Halhin-Gol

Mongoolse cavalerie (foto: Wikimedia Commons).

Vandaag, 16 september 2019, is het precies tachtig jaar geleden dat er een einde kwam aan de Slag (of eigenlijk: Slagen) bij Halhin-Gol. In Nederland hebben waarschijnlijk maar weinig mensen van deze slag rondom een ver weg gelegen rivier met een moeilijk uit te spreken naam gehoord. Toch was de uitkomst van de gevechten bij Halhin-Gol van cruciaal belang voor het verloop van de Tweede Wereldoorlog. Dat gold niet alleen voor de twee direct betrokken mogendheden, te weten de Sovjet-Unie, die als overwinnaar uit de bus kwam, en het keizerlijke Japan, dat een smadelijke nederlaag leed. Het gold ook voor landen als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. En nog belangrijker: de Japanse nederlaag bij Halhin-Gol had uiteindelijk ook gevolgen voor Nederland. Grote gevolgen.

De opkomst van Japan

Na honderden jaren van isolationisme was Japan tussen 1853 en 1867 onder dwang opengelegd door de Amerikanen, de Britten en de Fransen. Ook de Nederlanders speelden hierbij, bijvoorbeeld in de persoon van François de Casembroot, een zekere rol. Na de openlegging werd Japan in rap tempo gemoderniseerd en geïndustrialiseerd. Een probleem bij de industrialisatie was dat Japan zelf over weinig grondstoffen beschikte. Naar het voorbeeld van de Europese mogendheden verlangde het Keizerrijk dan ook al snel naar eigen koloniën. Die konden moeilijk op vreedzame wijze verkregen worden, dus ook het keizerlijke leger en de keizerlijke vloot werden sterk gemoderniseerd. De Japanse strijdkrachten bleken al snel een geduchte tegenstander. In 1894-1895 werd in de Eerste Chinees-Japanse Oorlog de zwakke Qing-dynastie die over China heerste verslagen. Kort daarop werd Taiwan geannexeerd en in 1904-1905 leek Japan het onmogelijke te presteren door het tsaristische Rusland in de Russisch-Japanse Oorlog op de knieën te krijgen. Met die overwinning werd Japan de belangrijkste militaire macht in de regio. In 1910 werd Korea ingelijfd.

Japanners bij Mukden (foto: Wikimedia Commons).

De Japanse acties waren onderdeel van een doctrine die  Hokushin-ron heette en was gericht op expansie in het noorden. Die expansie kreeg in 1931 een belangrijk vervolg met het Mukden-incident: Japanse troepen bliezen zelf een spoorlijn op, gaven vervolgens de schuld aan de Chinezen en gebruikten de ‘aanslag’ als een voorwendsel voor een inval in Mantsjoerije. China – formeel sinds 1912 de Republiek China; de Qing-dynastie was in dat jaar gevallen – was machteloos. Japan vestigde in Mantsjoerije een marionettenstaat met de naam Mantsjoekwo. Keizer Henry Pu Yi, bekend van de film The Last Emperor, was hiervan formeel het staatshoofd. In de praktijk maakte het leger de dienst uit, dat zich ook weinig aantrok van de burgerregering of de generale staf in Tokio. Duizenden boeren stroomden als kolonisten het gebied binnen met als enige doel productie voor het moederland te verzorgen.

In 1936 kwam het tot toenadering tussen Japan en Nazi-Duitsland. Beide landen sloten toen het zogenaamde Anti-Kominternpact, gericht tegen het communisme en daarmee in hoge mate tegen de Sovjet-Unie. Ook in China waren natuurlijk communisten actief, onder leiding van de bekende Mao Zedong, maar Sovjetleider Stalin steunde op dat moment de Chinese nationalisten van Tsjang Kai-Sjek. In 1937 gebruikte Japan een brugincident met deze nationalisten als voorwendsel voor een nieuwe aanval op China, die tot de Tweede Chinees-Japanse Oorlog zou leiden. Deze kenmerkte zich door ontstellende wreedheden, zoals het Bloedbad van Nanjing in 1937-1938. In 1938 vond bij het Chasanmeer, ten zuidwesten van Vladivostok, ook de eerste grote confrontatie tussen Japan en de Sovjet-Unie plaats. Aan beide zijden vielen honderden doden.

