Fortuna Equestris: Het Jaar 173 BCE

Samenvatting

  • De praetor Gaius Cicereius onderdrukt een opstand op Corsica;
  • De consul Lucius Postumius Albinus beslecht een geschil over land in Campanië;
  • De censor Quintus Fulvius Flaccus wijdt een tempel aan Fortuna Equestris; teneinde de tempel te verfraaien steelt hij de helft van de marmeren dakpannen van de tempel van Juno Lacinia in Croton; deze diefstal wordt door de Senaat veroordeeld;
  • De consul Marcus Popilius Laenas verslaat de Ligurische Statellati in een veldslag waar geen enkele reden voor was; de Senaat is niet blij met zijn optreden;
  • Een Romeinse delegatie onder leiding van Gaius Laelius slaagt er niet in Koning Perseus te spreken te krijgen; er hangt een nieuwe oorlog tussen Rome en Macedonië in de lucht;
  • De Romeinen reizen Griekenland rond om er zeker van te zijn dat ze in geval van een nieuwe oorlog met Macedonië over voldoende steun beschikken;
  • Het vriendschapsverdrag tussen de Romeinse Republiek en het Ptolemeïsche Egypte is 100 jaar oud.

Dit jaar werd er in Ligurië en Gallia Cisalpina land verdeeld onder Romeinse burgers, maar ook onder de Latijnse en Italiaanse bondgenoten van de Romeinen. De censors rondden de census af en registreerden 269.015 Romeinse burgers. Senatoren en equites die werden gestraft, werden vaak ook gedegradeerd tot aerarii, een tamelijk obscure klasse net onder de equites. Deze mannen werden tevens uit hun eigen tribus geschrapt en ingedeeld in een van de vier minder prestigieuze stedelijke tribus.

De consuls van dit jaar waren Lucius Postumius Albinus en Marcus Popilius Laenas. Beiden kregen Ligurië als provincie toegewezen, maar alleen Laenas vertrok aan het begin van het oorlogsseizoen naar het noorden. Albinus moest eerst een opdracht in Campanië in de omgeving van Capua afronden. De praetor Gaius Cicereius werd naar Corsica gestuurd om daar de oorlog voort te zetten. Cicereius was eerder secretaris van Scipio Africanus geweest. Hij slaagde erin de Corsicaanse opstand neer te slaan, de rebellen tijdens een geregelde veldslag te verslaan en honderden van hen gevangen te nemen. Na het neerslaan van een eerdere opstand op Corsica in 181 BCE hadden de Romeinen 100.000 pond was geëist. Cicereius verhoogde dit naar 200.000 pond. Tijdens de veldslag had de praetor een tempel voor Juno Moneta beloofd.[1] Bij zijn terugkeer in Rome weigerde de Senaat Cicereius een triomftocht toe te kennen. Hij koos er daarom voor een privé triomftocht op de Mons Albanus te houden.

Italië

Amfitheater in Capua uit de tijd van Augustus (foto: Rico Heil, CC BY-SA 3.0 license).

Tijdens de Tweede Punische Oorlog was de rijke stad Capua naar Hannibal overgelopen (zie 216 BCE). De Romeinen hadden de stad in 211 BCE heroverd en de inwoners van Capua zwaar gestraft. Hoewel de stad zelf gespaard werd, werden al haar gebieden tot Romeins staatsland of ager publicus gemaakt. Tijdens de laatste decennia hadden particuliere landeigenaren steeds vaker stukjes van dit staatsland afgesnoept en bezet. De consul Albinus moest dit probleem oplossen door duidelijke grenzen te trekken tussen de ager publicus en de akkers die privé eigendom waren. Dit was geen moeilijke opdracht, maar de consul gedroeg zich erg lomp terwijl hij richting het zuiden reisde. Om de Latijnse en Italiaanse bondgenoten van de Romeinen niet onnodig te belasten, werden aan reizende magistraten van overheidswege tenten en lastdieren verstrekt. Als ze in steden waren, sliepen ze meestal in huizen van persoonlijke vrienden. Albinus koesterde echter wrok jegens de burgers van Praeneste (het huidige Palestrina). In het verleden hadden ze hem oneerbiedig behandeld – zo had hij het zelf althans ervaren – en daarom eiste hij nu van hen een officiële ontvangst, een onderkomen en verse lastdieren. Deze eisen waren disproportioneel, maar omdat de Praenestini niet de moed hadden te klagen, creëerden ze helaas een precedent.

Eveneens dit jaar liet de censor Quintus Fulvius Flaccus een tempel wijden aan Fortuna Equestris. Hij had deze tempel ooit beloofd tijdens een veldslag in Spanje in 180 BCE. Zijn ruiterij of equites hadden een doorslaggevende rol gespeeld tijdens de strijd, vandaar de wijding aan Fortuna Equestris. Teneinde de tempel te verfraaien en er een van de mooiste in heel Rome van te maken, was de censor naar Bruttium afgereisd om de helft van de marmeren dakpannen van de beroemde tempel van Juno Lacinia (of Hera) in Croton in beslag te nemen. Dat was een volstrekt onbegrijpelijke actie van Flaccus geweest. Toen de Senaat hoorde van de diefstal – want dat was het – ontstak hij in grote woede. Een censor, die nota bene de openbare zeden moest bewaken en handhaven, werd nu zelf beschuldigd van diefstal en heiligschennis. Een censor, die als taak had tempels te bouwen en te herstellen, had nu een tempel onteerd. En een censor had nu datgene gedaan wat zelfs Koning Pyrrhos van Epirus en de Carthager Hannibal in het verleden niet hadden aangedurfd. Het lijkt erop dat het optreden van Flaccus unisono werd veroordeeld. De Senaat gaf hem het bevel de dakpannen terug naar Croton te brengen.

