Macrinus: Het Jaar 217

Buste van Macrinus (Capitolijnse Musea, Rome).

Aan het begin van het jaar lag bij Edessa in Mesopotamië een groot Romeins leger gereed voor een nieuwe inval in het Parthische Rijk. De Parthen zelf hadden zeker niet stilgezeten. Artabanus had zijn strijdkrachten verzameld, waardoor een gewelddadige confrontatie ophanden leek. Die zou echter niet plaatsvinden.

Alvorens aan zijn nieuwe veldtocht te beginnen wilde Caracalla de tempel van Sin bij Carrhae bezoeken. Sin was een maangod die de Romeinen als Lunus of Luna kenden; het geslacht van de godheid is niet helemaal duidelijk. Bij Carrhae had Crassus in 53 BCE een rampzalige nederlaag geleden tegen de Parthen, maar nu was de stad in Romeinse handen en had ze de status van een Romeinse kolonie verworven. De keizer verliet Edessa met slechts een klein escorte aan ruiters. Onder hen bevond zich ene Julius Martialis. Volgens Cassius Dio was hij een evocatus die wrok koesterde tegen Caracalla omdat deze had geweigerd hem tot centurion te bevorderen. Herodianus beweert daarentegen dat hij een centurion was bij de praetorianen die door de keizer gepest was. Caracalla zou hem een lafaard en een boerenkinkel hebben genoemd. Belangrijker nog was dat de keizer verantwoordelijk was geweest voor de terechtstelling van zijn broer.

Standbeeld van Julia Domna (Museo Ostiense degli Scavi di Ostia Antica).

Op 8 april liet Caracalla onderweg naar Carrhae zijn paard halt houden om zijn behoefte te kunnen doen. Martialis benaderde de keizer, greep naar de dolk die hij onder zijn kleren had verborgen en stak Caracalla dood. Na zijn daad probeerde Martialis te vluchten, maar hij werd achternagezeten en gedood door de trouwe Germaanse lijfwacht van de keizer (Dio beweert dat hij door een Skythiër werd gedood, “want de keizer omringde zich met Skythen en Germanen”[1]). Alle soldaten in het escorte van de keizer namen aan dat de moord was gepland en uitgevoerd door een enkeling die handelde uit persoonlijke rancune jegens Caracalla. De praetoriaanse prefect Marcus Opellius Macrinus gaf vervolgens de opdracht het lichaam van de keizer te cremeren en de as terug te sturen naar Julia Domna in Antiochië. Toen ze hoorde van de dood van haar zoon pleegde Julia zelfmoord. De urn met de as van Caracalla werd door de andere praetoriaanse prefect, Adventus, naar Rome overgebracht en bijgezet in het Mausoleum van Hadrianus. De urn van Julia werd eerst in de graftombe van Gaius en Lucius geplaatst, onderdeel van het Mausoleum van Augustus, maar later door haar zuster Maesa naar de graftombe van Hadrianus verplaatst. Ook Geta vond daar vermoedelijk zijn laatste rustplaats, al beweert een rivaliserende traditie dat hij in zijn eigen graftombe aan de Via Appia werd bijgezet.

Een Moor op de troon

Macrinus was erbij geweest toen Caracalla werd vermoord en hij had ter plekke bittere tranen geplengd. Hij was echter niet zo onschuldig als hij deed voorkomen. In feite had hij zelf de hele aanslag georkestreerd. Macrinus had namelijk Martialis overgehaald om de keizer dood te steken, en hij was erg in zijn nopjes dat ook Martialis nu dood was, zodat hij niets meer over de samenzwering zou kunnen onthullen. Aangezien de soldaten Adventus veel te oud vonden voor de troon, kozen ze Macrinus als de volgende keizer. Op 11 april, zijnde de verjaardag van Septimius Severus, werd hij in het keizerlijke gewaad gehuld.

In Rome was de Senaat erg verheugd over de dood van Caracalla. De senatoren aanvaardden zonder problemen Macrinus als hun keizer. Macrinus was een Moor (Μαῦρος) uit Caesarea in de provincie Mauretania (tegenwoordig de stad Cherchell in Algerije). Hij was een uitstekend jurist, maar had weinig ervaring als militair. Dankzij zijn vriendschap met wijlen Plautianus en – later – Caracalla had hij hoge ambten verworven. Caracalla had hem posten als procurator gegeven en vervolgens tot prefect van de Praetoriaanse Garde benoemd. Macrinus zou de eerste keizer worden die slechts een ridder (eques) was, en die niet, zoals de traditie voorschreef, afkomstig was uit de senatorenstand. Andere tradities hield hij wel in ere: in overeenstemming met de Moorse gebruiken had hij een gaatje in een van zijn oorlellen laten prikken om een oorbel te kunnen dragen. Het is moeilijk vast te stellen wat de geschiedschrijver Cassius Dio walgelijker vond: de lage afkomst van de keizer, of diens doorboorde oor.

