Palestrina: Het Praeneste van de Oudheid (deel 1)

Het Palazzo Colonna Barberini, onderkomen van het Nationaal Archeologisch Museum van Palestrina.

Het is vrij gemakkelijk om met het openbaar vervoer van Rome naar Palestrina te reizen. Je moet alleen wel even weten wat de mogelijkheden zijn. Zelf reisde ik naar het metrostation Ponte Mammolo in het noorden van Rome en nam van daar een COTRAL-bus naar Palestrina. Een alternatief is gebruik te maken van een soortgelijke busverbinding vanaf het metrostation Anagnina in het zuiden van Rome. En dan is er ook nog een derde mogelijkheid, namelijk het nemen van de trein van Roma Termini naar Zagarolo en vervolgens met een lokale bus verder reizen. De reis met de COTRAL-bus is tamelijk snel en goedkoop, maar het woord ‘comfortabel’ zou ik niet in de mond willen nemen. Buiten was het erg heet en gelukkig had de bus airconditioning, maar de vering van het voertuig was extreem slecht. Als gevolg daarvan was mijn tocht naar Palestrina – die zo’n 50 minuten duurde – een nogal hobbelige rit. Het platteland van Lazio is erg mooi en de hooibalen in de velden zijn zeer pittoresk, maar wat de boel echt verpestte, was het feit dat veel Italianen de greppels langs de weg gebruiken om hun vuilnis in te dumpen. Helaas worden delen van de weg naar Palestrina ook gebruikt voor illegale prostitutie, dus mijn rit naar het stadje was niet in alle opzichten aangenaam.

Het Praeneste van de Oudheid

Gelukkig is Palestrina zelf wel een zeer aangenaam stadje. In de Oudheid stond het bekend als Praeneste. Waarschijnlijk werd Praeneste in de achtste of zevende eeuw BCE gesticht toen verschillende oudere nederzettingen zich verenigden tot één groter geheel (vergelijk het met de ontwikkeling van Rome). De stad beheerste een heuvel die uitkeek over de vlakte van Latium en groeide uit tot “een van de machtigste en rijkste van de Latijnse steden”.[1] Zelfs tijdens haar vroegste geschiedenis had Praeneste al contacten met de Etruskische wereld (vooral Cerveteri), de Feniciërs (wellicht in dit geval de Carthagers) en Syrië. Dat blijkt uit rijke grafgiften die dateren van de zogenaamde archaïsche fase van de stad. De Praenestini leverden strijd met Volsci, de Aequi en de Hernici, Italiaanse volkeren die hun gebied waren binnengevallen. De genoemde volkeren waren ook vijanden van die andere belangrijke stad in Latium, Rome. Omstreeks 496 BCE scheidde Praeneste zich af van de Latijnse Bond en sloot zich aan bij de Romeinen, die vervolgens hun Latijnse tegenstanders versloegen in de beroemde Slag bij het Meer van Regillus.[2]

Twee krijgers uit Praeneste die een gevallen kameraad dragen (Nationaal Archeologisch Museum van Palestrina).

Praeneste probeerde echter ook de Romeinse expansie in Latium een halt toe te roepen en daarbij tegelijkertijd een eigen machtspositie op te bouwen. De stad was in dat opzicht een serieuze rivaal van Rome. Gedurende een groot gedeelte van de vierde eeuw BCE bestond er dan ook een bittere vijandschap tussen Praeneste en de Romeinen. In 383-382 BCE steunden troepen uit Praeneste een opstand van de Romeinse kolonie Velitrae tegen haar moederstad. De Romeinen stuurden daarop een leger onder leiding van twee consulaire tribunen naar de kolonie toe, die erin slaagden de rebellen te verslaan. Tijdens de gevechten speelden de hulptroepen van de Praenestini een belangrijke, zij het uiteindelijk geen beslissende rol. Volgens Livius stonden er zelfs meer troepen uit Praeneste op het slagveld dan kolonisten uit Velitrae zelf.[3] Na de nederlaag sloegen de Praenestini hard terug. Ze verenigden hun krachten met hun voormalige vijanden de Volsci en vielen de Romeinse kolonie Satricum aan. Livius beweert dat ze de stad innamen en vervolgens de gevangenen afslachtten.[4]

In 380 BCE rukten de brutale Praenestini zelfs naar Rome zelf op. Toen ze de Collijnse poort naderden, de noordelijkste stadspoort van Rome, besloten de nerveuze Romeinen een dictator te benoemen, een speciale magistraat met bijna onbeperkte macht. Vervolgens versloeg het Romeinse leger zijn tegenstander in een geregelde veldslag en dreef hem helemaal terug naar Praeneste. De Romeinen besloten door te zetten: ze bestormden en veroverden verschillende nederzettingen die onder het gezag van Praeneste vielen. Praeneste zelf werd tot overgave gedwongen. Nadat de Romeinen de capitulatie hadden aanvaard, legden ze de hand op een beeld van Jupiter Imperator om tijdens de triomftocht in Rome mee te voeren.[5]

Mozaïekvloer met griffioenen (eerste eeuw BCE, Nationaal Archeologisch Museum van Palestrina).