Gezicht op het Forum Romanum.

In de tussentijd was de consul Marcus Popilius Laenas met een vers leger in Ligurië aangekomen, hongerig naar de strijd. De consul rukte op naar een versterkte stad die Livius oppidum Carystum noemt. Een groot Ligurisch leger uit de stam van de Statellati had zich hier verzameld. Het heeft er alle schijn van dat de Statellati zich nog niet eerder vijandig opgesteld hadden jegens de Romeinen, maar toen de consul oprukte naar hun stad, kwamen ze wel naar buiten om de confrontatie met hem aan te gaan. Er werd fel gevochten, en na drie uur was de strijd nog altijd niet beslecht. Toen gaf de consul zijn ruiterij het bevel de vijand van drie kanten aan te vallen. De Romeinse cavaleristen braken door de Ligurische linies heen en dreven hen op de vlucht. De Ligurische verliezen liepen in de duizenden manschappen, maar volgens Livius verloren de Romeinen zelf ook 3.000 man.

De Statellati gaven zich nu onvoorwaardelijk over (een handeling die in het Latijn een deditio heet). Ze hoopten op een milde behandeling, maar Laenas liet ze ontwapenen en verwoestte hun stad. Vervolgens verkocht hij de Statellati als slaven en liet hun bezittingen veilen. De consul was erg tevreden over zichzelf en stuurde de Senaat een brief over zijn zogenaamd geweldige prestaties. Anders dan hij verwacht had, reageerde de Senaat boos toen een praetor de brief hardop voorlas. De senatoren meenden dat Laenas zonder reden een oorlog was begonnen tegen een volk waar Rome nog nooit last van gehad had. En toen dat volk zich had overgegeven, had de consul hen wreed behandeld. De consul kreeg dan ook de opdracht de slaven terug te kopen van hun huidige eigenaren en hen vrij te laten. Hij mocht zijn provincie niet verlaten voordat alle Liguriërs weer naar huis waren teruggekeerd. Laenas weigerde echter gehoor te geven aan de motie van de Senaat (senatus consultum). In plaats daarvan reisde hij naar Rome toe en riep de Senaat bijeen in de Tempel van Bellona. Daar reageerde hij zich af op de praetor die de brief had voorgelezen. De consul maakte gebruik van zijn imperium en legde de arme man een boete op. Van de senatoren eiste hij dat ze hun motie zouden intrekken. De senatoren waren daar echter niet toe bereid en uiteindelijk werd de consul gedwongen de vergadering te verlaten en terug te keren naar Ligurië.

De Griekse wereld

Korinthische helm (Allard Pierson Museum, Amsterdam).

Dit jaar keerde het onderzoeksteam onder leiding van Gaius Laelius terug uit Macedonië. Laelius en zijn collega’s meldden de Senaat dat ze er niet in geslaagd waren Perseus te spreken te krijgen. Een deel van hovelingen had beweerd dat de koning afwezig was, anderen dat hij ziek was, maar Laelius dacht dat Perseus gewoon weigerde de Romeinen te ontmoeten. Een nieuwe oorlog met Macedonië lag nu op de loer. Verder ontving de Senaat delegaties uit Aetolië, dat nog steeds verscheurd werd door een burgeroorlog, en afgezanten uit Thessalië, die verslag uitbrachten over de situatie in Macedonië.

Marcus Claudius Marcellus, vermoedelijk de consul van 183 BCE, probeerde in Delphi de geschillen tussen de Aetoliërs op te lossen. Wonderlijk genoeg slaagde Marcellus in zijn missie en kreeg hij beide partijen ook zo ver dat ze gijzelaars uitwisselden opdat het vredesverdrag zou worden nageleefd. Rond deze tijd werd een vergadering van de Achaeïsche Bond gehouden in Aigion en Marcellus zorgde ervoor dat hij daarbij kon zijn. Hij hield een toespraak voor de Achaeërs, waarin hij hen prees en bedankte voor hun voortdurende trouw. De anti-Macedonische sentimenten in zijn speech waren moeilijk te missen, en het was duidelijk dat de Romeinen door heel Griekenland rondreisden om te verzekeren dat ze voldoende steun zouden hebben als het tot een nieuwe oorlog met de Koning van Macedonië zou komen. De Romeinen stuurden zelfs een delegatie naar het Ptolemeïsche hof in Alexandrië, Egypte, om het vriendschapsverdrag te hernieuwen dat precies honderd jaar eerder was gesloten. Tegelijkertijd werden gezanten van de nieuwe Seleucidische koning Antiochus IV in Rome verwelkomd. Aangezien deze Antiochos meer dan een decennium lang als gijzelaar in de hoofdstad had verbleven, kregen zijn gezanten een warm onthaal van de senatoren. De Romeins-Seleucidische vriendschap werd bevestigd en Antiochos zou geen steun verlenen aan Perseus als die in oorlog met de Romeinen zou geraken. En zo’n oorlog leek nu niet meer te vermijden.

Bronnen

Primaire bronnen

Noot

[1] Waarschijnlijk niet die op de Capitolijn, die veel ouder was. Zie Rome: Santa Maria in Aracoeli.

3 Comments:

  1. Pingback:Voorspel van de Derde Macedonische Oorlog: Het Jaar 172 BCE – – Corvinus –

  2. Pingback:De Derde Macedonische Oorlog: Het Jaar 171 BCE – – Corvinus –

  3. Pingback:De Derde Macedonische Oorlog: Het Jaar 168 BCE – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.