Kort nadat hij het purper had aanvaard sloot de nieuwe keizer Trebonianus Gallus een overeenkomst met de Gotische indringers. Gallus stond de Goten toe het Romeinse grondgebied met al hun buit en gevangenen te verlaten en stemde er zelfs mee in hun een jaarlijkse schatting te betalen. De overeenkomst was ronduit vernederend, maar wat nog veel erger was, was dat de deal de Goten alleen maar brutaler maakte. Al snel zouden ze terugkeren om nog meer buit te vergaren. Gallus had totaal geen weet van deze sombere toekomst. Hij vertrok naar Rome, waar zijn medekeizer Hostilianus, de zoon van de gesneuvelde Decius, binnen de kortste keren aan de pest bezweek. De laatste rustplaats van de jongeman was mogelijk de beroemde Grote Ludovisi Sarcofaag, die we tegenwoordig in het Museo Nazionale Romano kunnen bewonderen.
Vermoedelijk was Hostilianus het slachtoffer geworden van de verschrikkelijke Pest van Cyprianus, die tegen deze tijd het hart van de Romeinse wereld had bereikt. Wie ziek werd, had vaak geen schijn van kans. Nu een Augustus was overleden, besloot Gallus snel zijn eigen zoon Volusianus te bevorderen van Caesar tot Augustus. De vierde-eeuwse geschiedschrijver Aurelius Victor prees vader en zoon omdat ze “zorgvuldig en volhardend de begrafenissen van de allerarmsten regelden”.[1] Ongetwijfeld waren ook deze mensen slachtoffers van de pestepidemie.
De Perzische dreiging
Eind 252 of begin 253 viel de Perzische koning Shapur I Romeins Syrië binnen. Het precieze jaar van de invasie weten we niet, maar aangezien Zosimus deze bespreekt bij de regering van Gallus is eind 252 of begin 253 een goede gok. In de Res Gestae Divi Saporis, een inscriptie in drie talen in het Perzische hartland, beweert Shapur dat Armenië de casus belli was. Meer informatie geeft de inscriptie niet, maar toch kunnen we wel een poging wagen te reconstrueren wat er gebeurd was. De Perzen hadden de Armeense koning Khosrov II laten vermoorden en vervolgens diens koninkrijk geannexeerd. Armeniërs die trouw waren gebleven aan de koning hadden Khosrovs jonge zoon Tiridates het land uit gesmokkeld, waarna de jongen asiel had gekregen in Rome. Voor Shapur gold dat laatste waarschijnlijk als een schending van het verdrag dat hij met keizer Philippus had gesloten, een verdrag dat bepaald had dat Armenië tot de Perzische invloedssfeer behoorde.
Uit de Res Gestae Divi Saporis blijkt duidelijk dat Shapur nooit van plan was Romeins grondgebied te veroveren en te annexeren. Zijn doel was simpelweg om de Romeinen te straffen door zoveel mogelijk steden en stadjes plat te branden en te plunderen. Volgens de Res Gestae vernietigde de koning een Romeins leger en bezette hij tijdelijk 37 steden. Dankzij de lijst met steden kunnen we het Perzische offensief met een hoge mate van zekerheid reconstrueren. Shapur rukte op langs de rivier de Eufraat en veroverde Anatha, Dura Europos, Circesium, Sura en een aantal forten voordat zijn opmars bij Barbalissus werd gestuit door een Romeins leger. We weten niets over de samenstelling van dit leger. Volgens Shapur telde het 60.000 manschappen, maar dat klinkt als een enorme overdrijving, en we moeten ook niet vergeten dat de Res Gestae in de eerste plaats onverholen propaganda is. Het is wel waarschijnlijk dat een aantal Romeinse legioenen in de regio aan de Slag bij Barbalissus deelnam, bijvoorbeeld Legio IV Scythica, dat als standplaats Zeugma had. Verder is het zeker dat keizer Gallus niet bij de slag aanwezig was. Uit in Antiochië geslagen munten met de tekst ADVENTVS AVG (‘aankomst van de keizer’) blijkt dat hij wel degelijk naar het Oosten was afgereisd, maar kennelijk was hij alweer vertrokken toen de Perzen Barbalissus bereikten.
We hebben geen idee hoe de Slag bij Barbalissus verliep. De slag wordt in Romeinse bronnen niet eens genoemd en Shapur meldt alleen dat het Romeinse leger van de kaart werd geveegd. Na zijn zege bleef de koning langs de Eufraat oprukken en nam hij nog meer steden in, waaronder Zeugma. Vervolgens was Germanicia (het huidige Kahramanmaraş in Turkije) aan de beurt, een stad die nog was vernoemd naar de Romeinse prins Germanicus. Daarna trok Shapur weer zuidwaarts, richting Antiochië, de hoofdstad van de Romeinse provincie Coele Syria. Het lijkt erop dat de stad aan de koning werd verraden, dus een lang beleg was niet nodig. Antiochië werd grondig geplunderd, veel van haar gebouwen werden verwoest en grote aantallen van haar burgers werden in gevangenschap weggevoerd. Onder de gevangenen waren vele christenen. Na zijn successen bij Antiochië splitste Shapur zijn leger waarschijnlijk op in kleinere eenheden. Die trokken vervolgens oostwaarts en zuidwaarts langs de zijrivieren van de Orontes en veroverden nog veel meer steden en stadjes.
