Piacenza: De Duomo

De Duomo van Piacenza.

Regels zijn regels en zitten op de trappen van de kathedraal is in Piacenza verboden. Die boodschap kregen mijn wederhelft en ik mee van een toevallig passerende fietser. Het was een warme dag en de zon scheen fel. We hadden net plaatsgenomen op de traptreden, waar het koel en schaduwrijk was, en wilden even wat lezen over de geschiedenis en kunst van de Duomo. Volgens de fietser konden we dat beter binnen doen, want buiten op het bordes dreigde een boete van de politie. We besloten ons te voegen naar de lokale normen en bedankten de fietser hartelijk voor zijn waarschuwing. Vervolgens betraden we het grote middeleeuwse gebouw en begonnen wat minder voorbereid dan gebruikelijk aan onze verkenning.

De heilige Justina, maar welke?

De kathedraal is gewijd aan Santa Maria Assunta – de ten hemel opgenomen Maria – en aan Santa Giustina. Dit is niet Sint Justina van Padova, een maagd die in het jaar 304 de marteldood zou zijn gestorven. Het gaat om Sint Justina van Antiochië, die in hetzelfde jaar zou zijn vermoord in Nicomedia in opdracht van keizer Diocletianus. Nu vervolgde die keizer inderdaad christenen, maar het verhaal van Justina van Antiochië klinkt niet erg geloofwaardig. Een magiër genaamd Cyprianus zou hebben geprobeerd haar te betoveren om verliefd te worden op een man, maar de toverspreuk had geen enkel effect op de vrome Justina. Integendeel, zij slaagde erin Cyprianus te bekeren die vervolgens zelfs bisschop van Antiochië werd. Dit geeft wel aan dat we met pseudo-geschiedenis te maken hebben, want er is nooit een bisschop met die naam in Antiochië geweest. Wel in Carthago, en waar Justina van Antiochië vaak verward wordt met haar naamgenoot van Padova, geldt hetzelfde voor de twee Cypriani.

Sluitsteen met Justina van Antiochië.

Cyprianus en Justina werden uiteindelijk beiden gearresteerd, gemarteld en onthoofd. Hun overblijfselen kwamen in Rome terecht, waar in de twaalfde eeuw in de doopkapel van San Giovanni in Fonte een kapel aan hen gewijd werd. De cultus van Justina had eerder Piacenza al bereikt en dat was te danken aan bisschop Johannes Filagathos (988-997), een etnische Griek uit Calabrië die in 997-998 nog enige tijd als tegenpaus Johannes XVI actief was. Zijn opvolger als bisschop van Piacenza, Sigifredo (997-1031), zette de cultus van Justina voort en in de crypte van de kathedraal, waar we maar liefst 108 zuilen aantreffen, worden haar overblijfselen bewaard. Justina van Antiochië geldt tevens als beschermheilige van Piacenza. Hoog in het middenschip van de kathedraal vinden we een fraaie middeleeuwse sluitsteen met daarop haar beeltenis. Een duivel fluistert haar slechte dingen in, maar op de vrome christelijke maagd heeft dat geen enkel effect.

Geschiedenis

Over de vroege geschiedenis van de Duomo is weinig met zekerheid bekend. In feite zijn er twee theorieën, waarbij de ene uitgaat van een bouw in twee fasen en de ander van drie fasen. In beide theorieën speelt het jaar 1122 een belangrijke rol. Dit jaartal wordt vermeld in een Latijnse inscriptie boven het rechter portaal van de gevel. Het staat er echter niet in de traditionele Romeinse cijfers (MCXXII), maar wordt voluit geschreven: CENTVM VICENI DVO XPI POST MILLE FVERE ANNO CVM INCEPTVM FVIT HOC LAVDABILE TEMPLVM. Vrij vertaald: er waren 122 jaren na het jaar 1000 onzes Heren verstreken toen werd begonnen met de bouw van deze prijzenswaardige tempel. In de eerste theorie wordt er dan ook van uitgegaan dat de eerste fase van de bouw van de kathedraal in 1122 begon en rond 1150-1160 werd afgerond. Een tweede fase volgde ergens begin dertiende eeuw en vóór het midden van die eeuw was het gebouw klaar.

