Mijn wandeling langs de Via Appia (deel 9)

De Casale di Santa Maria Nova.

Dit is deel 9 van het verslag van mijn wandeling langs de Via Appia, van het Circus Maximus naar de Villa van de Quintilii zo’n 8 kilometer verder naar het zuidoosten. De delen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 vindt u hier.

Even voorbij de vijfde mijlsteen kwam ik aan bij de boerderij (casale) van Santa Maria Nova. De boerderij is een fascinerend samengesteld gebouw. De basis ervan dateert van de eerste helft van de tweede eeuw en was waarschijnlijk een cisterne van het type castellum aquae. Op enig moment werd aan het bouwwerk een toren toegevoegd, die in de zesde eeuw werd verhoogd, mogelijk tijdens de Gotische Oorlog (535-554). Omstreeks het begin van de negende eeuw werd het Romeinse platteland grotendeels verlaten, maar in de twaalfde en dertiende eeuw groeide en bloeide Rome weer als vanouds. Het platteland werd toen opnieuw in gebruik genomen voor akkerbouw en het hoeden van schapen. De bouw van de casale van Santa Maria Nova moet tegen de achtergrond van deze ontwikkeling bezien worden. Natuurlijk werd het complex versterkt en kon het bij een aanval verdedigd worden. In de dertiende eeuw werd de toren nogmaals verhoogd, zodat problemen al van grote afstand gespot konden worden. De in deel 5 van deze serie besproken Casale della Vaccareccia heeft een soortgelijke middeleeuwse toren.

Het gebouw heet de boerderij van Santa Maria Nova omdat het terrein eind dertiende eeuw eigendom werd van de kerk van Santa Maria Nova bij het Forum Romanum, die later bekend kwam te staan als de Santa Francesca Romana. In 1351 vestigde een gemeenschap van Olivetaanse monniken zich bij deze kerk en in 1364 namen deze monniken het beheer van het agrarische complex langs de Via Appia op zich. Ze verbouwden er geneeskrachtige kruiden en groente en verpachtten stukken grond van het enorme landgoed aan boerenfamilies. Het verblijf van de monniken duurde meer dan vijf eeuwen, maar in 1873 raakten ze het complex kwijt toen het bij opbod werd verkocht. Tot 2006 was het complex vervolgens in particuliere handen, maar in dat jaar werd het gekocht door de Italiaanse staat. Op een informatiebord in het gebouw valt te lezen dat het complex van Santa Maria Nova tegenwoordig staat voor “a tangible testimony to the evolution of the human landscape of the Appia, and of a link which remains uninterrupted, from the earliest Roman phases until the present day”.

De Casale di Santa Maria Nova; let op de verschillen in bouwmateriaal tussen de begane grond en de eerste verdieping.

Badencomplex

Restanten van het badencomplex, met rechts het frigidarium.

Doordat het complex in handen van de staat kwam, werd het mogelijk archeologisch onderzoek te doen. Tussen 2006 en 2008 werden opgravingen uitgevoerd. Al in 1866 was er op deze plek een beroemd mozaïek van een liggend skelet gevonden met daarop de tekst γνῶθι σαυτόν, “Ken uzelf”. Deze fameuze woorden kon men in Delphi bij de Tempel van Apollo vinden, samen met andere bekende frasen zoals μηδὲν ἄγαν, “Alles met mate”. Een tweede ontdekking was dat hier in de Oudheid een weg liep. Deze verbond de Via Appia met de Via Latina. Dankzij de recente opgravingen weten we nu ook meer over een oude ruïne waarvan onderzoekers al wisten dat die bestond: de overblijfselen van een klein badencomplex net ten zuiden van de casale. Het is mogelijk dat de baden van water werden voorzien door de cisterne die de basis van de boerderij van Santa Maria Nova vormt. Het badencomplex werd waarschijnlijk in 123 gebouwd tijdens de regering van keizer Hadrianus (117-138). We weten het jaar vrij zeker omdat er baksteenstempels zijn gevonden waarop de namen van de consuls van dat jaar staan, Quintus Articuleius Paetinus en Lucius Venuleius Apronianus.

Iets ten zuiden en oosten van de baden stond een woongedeelte uit dezelfde tijd. De twee mozaïeken in de overblijfselen van de baden dateren echter van een iets latere periode, namelijk die van keizer Commodus (180-192). De mozaïeken vormden de vloeren van de twee verwarmde ruimtes van het complex, waarschijnlijk het caldarium (links) en het tepidarium (rechts). Ook de overblijfselen van het vloerverwarmingssysteem (hypocaustum) zijn nog zichtbaar. Hoewel de mozaïeken beschadigd zijn, is het zonneklaar wat erop te zien was. Op het rechter mozaïek zijn twee gladiatoren afgebeeld, van wie de retiarius helemaal intact is gebleven. Op het linker mozaïek zien we twee paarden van de wagenrennen in het Circus. Als de vloer van het frigidarium – de koude ruimte – ook van mozaïeken voorzien was, dan zijn deze niet bewaard gebleven. In de koude ruimte bevonden zich twee aparte koudwaterbaden, het ene halfrond, het andere rechthoekig.

Mozaïek met gladiatoren.

