Na zijn overwinning op Macrinus bij Immae op 8 juni 218 bleef Elagabalus nog enkele maanden in Antiochië. Hij moest zijn soldaten 2.000 sestertiën de man beloven om te voorkomen dat ze de stad zouden plunderen en hij had wat tijd nodig om in het Oosten stevig zijn gezag te vestigen. Vervolgens trok hij naar Bithynië en bracht daar de hele winter door. Pas in juli 219 kwam de kinderkeizer in Rome aan. Al voordat hij de Eeuwige Stad had bereikt waren er pogingen ondernomen om een opstand tegen zijn regering te ontketenen. Verus was een voormalige centurion die commandant van Legio III Gallica was geworden en Gellius Maximus, de zoon van een arts, diende als officier (ὑποστράτηγος) in Legio IV Scythica. Beide heren waren senatoren, allebei probeerden ze Elagabalus af te zetten en allebei faalden ze en werden ze terechtgesteld. Anderen zouden het later beter doen.
Julia Maesa, de grootmoeder van de keizer, was dolblij dat ze weer in het keizerlijk paleis op de Palatijn mocht wonen. Zij en haar dochter Julia Soaemias, de moeder van de jongen, lieten Elagabalus trouwen met een meisje dat Julia Cornelia Paula heette. Zij was een telg uit een adellijke Romeinse familie en mocht door haar huwelijk de titel Augusta voeren. Elagabalus kon nu een keizerlijke dynastie stichten en het Romeinse Rijk vanuit de hoofdstad regeren. Uiteraard deed hij dat met hulp van Maesa en Soaemias, want zelf was hij pas 15 jaar oud. Het is waar dat Elagabalus een verschrikkelijke reputatie naliet en tot de minst populaire Romeinse keizers ooit moet worden gerekend. Daar staat echter tegenover dat er tijdens zijn regering overwegend vrede in het Rijk heerste en dat de provincies geen last hadden van de problemen die in Rome zelf speelden.
Een monster op de troon?
De losbandigheid, decadentie, vraatzucht en seksuele uitspattingen van Elagabalus worden tot in de kleinste details in onze bronnen beschreven. Dat geldt ook voor de doorgaans betrouwbaardere bronnen. In 220 scheidde de keizer van Paula en ruilde haar in voor Julia Aquila Severa, een Vestaalse Maagd. Haar huwelijk met de keizer werd beslist geconsummeerd en veroorzaakte daarmee een schandaal. Volgens de wet had het meisje levend begraven moeten worden omdat ze zich niet aan haar gelofte van kuisheid had gehouden. Elagabalus had op zijn beurt moeten worden gecastreerd, gegeseld en geëxecuteerd. Omdat hij echter de keizer was, gebeurde er niets van dit alles. Later (waarschijnlijk in 221) zou Elagabalus met Annia Aurelia Faustina trouwen, en daarna – volgens Cassius Dio – met nog enkele andere vrouwen. Vervolgens zou hij weer bij Severa zijn teruggekeerd.
Elagabalus zou het ook leuk hebben gevonden om zichzelf als hoer te prostitueren. Hij ‘trouwde’ met een man genaamd Hierocles, een Karische slaaf en wagenmenner die hem zijn vrouw, minnares en koningin noemde. Tijdens dit ‘huwelijk’ pleegde hij ook overspel met andere mannen en liet zich vervolgens door zijn ‘echtgenoot’ tot moes slaan. Cassius Dio vertelt zelfs het ongelooflijke verhaal dat Elagabalus zijn artsen grof geld betaalde om hem van een vagina te voorzien, wat deze kennelijk bewerkstelligden door een incisie tussen zijn benen te maken (dit verhaal is hoogstwaarschijnlijk verzonnen, maar wellicht is het gebaseerd op het feit dat Elagabalus als Syriër een besneden penis had). In de Historia Augusta vinden we – uiteraard – nog veel meer schandalige beschuldigingen over de jonge keizer. Zo lezen we:
“Hij liet openbare baden aanleggen in zijn keizerlijk paleis en stelde de baden van Plautinus open voor het publiek om daardoor zijn mogelijkheden te vergroten om groot geschapen mannen te kiezen. Hij trof ook zorgvuldig maatregelen om in heel de stad en onder alle zeelui te zoeken naar ‘ezelspalen’ [onobeli]. Zo noemde men mannen die er erg viriel uitzagen.”[1]
Het is niet zo moeilijk te bedenken wat voor “groot geschapen mannen” de keizer precies zocht: onobeli zijn mannen met een piemel die zo groot is als die van een ezel. De vraag is echter: zijn al deze verhalen waar? Zelfs de Historia Augusta bevat een hint dat het tegendeel het geval is. Tegen het einde van de biografie van Elagabalus lezen we namelijk: “Maar ik denk dat deze en andere ongeloofwaardige zaken verzonnen zijn door personen die Elagabalus graag zwartmaakten om bij Alexander [zijn neef, en uiteindelijk ook zijn opvolger] in de gunst te komen”.[2] Dus ja, het is heel goed mogelijk dat de volledig in zijde geklede keizer extravagant was, dat hij homo- of biseksueel was en als verwijfde jongeman al zijn lichaamshaar liet verwijderen, maar veel van de horrorverhalen over deze keizer zullen sterk overdreven of gewoon roddel en achterklap zijn, en na zijn dood zijn verzonnen door zijn vijanden.