De tweede theorie gaat er daarentegen vanuit dat de oorspronkelijke kathedraal van eind elfde eeuw dateert. Deze zou zijn beschadigd door de grote aardbeving waardoor Noord-Italië in 1117 werd getroffen. De aardbeving richtte ook veel schade aan in Cremona, de eeuwige rivaal van Piacenza, in hetzelfde jaar gesticht door de Romeinen aan de andere kant van de rivier de Po. Daar stortte de kathedraal in aanbouw in, terwijl in Piacenza de bestaande kathedraal zwaar beschadigd werd. In het jaar 1122 werd volgens de tweede theorie dan ook niet met de bouw van de huidige kathedraal begonnen, maar met een grote restauratie. Na deze restauratie zou begin dertiende eeuw nog een grote verbouwing hebben plaatsgevonden.

Interieur van de Duomo.

De klokkentoren van de kathedraal dateert van 1333. Deze is 72,5 meter hoog. Op de toren staat een beeld van een engel van verguld brons. Het beeld dateert van 1341, is 2,75 meter hoog en weegt meer dan 100 kilo. Het wordt de Angil dal Dom genoemd en wordt toegeschreven aan de lokale architect en beeldhouwer Pietro Vago, over wie verder niet veel bekend is (een straat ten westen van de Duomo is naar hem vernoemd). Een curieus element van de klokkentoren is de ijzeren kooi die net onder de klokkenkamer hangt. Deze werd in 1495 toegevoegd in opdracht van Ludovico Sforza, bijgenaamd “Il Moro”, Hertog van Milaan tussen 1494 en 1499. Het doel was criminelen te waarschuwen dat hun slechte gedrag consequenties zou hebben. Op het moment dat de kooi werd opgehangen viel Piacenza al ruim anderhalve eeuw onder Milanees bestuur. In 1499 werd Ludovico echter door de Franse koning Lodewijk XII uit Milaan verdreven. Piacenza was enige tijd Frans bezit, maar viel vanaf 1521 weer onder de Paus in Rome. Paus Paulus III (1534-1549), die oorspronkelijk Alessandro Farnese heette, schonk de stad aan zijn onwettige zoon Pier Luigi Farnese, die de eerste hertog van Parma en Piacenza werd.

De bisschoppen Claudio Rangoni (1596-1619) en Giovanni Linati (1620-1627) namen het interieur van de kathedraal in de zeventiende eeuw onder handen. De Barokschilderingen die in hun opdracht werden gemaakt zijn deels bewaard gebleven, maar dat geldt niet voor de meeste andere Barokke en Neoclassicistische toevoegingen. Eind negentiende eeuw bepaalde bisschop Giovanni Battista Scalabrini (1876-1905) namelijk dat de kathedraal van Piacenza haar oorspronkelijke, middeleeuwse uiterlijk terug moest krijgen. De opdracht om dat te verwezenlijken werd aan de architect Camillo Guidotti (1854-1925) toegekend en tussen 1894 en 1902 uitgevoerd. Het resultaat is een Duomo met een betrekkelijk donker en sober interieur. De populaire Scalabrini werd in 1997 zaligverklaard. Hij ligt in het rechter dwarsschip van de kathedraal begraven, maar kennelijk is het daar niet altijd veilig. In 2013 werden namelijk waardevolle voorwerpen uit zijn kist gestolen. Een lange straat ten zuiden van de kathedraal is naar hem de Via Scalabrini genoemd.

Piazza Duomo.