De Slag bij Halhin-Gol

Japanse soldaten bij Halhin-Gol (foto: Wikimedia Commons).

In de doctrine van de noordelijk expansie was het oostelijke deel van Siberië altijd een aantrekkelijk doelwit voor Japan geweest. Dit gebied, onderdeel van de Sovjet-Unie, was rijk aan grondstoffen en aanhangers van de Hokushin-ron achtten annexatie van het gebied dan ook bijzonder wenselijk. De Japanse keizer Hirohito weigerde echter toestemming te geven voor een grote actie tegen de Sovjet-Unie. Het Japanse leger in Mantsjoerije trok zich evenwel nog steeds weinig aan van wat de keizer, de burgerregering of de generale staf in Tokio vonden. Wellicht dat een nieuw incident het startschot kon geven om van de zo gewenste annexatie serieus werk te gaan maken.

Dat incident vond plaats op 12 mei 1939. Op die dag trok een regiment Mongoolse cavalerie de Halhin-Gol-rivier over, die de Japanners beschouwden als de grens tussen Mongolië en het door de Japanners gedomineerde Mantsjoekwo. De Mongolen dachten daar anders over: zij legden de grens bij het 20 kilometer verderop gelegen dorp Nomonhan. Daar reden de ruiters dan ook naartoe en ze lieten er hun paarden grazen. Het Japanse leger was hier niet van gediend en kwam in actie: het zogenaamde Nomonhan-incident, de alternatieve (Japanse) naam voor de Slag bij Halhin-Gol. De Japanners dreven de Mongolen terug naar de rivier. Die gingen daarop in de tegenaanval en zo golfde de strijd een week of twee op en neer.

Georgi Zjoekov in 1939 (foto: Pavel Troshkin/ Wikimedia Commons).

Het voorgaande zou allemaal van weinig belang zijn geweest als de strijd puur Mongolië en Japan had betroffen. De Volksrepubliek Mongolië was echter al sinds 1924 een socialistische staat en een trouwe bondgenoot van de Sovjet-Unie. Op 28 mei 1939 greep het Rode Leger dan ook in en vernietigde een Japanse eenheid van 200 man. Halverwege juni werden de gevechten opgeschroefd en kwam de Russische luchtmacht in actie. Grondtroepen rukten tegelijkertijd op tot Nomohan. Inmiddels stond dit deel van het Rode Leger onder het commando van de bijzonder capabele generaal Georgi Zjoekov (1896-1974). Zjoekov, die in 1945 Berlijn zou innemen, was begin juni naar Moskou geroepen. Omdat Stalins grote zuivering van het officierenkorps nog niet was afgelopen, ging de generaal er eigenlijk vanuit dat zijn laatste uur geslagen had. In plaats daarvan werd hij naar Mongolië gestuurd, wat misschien niet eens zoveel beter was. Zjoekov kreeg daar namelijk met enorme logistieke problemen te maken, want zijn strijdkrachten moesten hun werk doen op 600 kilometer van de dichtstbijzijnde spoorweg. De kans op mislukking en een nederlaag was dus groot. De 42-jarige generaal bleek echter de juiste man op de juiste plek te zijn.

De Japanners zetten vanaf 27 juni de tegenaanval in, ondanks steeds meer protesten vanuit Tokio. Na luchtacties volgde op 1 juli een grondoperatie aan de andere zijde van de Halhin-Gol. Die had aanvankelijk succes, maar na zware gevechten en de inzet van tanks wist Zjoekov de vijand weer naar de andere kant van de rivier te drijven. Vervolgens bracht hij de Japanners in de waan dat hij zijn manschappen slechts defensieve posities had laten innemen. Het tegendeel was waar: de generaal had – als gezegd onder zeer moeilijke omstandigheden – extra tanks laten aanvoeren en bereidde een aanval voor à la Hannibal bij Cannae. Een Japanse aanval op 23 juli werd afgeslagen, en op 20 augustus ging Zjoekov in de verzengende hitte zelf in het offensief. Terwijl zijn infanterie in het centrum standhield en de Japanners vastpinde, maakt hij een omtrekkende beweging met zijn tanks. Die waren veel beter dan de Japanse machines, die dan ook al snel werden uitgeschakeld.

BT-7-tanks van het Rode Leger (foto: Wikimedia Commons).