Tijdens de Latijnse Oorlog van 340-338 BCE steunde Praeneste samen met Tibur (het huidige Tivoli) de Latijnse rebellen. Die zagen zich geconfronteerd met de expansionistische agenda van Rome en probeerden waarschijnlijk vooral hun nog resterende onafhankelijkheid te behouden. Dat lukte niet, en Praeneste werd voor haar steun aan de rebellen gestraft: de stad raakte een deel van haar grondgebied kwijt.[6] Toen de Latijnse Oorlog uitbrak, was Rome al uitgegroeid tot de dominante macht binnen de Latijnse Bond. Die Bond werd nu ontbonden en de Romeinse Republiek sloot afzonderlijke verdragen met de Latijnse gemeenschappen. Die moesten de Romeinen met het oog op hun oorlogen van troepen voorzien. Een deel van de gemeenschappen kreeg volledig Romeins burgerrecht, andere gemeenschappen kregen burgerrecht zonder stemrecht (civitas sine suffragio). Dan waren er ook nog gemeenschappen waarvan de burgers slechts de Latijnse status hadden. Zij hadden niettemin voordeel van hun bondgenootschap met Rome, want de Latijnse status gaf het recht te trouwen en handel te drijven met Romeinse burgers. Praeneste behoorde tot de steden waarvan de burgers hun eigen burgerrecht en Latijnse status behielden. Ze lijken daar maar wat trots op te zijn geweest. In 215 BCE verdedigden soldaten uit Praeneste op uiterst dappere wijze, maar uiteindelijk zonder succes de stad Casilinum in Campanië tegen de troepen van de Carthaagse generaal Hannibal. De overlevenden, iets meer dan 250 man, kregen het Romeinse burgerrecht aangeboden. Ze sloegen het aanbod echter af: ze waren tevreden met hun eigen burgerrecht.

De burgers van Praeneste behielden hun eigen burgerrecht tot aan de Bondgenotenoorlog van 91-88 BCE. Die oorlog dwong Rome tot het doen van concessies aan haar Italiaanse bondgenoten. In 90 BCE werd Praeneste een municipium en haar burgers werden volwaardige Romeinse burgers. Toen sloeg echter het noodlot toe. De Praenestini besloten Gaius Marius junior te steunen tijdens de burgeroorlog tussen diens aanhangers en die van zijn tegenstander Sulla. In 82 BCE werd de jongere Marius vastgepind in Praeneste en pleegde hij er zelfmoord. Na een langdurig beleg nam Sulla de stad in en joeg de bevolking ervan over de kling. Volgens Plutarchus werden er 12.000 mannen gedood.[7] Na de inname van Praeneste werd hier een kolonie van veteranen gesticht.

Schaalmodel van het Heiligdom van Fortuna Primigenia (Nationaal Archaeologisch Museum van Palestrina).

Het heiligdom van Fortuna Primigenia

Overblijfselen van de terrassen, zuilengangen en exedra’s. Ook het zogenaamde ‘oostelijke halfrond’ is zichtbaar, met daarbij de put waaruit de lootjes van het Orakel werden opgediept.

Al vanuit de bus kunt u zien hoe het moderne Palestrina wordt gedomineerd door de overblijfselen van een enorm gebouw uit de Klassieke Oudheid. Dit gebouw was het heiligdom van Fortuna Primigenia, “Fortuna de Eerstgeborene”. Er bestaat een groeiende consensus dat dit immense heiligdom al enkele decennia vóórdat Sulla hier zijn veteranen vestigde werd gebouwd, misschien omstreeks 120 BCE. In het Nationaal Archeologisch Museum van Palestrina staat een reconstructie van het bouwwerk (zie hierboven). Het schaalmodel geeft aan dat bezoekers via twee trappen toegang kregen tot het onderste terras van het heiligdom. Via een van de overdekte wandelgangen konden ze vervolgens op het tweede terras komen en dan doorlopen naar het derde en het vierde terras. Het heiligdom werd bekroond door een halfronde tempel voor Fortuna Primigenia. Deze werd in de Middeleeuwen omgebouwd tot een palazzo – het Palazzo Colonna Barberini[8] – en huisvest thans het reeds genoemde archeologisch museum (zie de eerste afbeelding in deze bijdrage). Het heiligdom als geheel was een indrukwekkende verzameling zuilengangen en exedra’s, met elkaar verbonden door trappen en wandelgangen en gebouwd tegen de helling van de Monte Ginestro.