Tot de veroverde plaatsen behoorden Epiphania, het huidige Hama in Syrië, en Raphaneae, de basis van Legio III Gallica. De Perzische opmars werd pas bij Emesea (het huidige Homs) tot staan gebracht door een zekere Uranius Antoninus. In de Res Gestae beweert Shapur dat hij ook enkele steden in Cappadocië veroverde. Waarschijnlijk gebeurde dat tijdens een afzonderlijk offensief, dat misschien werd geleid door zijn zoon Hormizd. Hoewel de Perzen uiteindelijk het Romeinse grondgebied weer verlieten en de hele invasie daardoor niet meer was dan een uitzonderlijk grote plundertocht, waren de Romeinen zwaar vernederd. Ze hadden een gevoelige nederlaag geleden en de belangrijkste stad in de regio was leeggeroofd en ontvolkt. Waarschijnlijk heeft keizer Gallus niet meer meegekregen wat voor ramp zich in het Oosten had voltrokken. Hij en zijn zoon waren spoedig niet meer in het land der levenden.
Aemilianus en Valerianus
Bij zijn vertrek uit het Donaugebied had Gallus ene Marcus Aemilius Aemilianus als de nieuwe legaat van Moesia Inferior aangesteld. Deze Aemilianus constateerde al snel dat de Goten zich niets aantrokken van het verdrag dat ze met Gallus hadden gesloten. Mogelijk hadden ze uit de Romeinse concessies de conclusie getrokken dat de Romeinen zwak stonden, wat ertoe geleid had dat ze al snel hun raids hadden hervat. In 253 slaagde Aemilianus er echter in de indringers te verrassen en in de pan te hakken. Vervolgens lanceerde hij een eigen raid in Gotisch gebied. Daarbij werden vele gevangenen die eerder door de Goten waren weggevoerd bevrijd. En aangezien dit de tijd van de soldatenkeizers was, werd de zegevierende Aemilianus vrijwel direct door de soldaten tot keizer uitgeroepen. De nieuwe keizer was geboren op het eiland Meninx (nu Djerba voor de kust van Tunesië) en wordt in de bronnen een Moor of een Libiër genoemd. Hij was eind veertig en aanvaardde met genoegen het purper dat hem was aangeboden.
Terwijl Aemilianus en zijn troepen naar Italië oprukten, waarschijnlijk in juli, mobiliseerden Gallus en Volusianus hun eigen strijdkrachten. Tevens stuurden ze instructies naar Publius Licinius Valerianus, een generaal die zich in Rhaetia bevond. Hij moest hen te hulp schieten met de Rijnlegioenen uit de Germaanse provincies. Valerianus zou echter te laat komen. De troepen van Aemilianus stuitten bij Interamna (het huidige Terni in Umbrië) op die van Gallus en Volusianus, maar tot een formele veldslag zou het niet komen. De troepen van Gallus wogen simpelweg hun kansen af en besloten uiteindelijk niet voor hem te vechten. In de veronderstelling dat ze van Aemilianus een grotere beloning zouden krijgen, vermoordden ze vader en zoon en liepen over. Aemilianus had echter niet erg lang plezier van zijn overwinning: hij zou minder dan drie maanden keizer blijven. Na de moord op Gallus en zijn zoon riep het Rijnleger onderweg naar Italië Valerianus, een telg uit een oude senatorenfamilie, tot nieuwe keizer uit. Vervolgens herhaalde de geschiedenis zich: de soldaten van Aemilianus weigerden voor hem te vechten en vermoordden hun eigen keizer in de buurt van Spoletium. Hiermee bleef Valerianus als enige keizer over.
Een van de eerste daden van de nieuwe keizer was de benoeming van zijn zoon Gallienus tot medekeizer. Dat was een verstandige beslissing, want de keizer moest overal tegelijk zijn. De Crisis van de Derde Eeuw werd namelijk steeds heftiger. Germaanse volkeren, onder wie de Franken, Alemanni en Goten, bedreigden de Rijn- en Donaugrens. De Perzische inval van 253 was een groot succes geweest en iedereen rekende erop dat Shapur terug zou komen. Nomadenstammen bedreigden Arabia Petraea, Egypte en Numidië, en in reactie op die laatste dreiging besloten de nieuwe keizers het oude, in 238 ontbonden Legio III Augusta in ere te herstellen. Gallienus zou de westelijke provincies gaan besturen en Valerianus ging naar het oosten. Daar zou hij een tegenoffensief tegen de Perzen voorbereiden.
Bronnen
Primaire bronnen
- Aurelius Victor, De Caesaribus 30-32 (translated and annotated by H.W. Bird);
- Epitome de Caesaribus 30;
- Res Gestae Divi Saporis;
- Zosimus, Historia Nova, Book 1.24-29.
Secundaire bronnen
- Timothy Venning, A Chronology of the Roman Empire, p. 599-601;
- Viminacium
Noot
[1] De Caesaribus 30.
Bijgewerkt 28 februari 2023.
Pingback:Rome: de zogenaamde ‘tempel van Minerva Medica’ en de ‘trofeeën van Marius’ – – Corvinus –
Pingback:Gallienus: De Jaren 260-268 – – Corvinus –
Pingback:Diocletianus: De Jaren 284-293 – – Corvinus –
Pingback:Philippus Arabs: De Jaren 244-249 – – Corvinus –
Pingback:Trebonianus Gallus: The Years 251-253 – – Corvinus –
Pingback:Carus, Numerianus en Carinus: De Jaren 282-284 – – Corvinus –