De terugkeer van Flamininus: Het Jaar 194 BCE

(foto: Uploadalt/British Museum).

Samenvatting

  • De oorlog in Macedonië en Griekenland wordt officieel beëindigd;
  • De Senaat oordeelt dat Latijnen die zich hebben gevestigd in Romeinse kolonies géén Romeinse burgers zijn;
  • Sextus Aelius Paetus en Gaius Cornelius Cethegus dienen als censors; Scipio Africanus wordt opnieuw tot princeps senatus benoemd;
  • De proconsul Lucius Valerius Flaccus verslaat de Boii en de Insubres in de buurt van Mediolanum;
  • De consul Tiberius Sempronius Longus behaalt een zege op de Boii, maar verliest veel manschappen;
  • Weer opstanden in de Spaanse provincies;
  • De proconsul Titus Quinctius Flamininus haalt de Romeinse garnizoenen weg van de Akrokorinthos en uit Chalkis en Demetrias ; hij vaart terug naar Italië en houdt een driedaagse triomftocht in Rome.

Onder het consulaat van Publius Cornelius Scipio Africanus en Tiberius Sempronius Longus hadden de Romeinen een tamelijk rustig jaar. Afgezanten van Nabis, de tiran van Sparta, meldden zich in Rome, waar ze werden ontvangen in de tempel van Apollo buiten het heilige pomerium. De vredesvoorwaarden die in Griekenland met Titus Quinctius Flamininus waren afgesproken werden snel en zonder discussie goedgekeurd. Beide consuls kregen Italië als hun provincie, al deed Scipio nog een poging om naar Macedonië gestuurd te worden om Koning Antiochos de Grote in de gaten te houden. Deze poging leidde tot enige discussie, maar hoewel Scipio de princeps senatus was, lijkt zijn politieke invloed op z’n best mager te zijn geweest. De meerderheid van de senatoren besloot dat de oorlog in Griekenland en Macedonië voorbij was en dat Flamininus en zijn leger dus konden worden teruggeroepen. Scipio en Longus kregen de opdracht nieuwe legioenen te lichten voor een eventuele oorlog met de Kelten van Gallia Cisalpina.

Constitutionele zaken

Een interessant constitutioneel probleem deed zich voor met betrekking tot de status van Latijnen die in Romeinse kolonies woonden. Kolonies van Romeinse burgers werden van oudsher vanuit Rome bestuurd terwijl Latijnse kolonies hun eigen bestuur en burgerschap hadden. De eerstgenoemde nederzettingen waren doorgaans vrij klein, in elk geval aanvankelijk, soms slechts dorpjes met 300 inwoners. Men trof ze normaal gesproken aan in de kustgebieden, waar de bewoners de plicht hadden te patrouilleren op zee. De Latijnse kolonies waren veel groter en zij waren verplicht soldaten te leveren voor de Romeinse legers. Dit jaar beweerde een aantal Latijnen die zich hadden ingeschreven voor de nieuwe Romeinse kolonies bij Puteoli, Salernum en Buxentum dat zij als gevolg van hun inschrijving Romeinse burgers waren geworden. De Senaat oordeelde echter dat ze géén Romeinse burgers waren, maar het incident toont wel aan dat het Romeinse burgerschap al door velen werd begeerd (en dat het ius migrationis werd ontkend). Er werden ook nieuwe Romeinse kolonies gesticht bij Liternum in Campanië – waar Scipio een landgoed bezat – en bij Croton in het diepe zuiden van Italië. In het gebied van de Bruttii en bij Thurii werden twee grotere Latijnse kolonies van zo’n 3.000 inwoners gesticht.

Keltische wapenrusting.

Sextus Aelius Paetus (een van de consuls van 198 BCE) en Gaius Cornelius Cethegus (een van de consuls van 197 BCE) werden gekozen als de nieuwe censors. Scipio Africanus werd opnieuw benoemd tot princeps senatus en slechts drie senatoren werden van de rol geschrapt. De censors namen ook controversiële maatregelen. Ze gaven de curulische aedielen de opdracht aparte zitplaatsen voor de senatoren aan te wijzen voor bij de Romeinse Spelen. Dat was ongehoord: tijdens deze spelen hadden de senatoren altijd tussen het gewone volk gezeten. De nieuwe regel was dan ook zeer impopulair.

Italië

De proconsul Lucius Valerius Flaccus gaf zijn overwinning op de Boii van het vorige jaar extra glans door een gecombineerd leger van Boii en Insubres te verslaan. De veldslag vond plaats in de buurt van Mediolanum, het huidige Milaan. De nieuwe consul Tiberius Sempronius Longus vocht eveneens tegen de Boii, maar hij kwam in de problemen toen zijn kamp werd omsingeld door een groot Keltisch leger. De Boii werden geleid door een prins genaamd Boiorix – de naam betekent “Boii-koning” en is misschien eerder een titel dan een naam – en zijn twee broers. Longus durfde het niet op een veldslag aan te laten komen en stuurde een koerier naar Scipio met een verzoek om hulp. De versterkingen kwamen echter niet op tijd, want de Boii waren al begonnen met de bestorming van het Romeinse kamp. De Romeinen probeerden een uitval te doen en er werd fel gevochten bij de twee belangrijkste poorten. Omdat er nauwelijks ruimte was om te manoeuvreren en om met de scherpe wapens te strijden ontwikkelde het gevecht zich al snel tot een partijtje duwen en trekken.