Exterieur

Het onderste gedeelte van de gevel, dat ongeveer de helft ervan beslaat, is gemaakt van fraai roze marmer uit Verona (marmo rosso di Verona). Het bovenste gedeelte is van zandsteen. Hier vallen het grote roosvenster, het kruis daarboven en de drie colonnades op. Het onderste gedeelte is verfraaid met drie prachtige portalen of pròtiri. Vooral vanwege het originele twaalfde-eeuwse beeldhouwwerk is het zeer de moeite waard de portalen van dichterbij te bekijken. Het reliëf boven de linker ingang wordt toegeschreven aan de beeldhouwer Wiligelmus en zijn atelier. Hij was ook actief in het naburige Cremona. Op de architraaf boven de ingang zien we voorstellingen uit het vroege leven van Christus: de Annunciatie, het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabet (moeder van Johannes de Doper), de geboorte van Christus in de stal (met een peinzende Jozef), de aankondiging aan de herders en het bezoek van de drie Wijzen uit het Oosten. Alles is gebeeldhouwd in de Romaanse stijl. De figuren aan de uiteinden van de architraaf stellen zondige mensen voor, de figuren eronder de deugden Geduld en Nederigheid.

Beeldhouwwerk van Wiligelmus.

Het beeldhouwwerk van het rechter portaal wordt toegeschreven aan een beeldhouwer genaamd Niccolò (of Nicholaus), van wie we ook werk in Cremona en Ferrara hebben gezien. Niccolò en zijn assistenten zetten de verhalen over het leven van Christus voort, zodat we mogen concluderen dat er twee verschillende ateliers tegelijkertijd aan de gevel werkten. Op de architraaf zien we de presentatie in de tempel, de vlucht naar Egypte, de doop in de Jordaan en drie pogingen van de duivel om Christus te verleiden. Aan de uiteinden van de architraaf zien we links Kaïn en Abel en rechts Adam en Eva. Eronder zijn wederom Geduld en Nederigheid gebeeldhouwd. Opmerkelijk is dat de tekst op het reliëf hier aan de rechterkant, anders dan aan de linkerkant, vrijwel geheel bewaard is gebleven. Boven de voorstellingen uit het leven van Christus wordt in het Latijn beschreven wat we zien. Eronder staat HOC OPVS INTENDAT QVISQVIS BONVS EXIT ET INTRAT, wat zoiets betekent als ‘dit werk is bedoeld voor iedere rechtschapene die naar binnen en buiten gaat’.

Beeldhouwwerk van Niccolò.

Mogelijk werkten Wiligelmus en Niccolò samen bij het realiseren van het middelste portaal. Op de architraaf boven de hoofdingang zien we wederom voorstellingen uit het leven van Christus. Bijschriften ontbreken, maar veel voorstellingen zijn goed te herkennen als wonderen die de Messias zou hebben verricht, onder andere het genezen van een blinde man, de bruiloft te Kana en de opwekking van Lazarus. De architraaf wordt gedragen door twee mooie telamons met de bijschriften VSVRA (woekerpraktijk) en AVARICIA (hebzucht). Het wat verweerde fresco in de lunette boven de architraaf ziet er tamelijk modern uit en werd vermoedelijk geschilderd ten tijde van de door Camillo Guidotti geleide verbouwing.

Beeldhouwwerk en fresco boven de centrale ingang.

Middelste portaal met boog met dierenriem.

Verreweg het mooiste en interessantste beeldhouwwerk is echter aangebracht op de boog van het portaal. Hier zien we een dierenriem met winden, sterren, zon en maan en in het midden de hand van God. Zowel links als rechts zijn zes tekens van de dierenriem gebeeldhouwd, compleet met bijschrift. Als ze rond het genoemde jaar 1122 werden gemaakt, zijn ze dus bijna 900 jaar oud. De reliëfs van Hoop en Geloof daarboven zijn echter modern en pas in de twintigste eeuw vervaardigd. De leeuwen waarop het portaal rust, dateren van de zestiende eeuw.

Het is beslist de moeite waard eens om de enorme Duomo heen te lopen om de apsis en de uiteinden van het dwarsschip te bekijken. Ook hier vinden we beeldhouwwerk en schilderingen, zij het dat deze niet zo indrukwekkend zijn als bij de gevel. De wandeling rondom de kathedraal is dan ook vooral bedoeld om een idee te krijgen van de omvang van het gebouw.