Het heiligdom was beroemd vanwege zijn Orakel. Bij dit Orakel werden lootjes – de sortes praenestinae – uit een kist gehaald die in een put werd bewaard. De lootjes waren stukjes hout waarop teksten in archaïsch Latijn geschreven waren.[9] Cicero beweert dat er steeds een kind werd uitgekozen om de lootjes te husselen en er dan één te pakken.[10] De nog bestaande put voor het zogenaamde ‘oostelijke halfrond’ is aangemerkt als de put waaruit de lootjes werden opgediept.[11] Er was tevens een identiek westelijk halfrond, maar het is niet duidelijk wat de functie van het gebied daaromheen was. De cultus van Fortuna Primigenia bleef tot ver in de vierde eeuw van onze jaartelling populair. Tijdens de regering van keizer Theodosius de Grote (379-395) werd de cultus uiteindelijk onderdrukt. Eerst werd het christendom toen staatsgodsdienst (in 380) en daarna werden de traditionele culten niet langer gedoogd (vanaf 391). Tijdens de Middeleeuwen werd het moderne stadje Palestrina over de ruïne van het heiligdom heen gebouwd. De ruïne was toen niet langer zichtbaar. In 1944, dus tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd het stadscentrum verwoest door een Geallieerd bombardement. Ironisch genoeg kwam daardoor het heiligdom weer tevoorschijn.

Aan de voet van het Heiligdom van Fortuna Primigenia.

Het heiligdom van Fortuna Primigenia is werkelijk uitzonderlijk. Het was niet alleen vele malen groter dan enig ander gebouw in Praeneste, maar ook veel groter dan enig ander gebouw in het nabijgelegen Rome. Het grootste gebouw in Rome was waarschijnlijk de Tempel van Jupiter Optimus Maximus op de Capitolijnse heuvel, maar die kwam qua omvang niet eens in de buurt van het heiligdom in Praeneste (en geheel terzijde: genoemde tempel brandde in 83 BCE af). We kunnen met zekerheid vaststellen dat het heiligdom ook geen enkele inspiratie ontleende aan Romeinse gebouwen; het enige ‘Romeinse’ eraan is dat er bij de bouw Romeins beton werd gebruikt. Het is duidelijk dat de Praenestini hun inspiratie ontleenden aan de kunst en architectuur van de Griekse wereld. Kooplieden uit Praeneste waren al langere tijd betrokken bij de handel in het oostelijke gedeelte van het Middellandse Zeegebied, vooral op het Griekse eiland Delos.[12] Omstreeks 166 BCE hadden de Romeinen dit eiland omgevormd tot een vrijhandelszone, en al snel was Delos een van de belangrijkste stapelplaatsen in dit gedeelte van de Klassieke Wereld geworden. Vooral de handel in slaven bloeide er en de Praenestini waren hier nauw bij betrokken. Niet alleen verdienden de kooplieden uit Praeneste veel geld, ze leerden tevens veel over de Hellenistische cultuur. Het idee voor het heiligdom van Fortuna Primigenia zal ongetwijfeld in deze context zijn ontstaan.

Noten

[1] “One of the most powerful and wealthy of the Latin towns”, Cambridge Dictionary of Classical Civilization, Paperback edition 2008, p. 716.

[2] Livius 2.19.

[3] Livius 6.22.

[4] Livius 6.22.

[5] Livius 6.27-6.29.

[6] Livius 8.14.

[7] Leven van Sulla 32.

[8] Het palazzo moet niet verward worden met het Palazzo Barberini in Rome.

[9] Cambridge Dictionary of Classical Civilization, Paperback edition 2008, p. 716-717.

[10] De Divinatione, Boek II.41.

[11] Paula Landart, Palestrina: Walks in the City and the Acropolis of Ancient Praeneste, p.31-32.

[12] Paula Landart, Palestrina: Walks in the City and the Acropolis of Ancient Praeneste, p. 7.