Religieuze hervormingen en nepotisme
Toch kunnen de Romeinen best gegronde redenen hebben gehad om hun keizer te haten. Elagabalus was een priester van Elagabal, de Syrische zonnegod, en nam deze godheid met zich mee naar Rome. Normaal gesproken zou dit niet zo’n probleem zijn geweest. De Romeinen waren doorgaans tolerant ten opzichte van andere godsdiensten en in het uitgebreide Romeinse pantheon moet zeker nog wel plaats zijn geweest voor een nieuwe god. Bovendien hadden de Romeinen volop ervaring met het importeren van goden uit het buitenland. Zo hadden ze tijdens de Tweede Punische Oorlog de cultus van Magna Mater (of Cybele) uit Frygië naar Rome gehaald. Het probleem was dan ook niet dat de keizer een buitenlandse godheid vereerde, maar dat hij wilde dat anderen die godheid óók zouden vereren.
Als we af mogen gaan op onze bronnen probeerde Elagabalus een soort religieuze revolutie in Rome te ontketenen. Hij introduceerde niet alleen de cultus van de Syrische zonnegod Elagabal in de stad, maar probeerde ook deze god bovenaan de goddelijke hiërarchie te plaatsen. Elagabal moest de nieuwe oppergod van de Romeinen worden en de plaats van Jupiter Optimus Maximus innemen. Zelfs al voordat hij in juli 219 in de Eeuwige Stad was gearriveerd had Elagabalus enkele impopulaire maatregelen met betrekking tot de godsdienst genomen. Herodianus schrijft hierover het volgende:
“[Hij liet] een gigantische schildering van zich maken, van top tot teen, precies zoals hij altijd in het openbaar optrad als priester, met op dat schilderij ook een symbool van zijn inheemse god, tot wie hij dan een gunstig offer aan het brengen was. Die afbeelding stuurde hij naar Rome, met de opdracht die op te hangen in het midden van een wand in de senaatszaal, hoog boven het hoofd van het Victoria-beeld, waarvoor elke senator aan het begin van een zitting wierook offert en wijn plengt. Tevens gaf hij een order voor Romeinse magistraten of anderen die officiële offerplechtigheden leidden: de priesters van dienst moesten eerst de naam van de nieuwe god Elagabalus noemen, daarna pas die van de andere goden.”[3]
De buitenlandse god Elagabal stond dus letterlijk hoog boven de inheemse godin Victoria. Gecombineerd met het gebod aan magistraten om éérst de buitenlandse god te noemen, was dit de eerste poging om Elagabal de hoogste plek in de goddelijke rangorde toe te kennen. De keizer liet in de stad een tempel voor zijn god bouwen, hoogstwaarschijnlijk op de Palatijn. Wederom geldt dat dit normaal gesproken niet zo’n probleem zou zijn geweest, maar het lijkt erop dat de keizer wilde dat deze tempel het centrum van alle Romeinse religieuze activiteiten zou worden. Zoals Cassius Dio schreef:
“Zijn vergrijp bestond er niet in dat hij een buitenlandse godheid in Rome introduceerde, noch in het feit dat hij die god op zeer vreemde wijze vereerde. Het punt was dat hij die god boven Jupiter zelf plaatste en zichzelf tot zijn priester liet uitroepen, dat hij zichzelf liet besnijden en zich onthield van varkensvlees, met als reden dat zijn toewijding aan de god dan zuiverder zou zijn.”[4]
De samenstellers van de Historia Augusta overdreven waarschijnlijk toen ze het volgende optekenden:
“Hij was van plan niet alleen de erediensten van de Romeinen af te schaffen, maar die van de hele wereld, met maar één doel voor ogen: dat de god Elagabalus overal vereerd werd.”[5]
Om daar aan toe te voegen:
“Alle goden, zo zei hij, waren dienaren van zijn god, en sommige noemde hij kamerdienaars, andere slaven, weer andere bediendes voor uiteenlopende zaken.”[6]
Wellicht zijn deze beweringen dus overdreven, maar het valt moeilijk te ontkennen dat de religieuze hervormingen van de keizer een snaar raakten en dat hij zelf werd gezien als een zeloot, een geloofsijveraar en een religieuze fanaat. Niet alleen de Romeinen dachten er zo over. Het lijkt erop dat de keizer ook de riten en gebruiken van andere volkeren negeerde. Een voorbeeld daarvan is dat hij zelf geen varkensvlees at, maar tijdens zijn copieuze banketten wel struisvogels liet opdienen en Joden dwong daarvan te eten, iets wat hun religie verbood (Leviticus 11:16; Deuteronomium 14:15). Ook vernielde hij een aantal graftomben bij de Vaticaanse heuvel, zodat hij daar met zijn door vier olifanten getrokken strijdwagen kon racen.
