Charles de Gaulle werd in 1890 geboren in Lille, Frankrijk, in een traditioneel katholiek gezin. Het patriottisme werd hem met de paplepel ingegoten. In de Eerste Wereldoorlog vocht hij in de loopgraven en werd hij krijgsgevangen gemaakt. Zijn drang om uit gevangenschap te ontsnappen zou legendarisch worden, al liep iedere ontsnappingspoging op niets uit.
In de meidagen van 1940 diende De Gaulle als divisiecommandant met de rang van kolonel. Enige tijd later werd hij bevorderd tot (tijdelijk) brigadegeneraal. Hoger zou hij nooit klimmen in de legerhiërarchie, maar desalniettemin zou het nageslacht hem blijvend aanduiden als ‘generaal De Gaulle’. Begin juni volgde een benoeming op een kabinetspost, namelijk die van staatssecretaris van Oorlog en Nationale Verdediging. Toen de Franse nederlaag zich aftekende weigerde hij zich daarbij neer te leggen en vluchtte hij naar Londen. De Gaulle geloofde zeer sterk dat het zijn lotsbestemming was Frankrijk te redden. Vanuit Londen begon hij met radio-uitzendingen gericht op Frankrijk. Beroemd is de speech die hij op 18 juni 1940 hield, maar daarbij moet worden aangetekend dat op de dag zelf vrijwel niemand die toespraak heeft gehoord.
Op 14 juli 1940 meldden de eerste Vrije Franse Troepen zich bij hem in Londen. De boomlange generaal was op dat moment nog een grote onbekende. Hij mocht dan beweren de leider van de Vrije Fransen en de echte vertegenwoordiger van Frankrijk te zijn, feit was dat het Franse leger op 22 juni 1940 de handdoek in de ring had geworpen. In Vichy kwam een nieuwe, formeel legale Franse regering onder leiding van maarschalk Pétain. Die liet De Gaulle door een militair tribunaal ter dood veroordelen omdat hij gedeserteerd was en samen had gespannen met Engeland, inmiddels een Franse vijand.
De Britse premier Winston Churchill kon het aanvankelijk goed met De Gaulle vinden omdat hij als enige Franse bewindspersoon verder wilde vechten. Churchill kwam er echter al snel achter dat de generaal geen gemakkelijke man was. De Gaulle vroeg nooit wat, hij eiste. Toen de Amerikanen zich eind 1941 in de oorlog mengden werden de problemen nog groter. De Amerikaanse president Roosevelt vertrouwde De Gaulle voor geen cent en probeerde hem dan ook overal buiten te houden.
Problemen met de Geallieerde staatshoofden en regeringsleiders stonden verder succes voor De Gaulle uiteindelijk niet in de weg. In 1943 voerde hij al 300.000 Vrije Fransen aan in de Franse koloniën, waarvan vooral die in Noord-Afrika extreem belangrijk waren. Ook in Frankrijk zelf kreeg hij steeds meer volgelingen. Miljoenen mensen volgden in 1943 zijn uitzendingen op de radio, destijds het belangrijkste communicatiemedium. Op 6 juni 1944 was het D-Day: de Geallieerden begonnen met hun landingen in Frankrijk. De Gaulle nam daar als gevolg van een verbod van Roosevelt niet aan deel, maar vertrok wel naar Frankrijk. Tien dagen na D-Day kwam hij in zijn geboorteland aan. De Gaulle overtuigde in augustus 1944 Eisenhower ervan om hem en zijn troepen samen met de Amerikanen Parijs te laten binnentrekken. Tijdens een speech deed hij net alsof Parijs door de Fransen zelf was bevrijd, een leugentje om bestwil waarmee hij het zelfrespect van de Fransen beoogde te herstellen. Een dag later hield hij een heuse triomftocht waarbij een miljoen Fransen aanwezig waren.
In 1945 diende De Gaulle kort als president. Hij zette zich in voor een sterk presidentschap, dat verankerd moest worden in de Grondwet. Zijn Grondwet werd echter verworpen omdat de Fransen na vier jaar bezetting geen enkele behoefte hadden aan een autoritaire leider. De Gaulle trad in 1946 na slechts enkele maanden af en trok zich terug uit de politiek. Hij wijdde zich aan zijn memoires en hoopte dat bij een volgende nationale crisis Frankrijk opnieuw een beroep op hem zou doen. Dat gebeurde inderdaad, en wel in mei 1958, tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog.
De Fransen hadden op dat moment hun Vierde Republiek. Die had sinds 1946 maar liefst 26 kabinetten gekend, een ongelukkige situatie die mede aan de Grondwet werd toegeschreven. Als nieuwe premier liet De Gaulle de Grondwet herschrijven, met een veel sterkere rol voor de president. De Vijfde Republiek was geboren. Aan het einde van het jaar werd De Gaulle zelf president en in die hoedanigheid zou hij uiteindelijk zorg dragen voor de Algerijnse onafhankelijkheid (1962). Als machtigste man van het land herstelde hij de economie en maakte van Frankrijk een nucleaire macht. Toch had de president niet alleen maar aanhangers. Een jongere generatie eiste verandering en liet duidelijk blijken geen behoefte meer aan De Gaulle te hebben. In 1968 kwam het in Parijs tot grootschalige rellen. De Gaulle schreef in 1969 een referendum uit. Formeel ging het over decentralisatie en over de Senaat, maar materieel stond zijn eigen leiderschap op het spel, omdat hij al duidelijk had gemaakt bij een ‘nee’ te zullen aftreden. De Gaulle werd verslagen, zij het nipt. De president hield woord, trad af en trok zich terug op zijn landgoed in Colombey-les-Deux-Églises. Daar stierf hij op 9 november 1970, een kleine twee weken voor zijn tachtigste verjaardag.
Gebaseerd op de documentaire ‘I am France: The Myth of Charles de Gaulle’, met daarin analyses van de deskundigen Tony Judt en Julian Jackson, en op ‘De man die nee zei’ van H.L. Wesseling.
Pingback:Philippe Pétain – – Corvinus –