Volgens een interessante theorie werden het woongedeelte en de baden gebruikt door de keizerlijke lijfwachten die waren gestationeerd bij de naastgelegen Villa van de Quintilii. Die villa was door Commodus geconfisqueerd en behoorde dus tot het keizerlijke bezit (de Villa komt in deel 10 aan de orde). De theorie is zeker plausibel te noemen en in de klassieke bronnen vinden we er ook enig bewijs voor. In het jaar 190 werd Rome getroffen door de pest en een hongersnood. Het volk kwam zich hierover beklagen bij Commodus, die waarschijnlijk in de genoemde Villa verbleef.[1] Cleander, de praetoriaanse prefect van de keizer, liet echter de bereden lijfwacht op de mensen inrijden en ze helemaal terugjagen naar de stad. Deze bereden lijfwacht – waarschijnlijk turmae van de equites singulares augusti – verbleef mogelijk in het hierboven genoemde woongedeelte van het complex.

Mozaïek met paarden.

Graftomben van de Horatii en Curiatii

Graftombe van de Curiatii (?)

Tot besluit van dit deel van mijn verslag zal ik nog iets vertellen over drie vreemde kunstmatige heuvels die men vlak bij de boerderij van Santa Maria Nova vindt. De heuvels staan bekend als de graftomben van de Horatii en Curiatii. De eerste heuvel treft men aan bij de kruising van de Via Appia Antica en de Via Appia Pignatelli. Op de heuvel staan de schamele restanten van een toren, die er overigens eerder uitziet als een schoorsteen. De andere twee heuvels bevinden zich zo’n 250 meter verderop langs de weg. Het verhaal van de heuvels is nauw verbonden met het legendarische verhaal van een oorlog tussen Rome en Alba Longa, gevoerd tijdens de regering van de derde Romeinse koning, Tullus Hostilius (ca. 672-640 BCE).[2] In die tijd was Gaius Cluilius de koning van Alba. Hij viel met zijn leger Romeins grondgebied binnen en sloeg zijn kamp zo’n vijf mijl van de stad op. Daar liet hij een enorme greppel, de Fossa Cluilia, graven. Aangezien Alba Longa ten zuidoosten van Rome lag, waarschijnlijk in de buurt van het huidige Castel Gandolfo, moet deze greppel – als die ooit bestaan heeft – ergens in de buurt van de casale van Santa Maria Nova gegraven zijn. Tullus slaagde er echter in over de greppel heen te komen en viel Albaans grondgebied binnen. Een confrontatie tussen de twee legers kon niet uitblijven.

Om onnodig bloedvergieten te voorkomen spraken de beide bevelhebbers af om het conflict als volgt op te lossen. Drie Romeinen, de broers Horatius, zouden het opnemen tegen drie Albanen, de broers Curiatius. De winnaar van de strijd mocht zich de winnaar van de oorlog noemen. Hoewel zijn twee broers gedood werden, wist de Romein Publius Horatius alle drie zijn tegenstanders te vellen en daarmee de oorlog voor Rome te winnen. De twee gesneuvelde Horatii en de drie dode Curiatii werden met groot eerbetoon begraven. Livius beschrijft hun graftomben als volgt:

“De graven van de strijders zijn er nog, op de plaats waar ieder is gevallen, de twee Romeinse op één plek, dichter bij Alba, en de drie Albaanse in de richting van Rome, maar op afstand van elkaar, zoals ze ook gevochten hebben” (vertaling: F.H. van Katwijk-Knapp)

Graftomben van de Horatii (?)

Helaas klopt deze beschrijving niet met de situatie die we langs de Via Appia aantreffen. Inderdaad zien we twee graftomben dichter bij Alba Longa, maar slechts één in de richting van Rome. Misschien zijn twee tomben gewoon verdwenen of werden de Curiatii gezamenlijk in een enkele tombe bijgezet, maar het lijkt niet erg zinvol hierover te gaan speculeren. We mogen er namelijk vanuit gaan dat het verhaal van de Horatii en Curiatii en het vrijwel zonder bloedvergieten eindigen van de oorlog pure fictie is. In werkelijkheid moet er een gewelddadig treffen tussen de beide legers hebben plaatsgevonden, waarin de Romeinen de zege behaalden. Vervolgens verwoestten ze Alba Longa – van oudsher beschouwd als hun moederstad – en verplaatsten ze de bevolking van deze stad onder dwang naar Rome. Het heroïsche gevecht tussen de Horatii en Curiatii werd later vereeuwigd door Giuseppe Cesari, de Cavalier d’Arpino (1568-1640). Hij schilderde een groot fresco van het gevecht in de Salon van het Palazzo dei Conservatori op de Capitolijn.

De Horatii vs. de Curiatii door Giuseppe Cesari (Capitolijnse Musea, Rome).

Naar deel 10


[1] De Griekse tekst van Cassius Dio (Epitome van Boek 73.13) stelt dat hij verbleef ἐν τῷ Κυιντιλίῳ προαστείῳ (‘in de Quintiliaanse buitenwijk’).

[2] Het verhaal wordt verteld in Livius 1.23-1.25.

One Comment:

  1. Pingback:My Walk along the Via Appia (part 9) – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.