bereikte ook de muren van Athene zelf en leidde persoonlijk zijn cavalerie in een woeste charge tegen een contingent Atheense hoplieten. De Atheners werden compleet verrast door deze aanval en ze werden terug de stad in gedreven. Livius beweert dat de koning vervolgens twee van de beroemde gymnasia van Athene platbrandde, de Cynosarges en het Lyceum, waar de grote Aristoteles zijn school had gesticht.

Koning Attalos van Pergamum stuurde snel extra troepen vanaf Aigina, een eiland ten zuiden van Athene waar hij zijn hoofdkwartier had ingericht.[2] De Romeinen stuurden op hun beurt versterkingen vanuit Piraeus, de havenstad van Athene. Philippos trok daarop naar Korinthe om een vergadering van de Achaeïsche Bond bij te wonen, maar de Bond weigerde om hem te steunen tegen de Romeinen. De koning marcheerde daarop weer richting het oosten, voerde zonder succes een stormaanval op Athene en Piraeus uit, en verwoestte Attika voor de tweede keer. Zoals gebruikelijk waren zelfs tempels en andere heilige plaatsen niet veilig voor de woede van de koning.

Kaart van Griekenland en Klein-Azië; strijdtoneel van de oorlogen tussen Rome, Macedonië en het Seleucidenrijk (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

De Tweede Macedonische Oorlog: Galba slaat terug

Replica van een Romeinse gladius (links).

Alvorens zijn eigen lenteoffensief te beginnen stuurde de consul Publius Sulpicius Galba zijn legaat Lucius Apustius vooruit voor enkele prikaanvallen in vijandelijk gebied. Toen deze succesvol bleken, gaf de consul aan Apustius het commando over de vloot en ging hij zelf in het offensief. Eerst rukte hij op door het gebied van de Dassaretii en daarna trok hij de vlakte van Lynkestis in Boven-Macedonië binnen. Philippos was inmiddels naar Thessalië teruggekeerd en had bereden verkenners op pad gestuurd om het vijandelijke leger te lokaliseren. De ruiters van de koning botsten op die van de consul, die eveneens wat ruiterij vooruit had gestuurd om het terrein te verkennen. De verliezen in het korte gevecht waren aan beide kanten ongeveer gelijk, maar Livius vertelt ons dat de Macedoniërs geschokt waren over de vreselijke verwondingen die de Romeinse gladius hispaniensis kon aanrichten (een iets langere versie van dit beruchte zwaard werd in die tijd als standaard sabel voor de cavalerie gebruikt). Philippos besloot daarop zijn zoon Perseus terug te roepen, een jongen van een jaar of twaalf die naar een nauwe pas verder naar het noorden was gestuurd om deze te bewaken tegen Illyrische aanvallen. De troepen van Perseus werden toegevoegd aan die van de koning, die nu beschikte over een leger van zo’n 20.000 infanteristen en 2.000 ruiters.

Het volgende treffen werd uitgevochten in het gebied van de Dassaretii. De koning had wat lichte troepen en ruiters vooruitgestuurd en de consul reageerde daarop door zijn velites en twee contingenten ruiterij een tegenaanval te laten uitvoeren. De Macedoniërs waren gewoon van een afstandje te schermutselen, een charge uit te voeren en zich dan weer terug te trekken, maar de Romeinen waren erop gebrand zo snel mogelijk het lijf-aan-lijfgevecht aan te gaan. Dankzij deze agressieve tactiek wonnen de Romeinen de strijd. De volgende dag mislukte een Macedonische poging om de Romeinen in een hinderlaag van peltasten te laten lopen jammerlijk toen deze troepen te vroeg hun posities verraadden. Er ging nog een dag voorbij voordat Galba zijn kamp verliet en de koning aanbod om strijd te leveren. Daarbij stelde hij enkele Afrikaanse olifanten voor zijn linies op, de eerste keer in de geschiedenis dat de Romeinen van deze dieren gebruikmaakten op het slagveld. Philippos weigerde echter zijn kamp te verlaten, wat ertoe leidde dat Galba met zijn strijdmacht tot aan de Macedonische wal oprukte om de koning voor lafaard uit te maken.