De Japanse soldaten in het centrum waren nu praktisch omsingeld, maar volgens de oude doctrine van de samoerai vochten ze zich liever dood dan dat ze zich overgaven. Militair-historicus Antony Beevor maakt zelfs melding van een Japanse officier die met zijn zwaard een tank te lijf ging, uiteraard zonder succes. In de ochtend van 31 augustus was de Russische overwinning een feit. De strijdmacht van luitenant-generaal Michitarō Komatsubara was nagenoeg vernietigd, maar tot ontsteltenis van Zjoekov had ook het Rode Leger duizenden doden en gewonden te betreuren. Een pleister op de wonde voor hem was dat hij tot Held van de Sovjet-Unie werd benoemd voor zijn overwinning, de eerste van vele.

Gevolgen

Hoewel de strijd feitelijk op 31 augustus al beslecht was, gingen de schermutselingen tussen beide partijen nog zo’n twee weken door. Op 15 september stemde Stalin in met een Japans verzoek om een staakt-het-vuren. Dat ging de volgende dag kort na het middaguur in. Zo kwam op 16 september 1939 een einde aan de gevechten bij Halhin-Gol. De Japanse nederlaag had, gecombineerd met het eigengereide optreden van de plaatselijke legerleiding, grote gevolgen. De doctrine van Hokushin-ron had nu afgedaan. Voortaan was de aandacht gericht op zuidwaartse expansie, Nanshin-ron, zoals reeds langere tijd bepleit door de keizerlijke marine. In het zuiden lagen immers ook gebieden die voor de Japanners interessant waren, zoals de koloniën van Frankrijk (Indochina) en het Verenigd Koninkrijk (Brits Malaya, Singapore, Burma), of anders de Filipijnen, waarover de Verenigde Staten nog de scepter zwaaiden. De hoofdprijs was echter een gebied dat werkelijk alles had wat de Japanners begeerden, namelijk rijst, rubber, tin en vooral: olie. Dat gebied kennen we buitengewoon goed: het heette Nederlands-Indië.

Japanse militairen voorafgaand aan de landing op Borneo (foto: Japanse overheid/Wikimedia Commons).

De Japanse bezetting van Nederlands-Indië begin 1942[1] is zo rechtstreeks terug te leiden naar de nederlaag bij Halhin-Gol. En die nederlaag was om meer redenen relevant. Terwijl er rondom de Halhin-Gol nog gevochten werd, sloten Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie het beroemde en beruchte Niet-aanvalsverdrag, ook bekend als het Molotov-Ribbentrop Pact (24 augustus 1939). Voor Japan was dat verdrag, mede gelet op het bovengenoemde Anti-Kominternpact, een grote schok. Hoe konden de Nazi’s zo’n verdrag sluiten met de verfoeide bolsjewisten! Die bolsjewisten maakten een dag nadat de strijd bij Halhin-Gol formeel was beëindigd meteen werk van de geheime clausule bij het Molotov-Ribbentrop Pact: op 17 september 1939 vielen ze Polen binnen, dat zich op dat moment al ruim twee weken wanhopig verdedigde tegen de Duitsers. Japan sloot in april 1941 een Niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-Unie, wat haar zuidwaartse expansie aanzienlijk vergemakkelijkte. Dat was voor de Nazi’s weer een grote schok: ze hoefden nu niet meer op Japanse steun te rekenen bij hun op 22 juni 1941 te beginnen invasie van de Sovjet-Unie (Operatie Barbarossa). Of dit alles zonder de Japanse nederlaag bij Halhin-Gol ook was gebeurd, is uiterst twijfelachtig.

De gevolgen van de Slag bij Halhin-Gol waren dus groot, zeer groot. Japan stapte over van noordwaartse expansie op zuidwaartse expansie. De strategie van de marine kreeg de voorkeur boven de strategie van het leger en zo kwam ook Nederlands-Indië in het Japanse vizier. Alleen dat is al reden om Halhin-Gol in Nederland wat meer naamsbekendheid te geven.

De Slag bij Halhin-Gol wordt uitgebreid besproken in het boek De Tweede Wereldoorlog van Antony Beevor.

Noot

[1] De landingen op Java begonnen op 1 maart 1942, kort na de Slag in de Javazee. De strijd op Borneo, dat deels Brits, deels Nederlands was, was echter al half december 1941 begonnen, ruim een week na de Japanse aanval op Pearl Harbor.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.