Een samenvatting van de regering van Elagabalus zou kunnen luiden als die in de Historia Augusta:
“Hij gaf Elagabalus op de Palatijn een heilige plek naast het keizerlijk paleis en bouwde een tempel voor hem. Hij was van plan het beeld van de Moedergodin [Magna Mater/Cybele], het vuur van Vesta, het Palladium [het houten beeld van Pallas Athene dat in de Tempel van Vesta werd bewaard] en alles wat de Romeinen voor heilig hielden over te brengen naar die tempel, met de bedoeling dat in Rome geen enkele andere god dan Elagabalus vereerd zou worden. Verder zei hij dat de erediensten van de joden en de Samaritanen en de riten van de christenen ook daarheen verplaatst moesten worden, zodat dan het priestercollege van Elagabalus zou toezien op de mysteriën van alle erediensten.”[7]
Onze bronnen verhalen hoe de keizer een vrouw voor Elagabal probeerde te vinden. Nadat hij een huwelijk met het Palladium (i.e. Pallas Athene of Minerva) had verworpen, koos hij voor Urania, een Punische maangodin die ook bekendstond als Tanit. Hij liet haar beeld vanuit Carthago naar Rome overbrengen en arrangeerde vervolgens een huwelijk tussen de zon en de maan. De burgers van Rome werden gedwongen blij te zijn en feest te vieren. Niet alleen in de Historia Augusta, maar ook in het werk van Dio vinden we de – waarschijnlijk onterechte – beschuldiging dat Elagabalus zich schuldig maakte aan mensenoffers. Maar zelfs als we deze beschuldiging verwerpen, mogen we concluderen dat Elagabalus te excentriek was voor de Romeinen. Onze bronnen laten er daarnaast geen misverstand over bestaan dat zijn regering doordrenkt was van nepotisme. Eerbewijzen en veel van de hoogste ambten – van magistraten, gouverneurs en militaire bevelhebbers – werden verkocht of toegekend aan dansers, acteurs, mimespelers, wagenmenners en kappers. Het was duidelijk dat dit zo niet langer kon.
Bronnen
Primaire bronnen
- Cassius Dio, Epitome of Book 80;
- Herodianus, The Roman Histories V.5-6;
- Historia Augusta, Elagabalus 1-3, 6, 8, 23.
Secundaire bronnen
- Adrian Goldsworthy, The Fall of the West, p. 79-81;
- Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 582-583.
Noten
[1] Antoninus Elagabalus 8 (vertaling: John Nagelkerken).
[2] Antoninus Elagabalus 30 (vertaling: John Nagelkerken).
[3] Herodianus V.5 (vertaling: M.F.A. Brok / Vincent Hunink).
[4] Epitome van Boek 80.11.
[5] Antoninus Elagabalus 6 (vertaling: John Nagelkerken).
[6] Antoninus Elagabalus 7 (vertaling: John Nagelkerken).
[7] Antoninus Elagabalus 3 (vertaling: John Nagelkerken). In de vertaling ontbreken de ancilia, de schilden van de Salii, de priesters van Mars Gradivus.
Bijgewerkt 1 januari 2023.