Veles (bron: Europa Barbarorum)

Nu Philippos weigerde te vechten verplaatste de consul zijn kamp naar een plek die Ottolobus heette (de precieze locatie is niet bekend) en zo’n 13 kilometer verderop lag. Hier zou het gemakkelijker zijn om te foerageren, maar toen de Romeinen zich verspreid hadden om het graan te oogsten, werden ze van hun kamp afgesneden door de ruiterij van de koning en diens Kretenzische hulptroepen. Veel van de foerageurs werden neergesabeld en slechts enkelen slaagden erin terug naar het Romeinse kamp te vluchten om de consul te waarschuwen. De reactie van Galba was daadkrachtig. Hij stuurde zijn ruiterij vooruit en liet de krijgstribunen met de manipels infanterie op korte afstand volgen. Wederom vocht Philippos in de voorste rangen mee, zoals het een echte Macedonische koning betaamde. Hoewel een Macedonische zege aanvankelijk zeker leek, veranderde de komst van de Romeinse infanterie de situatie volledig. Het paard van de koning raakte gewond en gooide zijn berijder eraf. Bijna werd Philippos gevangen genomen, maar hij slaagde erin te vluchten op een paard van een van zijn hetairoi. Livius beweert dat er 200 Macedoniërs sneuvelden in het gevecht. Hij noemt geen verliezen voor de Romeinen, maar deze moeten ongeveer gelijk zijn geweest als we de slachtoffers onder de foerageurs meerekenen. De Slag bij Ottolobus was dus slechts een kleine Romeinse overwinning.

Philippos had tijdens de veldslag nog niet zijn zware infanterie ingezet en hij was nog allesbehalve verslagen. De beslissing om Perseus terug te roepen en zijn troepen over te nemen bleek echter een kostbare fout te zijn. Omdat de bergpas die eerder nog door de zoon van de koning werd bewaakt nu open lag, viel een Illyrische stam genaamd de Dardani Macedonië binnen. De Dardani waren bondgenoten van de Romeinen en hun verschijnen in het Macedonische hartland dwong de koning ertoe om ’s nachts zijn kamp op te breken en richting het gevaar te snellen. Philippos had Galba in de luren gelegd door een onderhandelaar naar diens kamp te sturen om te praten over een wapenstilstand. Die moest de Macedoniërs de gelegenheid geven om hun doden te begraven. Toen de consul de volgende morgen een ontmoeting had met de onderhandelaar en instemde met een wapenstilstand, kwam hij er plotseling achter dat de koning al vertrokken was.

Legioensoldaten uit de Keizertijd in testudo-formatie (Zuil van Trajanus, Rome).

Galba had geen idee waar Philippos naartoe was gegaan. Nadat hij graan had verzameld, besloot hij Eordaia in Boven-Macedonië binnen te vallen. Om zo’n inval te voorkomen had de koning een nauwe en dichtbegroeide pas geblokkeerd met troepen en schanswerk. Zijn zware infanterie bleek echter nutteloos in deze omgeving. Zijn met de lange en zware sarissa bewapende falangisten hadden open terrein nodig om effectief te kunnen vechten en de Thracische hulptroepen konden niet goed met hun grote rhomphaia’s – een type slagwapen – zwaaien omdat ze gehinderd werden door de takken van de bomen. De Macedoniërs probeerden de Romeinen nog te stoppen door ze met pijlen en stenen te bestoken, maar de legioensoldaten stelden zich eenvoudigweg in testudo-formatie op en verdreven met gemak de vijanden uit hun stellingen. De consul was nu tot in Macedonië zelf doorgedrongen, maar het oorlogsseizoen was intussen al ver gevorderd. Daarom beperkte hij zich tot het verwoesten van de velden en trok zich vervolgens terug naar zijn winterkamp in de buurt van Apollonia.