Aureus met het gezicht van Marcus Opellius Macrinus (foto: Classical Numismatic Group, Inc.).

Het lijkt erop dat de keizer de rest van het jaar besteedde aan het ongedaan maken van een aantal door Caracalla getroffen maatregelen. Dio schrijft dat hij Caracalla’s belasting van tien procent op het vrijlaten van slaven en op nalatenschappen afschafte. Ook beloonde hij Adventus door hem tot consul voor het volgende jaar aan te wijzen, hem in de senatorenstand op te nemen en hem het ambt van praefectus urbi te geven. De Historia Augusta beweert dat Macrinus tevens verantwoordelijk was voor de vergoddelijking van zijn voorganger Caracalla. Mogelijk deed hij dit om de soldaten te behagen en zijn eigen misdaad onder het tapijt te vegen.

Een ongeklaarde klus

Tegen het einde van het jaar, met de winter in aantocht, viel de Parthische koning Artabanus Mesopotamië binnen. Hij was niet vergeten wat er een jaar eerder was gebeurd en was erop gebrand wraak te nemen. Artabanus had een flinke strijdmacht verzameld, bestaande uit boogschutters, ruiterij en kameelrijders. Macrinus was geen militair, noch een erg goede aanvoerder. Hij probeerde daarom vrede te sluiten met de koning en gaf Caracalla de schuld van de oorlog. Artabanus eiste echter dat de Romeinen Mesopotamië zouden ontruimen en een hoge schadevergoeding zouden betalen. Dit waren onacceptabele eisen, en het gevolg was dat de twee legers bij Nisibis de strijd met elkaar aangingen. We beschikken over twee verslagen van deze veldslag. De versie van Dio is kort en fragmentarisch. Hij beweert dat de slag begon als een gevecht tussen soldaten om een waterbron. De Romeinen leden een nederlaag en verloren bijna hun kamp. Ze werden gered toen de Parthen een groep kampvolgers aanzagen voor een tweede Romeins leger.

Kaart van de situatie in het Oosten (bron: Ancient World Mapping Center. “À-la-carte”; CC BY 4.0).

Herodianus vertelt ons een compleet ander verhaal. Het Romeinse en het Parthische leger zouden drie dagen achter elkaar slag hebben geleverd. Ik citeer uit zijn verslag:

“De Romeinen hadden zich opgesteld in strakke, goed beveiligde linies met cavalerie en Moorse hulptroepen op de beide vleugels. De tussenruimten waren opgevuld met lichtgewapende, mobiele afdelingen die in staat waren snelle uitvallen te doen. In die formatie vingen zij de aanvallen van de vijanden op en streden zij. De barbaren hadden een overmacht aan boogschutters, en de gepantserde ruiters [katafrakten] met hun lange speren maakten hoog vanaf hun paarden en kamelen vele gewonden. Zo brachten zij de Romeinen zware verliezen toe. Maar in gevechten van man tegen man kregen de Romeinen gemakkelijk de overhand. Toen de massale aanvallen van ruiterij en kamelen problemen opleverden deden zij alsof ze zich terugtrokken. Bij die manoeuvre strooiden ze kraaienpoten en andere ijzeren voorwerpen met scherpe uitsteeksels. Die zakten in het zand en waren niet te zien voor de ruiters en kameelrijders, en zo werden ze de barbaren fataal. Want als de paarden erop trapten, en vooral de kamelen met hun zachte voetzolen, zakten ze door de knieën, struikelden en wierpen hun berijders af.”[2]

Munt met de beeltenis van Artabanus IV (foto: Classical Numismatic Group, Inc.).

Beide partijen leden zware verliezen. De Romeinen konden de Parthen niet verslaan, en omgekeerd konden de Parthen de Romeinen niet op de knieën krijgen. Uiteindelijk werden er onderhandelingen geopend, die tot een wapenstilstand leidden. Dankzij intensieve diplomatie zou er het volgende jaar een vredesverdrag worden getekend.

Bronnen

Primaire bronnen

Secundaire bronnen

  • Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 74-78;
  • Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 580.

Noten

[1] Epitome van Boek 79.6.

[2] Herodianus IV.15 (vertaling: M.F.A. Brok / Vincent Hunink).

Bijgewerkt 1 januari 2023.

One Comment:

  1. Pingback:Macrinus: The Year 217 – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.