Een hoge Romeinse centurion (primuspilus) en een krijgstribuun probeerden de Romeinse linies vooruit te krijgen door de dragers hun standaards af te pakken en deze in de rangen van de vijand te gooien. Dit had een tijdje succes, maar toen slaagden de Boii erin binnen te dringen via een derde poort, de porta decumana. Ze doodden een quaestor en tientallen soldaten. De consul wist echter het hoofd koel te houden en stuurde enkele manipels extraordinarii de strijd in, die de Boii weer uit het kamp verdreven. Er werd nog urenlang gevochten, totdat de Kelten door de hitte bevangen raakten. De Boii werden teruggedreven naar hun eigen kamp, waarna de consul de aftocht liet blazen. Maar sommige soldaten hoopten dat ze het vijandelijke kamp nog in konden nemen en weigerden te luisteren. Zij werden binnen korte tijd verdreven door de Boii en moesten rennen voor hun leven. De Romeinen hadden de slag gewonnen, maar aan beide kanten waren de verliezen aanzienlijk. Scipio kwam niet op tijd om nog enige hulp te kunnen bieden. Sterker nog, de bedwinger van Hannibal lijkt dit jaar maar erg weinig gepresteerd te hebben.

Een priester (gallus) van Magna Mater en de godin zelf (Museo Ostiense degli Scavi di Ostia Antica).

Spanje

Nu Cato Spanje weer verlaten had, kwamen veel van de stammen wederom in opstand. De praetors die het Nabije en het Verre Spanje moesten besturen leverden met wisselende resultaten strijd met de rebellen. De gouverneur van het Nabije Spanje, Sextus Digitius, leed zware verliezen. Zo’n 50% van zijn soldaten sneuvelde of raakte gewond. De andere praetor was Publius Cornelius Scipio Nasica, de man die tot allerbeste man in heel Rome (vir optimus Romae) was uitgeroepen en die in 204 BCE naar Ostia was gestuurd om de heilige steen die de Magna Mater voorstelde in ontvangst te nemen. Scipio Nasica won vele veldslagen in het Verre Spanje en zou in deze streek vijftig steden hebben ingenomen.

Griekenland

Aan het begin van de lente ging Titus Quinctius Flamininus naar Korinthe om de Achaeërs toe te spreken. Hij kondigde aan dat hij zijn leger mee terug naar Italië zou nemen en dat hij het Romeinse garnizoen bevel zou geven onmiddellijk de Akrokorinthos te verlaten. Demetrias en Chalkis, de andere “ketenen van Griekenland”, zouden kort daarna ontruimd worden. De menigte juichte terwijl hij deze woorden uitsprak en Flamininus zorgde ervoor dat de mensen zagen hoe het garnizoen de citadel verliet. Vervolgens vroeg hij de Achaeërs om hem te helpen bij het opsporen van Romeinse burgers die als slaven waren verkocht toen de Romeinen, na hun verschrikkelijke nederlaag bij Cannae, hadden geweigerd om krijgsgevangenen vrij te kopen. Veel van deze slaven waren in Griekenland terechtgekomen en van hen waren er nog zo’n 1.200 in leven. De Achaeërs schonken hun de vrijheid en compenseerden hun eigenaren door het flinke bedrag van 500 drachmen per slaaf te betalen. In totaal werden er 100 talenten betaald voor de vrijheid van deze Romeinen. Dat was echter een lage prijs voor de vrijheid van de Grieken.

Gezicht op de Korinthische akropolis, de Akrokorinthos, vanuit de benedenstad (foto: Institute for the Study of the Ancient World, CC BY 2.0 license).

Flamininus gaf zijn legaat het bevel zijn leger te verzamelen en naar Orikos in Epirus te marcheren. Zelf reisde hij naar Euboea, waar hij het Romeinse garnizoen uit Chalkis weghaalde. De volgende halte was Demetrias in Magnesië. Ook daar werd het Romeinse garnizoen teruggetrokken. De proconsul was zijn belofte dat heel Griekenland vrij zou zijn nagekomen, maar hij had er wel voor gezorgd dat in de meeste steden een pro-Romeins bestuur aan de macht was. Vervolgens reisde Flamininus zelf naar Orikos en voegde zich weer bij zijn leger. Hij liet zijn troepen inschepen en voer naar de havenstad Brundisium in Zuid-Italië toe. Bij zijn terugkeer in Rome kreeg de proconsul uiteraard een triomftocht toegekend. Cato had eerder dit jaar al een triomftocht mogen houden voor zijn overwinningen in Spanje, maar de triomftocht van Flamininus was een veel groter spektakel, al was het alleen maar omdat deze drie dagen duurde. Vóór de strijdwagen van Flamininus liepen Demetrios, de zoon van Koning Philippos van Macedonië, en Armenas, de zoon van de tiran van Sparta, Nabis. Vele Romeinen die uit de slavernij bevrijd waren, liepen eveneens mee in de triomftocht. Hun hoofden waren geschoren en ze droegen de traditionele vilten muts (pilleus) van een vrijgelatene.

Bronnen

Primaire bronnen

4 Comments:

  1. Pingback:De Romeins-Syrische Oorlog: Het Jaar 192 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:Flamininus returns: The Year 194 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:Cato de Censor: Het Jaar 184 BCE – – Corvinus –

  4. Pingback:Voorspel van de Romeins-Syrische Oorlog: Het Jaar 193 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.