De Tweede Macedonische Oorlog: verdere gevechten

Nu de Romeinen enkele successen hadden behaald tegen de koning en de Dardani Macedonië waren binnengevallen, besloten de Aetoliërs zich eveneens in de oorlog te mengen. Hun voorbeeld werd gevolgd door Amynandros, de koning van de Athamanen, een volk dat ten noorden van Aetolië leefde. De Aetoliërs en Athamanen vielen enthousiast Thessalië binnen, maar hun offensief was slecht gecoördineerd en werd beroerd geleid. Hun gecombineerde legers werden al snel verjaagd door de koning in eigen persoon. Het leger van de Aetoliërs werd nog verder verzwakt toen Skopas, een voormalige strategos van de Bond die nu voor Koning Ptolemaios werkte, 6.500 manschappen rekruteerde om als huurlingen in Egypte te vechten. Waarschijnlijk begonnen de Romeinen zich nu al af te vragen wat voor nut de Aetoliërs nog konden hebben. Philippos had op zijn beurt alle reden om tevreden te zijn. Een van zijn generaals had de zich terugtrekkende Dardani ingehaald en aangevallen. Hun colonne was zwaar beladen met alle buit die ze in Macedonië hadden geroofd en kwam daardoor maar langzaam vooruit. Hoewel de meeste Dardani zich waarschijnlijk uit de voeten wisten te maken, behaalden de Macedoniërs in elk geval een morele overwinning door hun tegenstanders verliezen toe te brengen met hit-and-run aanvallen.

Griekenland, Macedonië en Epirus (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

De druk op de Macedoniërs was echter nog steeds immens en ze werden van alle kanten aangevallen, niet in de laatste plaats vanaf zee, waar een gecombineerde vloot van Romeinen en Koning Attalos actief was. De legaat Lucius Apustius en Attalos zelf namen eerst het eiland Andros in. Andros zelf werd aan de koning overgedragen en de Romeinen kregen de buit en alle Griekse kunst die in beslag was genomen. De twee vloten voeren vervolgens het Egeïsch gebied door om raids uit te voeren in vijandelijk gebied. De resultaten van hun operaties waren wisselend, maar ze behaalden wel een belangrijke overwinning bij Oreos op Euboea. Deze stad was tijdens de Eerste Macedonische Oorlog ook al eens ingenomen, in 208 BCE om precies te zijn. Bij die gelegenheid was Oreos aan de Romeinen verraden, maar ditmaal moesten ze het opnemen tegen een sterk en vastberaden Macedonisch garnizoen. De Romeinen en Pergameniërs werden gedwongen tot een zwaar beleg, maar uiteindelijk slaagden ze erin een deel van de muren te ondermijnen en neer te halen met een stormram. Vervolgens werd de stad in korte tijd ingenomen en aan Attalos toegekend. De gevangenen waren voor de Romeinen.

Het was nu september en Attalos vertrok naar Eleusis om de Mysteriën bij te wonen. Publius Villius Tappulus, de consul aan wie Macedonië als provincie was toegevallen, was laat in het oorlogsseizoen naar Griekenland gevaren en nam nu het bevel over het leger over van Galba. Het is aannemelijk dat Tappulus veel te laat in Epirus aankwam om nog een offensief te kunnen lanceren. Hij zou tot volgend jaar moeten wachten en moeten hopen dat zijn opvolger als consul eveneens met vertraging te kampen zou hebben. De consul had bovendien zijn handen vol aan een muiterij onder de soldaten. Het was gebleken dat een aantal van de “vrijwilligers” die Galba met zich meegenomen had naar Epirus helemaal niet zo vrijwillig waren meegekomen. De krijgstribunen zouden hen tegen hun zin hebben ingelijfd. Deze manschappen waren veteranen die in de Cannae-legioenen hadden gediend en hadden gevochten op Sicilië en in Afrika. Ze hadden minstens zeventien jaar geleden voor het laatst huis en haard gezien, dus hun grieven waren absoluut begrijpelijk. Tappulus beloofde hun dat hij de Senaat zou schrijven over hun ontslag, maar Livius vertelt ons niet hoe het verhaal van de veteranen afliep. Het is echter duidelijk dat de minuscule kans die de consul nog had om dit jaar Philippos aan te vallen nu verkeken was vanwege de muiterij.

Bronnen

Primaire bronnen

Noten

[1] Hij was in 208 BCE tegen zijn zin tot priester gewijd.

[2] Publius Sulpicius Galba had het eiland in 210 BCE, tijdens de Eerste Macedonische Oorlog, veroverd en aan Attalos verkocht voor dertig talenten.

2 Comments:

  1. Pingback:Cato de Censor: Het Jaar 184 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:De Romeins-Syrische Oorlog: Het Jaar 192 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.