Interieur

Door de ingrepen van Camillo Guidotti voelt de Duomo van binnen nogal leeg aan. Toch is er genoeg te zien voor wie goed kijkt. Dat begint al bij de overgebleven middeleeuwse kunst. Hierboven is de sluitsteen met Sint Justina al genoemd en in het middenschip vinden we nog meer van dit soort sluitstenen met daarop onder meer profeten en vrouwelijke heiligen. Op de zuilen zijn verschillende tegels aangebracht door de middeleeuwse gilden in Piacenza (paratici). Het gaat onder meer om de gilden van de wagenmakers, de schoenmakers, de stoffenhandelaren, de leerlooiers, de bakkers en de ververs. Deze gilden droegen allemaal financieel bij aan de bouw van de kathedraal en wilden dat het nageslacht zich dat zou herinneren. Opgenomen in deze bijdrage is de tegel van de wagenmakers, waarop we de tekst IOHANNES CACAINSOLARIO lezen en zien hoe een man aan een wagenwiel werkt. De tegels worden toegeschreven aan het atelier van Niccolò.

Fresco’s uit de tweede helft van de dertiende eeuw.

In het linker dwarsschip werden tijdens de verbouwing van Scalabrini en Guidotti oude fresco’s ontdekt. Een groot fresco van Sint Christoforus met Christus op zijn schouder wordt geflankeerd door kleinere fresco’s van Sint Joris (links) en Sint Antoninus van Piacenza (rechts). De laatstgenoemde zou begin vierde eeuw de marteldood zijn gestorven en geldt net als Justina als beschermheilige van de stad. De fresco’s dateren van de tweede helft van de dertiende eeuw. Ook in het middenschip, op de tweede zuil rechts, vinden we fresco’s, waarop ditmaal de Maagd Maria centraal staat. Het oudste dateert eveneens van de dertiende eeuw en toont ons de Maagd geflankeerd door Johannes de Doper en Johannes de Evangelist. Het fresco van de Vergine delle Grazie, dat beschermd wordt door glas, is veel jonger: begin zestiende eeuw.

In de Duomo treffen we nog een aantal middeleeuwse graftomben aan. Een voorbeeld is het monument voor de in 1244 gestorven kardinaal Jacopo da Pecorara. Hij was omstreeks 1170 in of in de buurt van Piacenza geboren. Paus Gregorius IX (1227-1241) benoemde hem in 1231 tot kardinaal en in die hoedanigheid diende Jacopo de Paus trouw in zijn conflict met Frederik II, keizer van het Heilige Roomse Rijk. Tijdens dit conflict werd de kardinaal zelfs gevangengenomen. Na zijn dood werd hij in het Franse Cluny begraven, maar een deel van zijn schedel en een vinger werden in Piacenza bijgezet.

Fresco van de Kruisiging – Bartolomeo Bonone.

In het rechter dwarsschip is de graftombe van bisschop Rogerio Caccia (1338-1354) in de muur ingemetseld. Het grafmonument werd een jaar na diens dood voltooid. Het fresco erboven, dat eveneens van de veertiende eeuw dateert, lijkt niet bij de graftombe te horen. Mogelijk werd het dus eerder gemaakt, maar het werd pas in 1873 herontdekt. Op het fresco zien we Christus geflankeerd door twee vrouwelijke heiligen, die mogelijk Catharina van Alexandrië en Margaretha van Antiochië moeten voorstellen. Het fresco links van de graftombe is, gelet op de stijl, duidelijk van latere datum. Deze kruisigingsscène van begin zestiende eeuw wordt al lange tijd toegeschreven aan Bartolomeo Bonone, een schilder die – zoals zijn naam al aangeeft – afkomstig was uit Bologna (Bononia in het Latijn). Helemaal zeker is de toeschrijving overigens niet.

Zeer fraai is het veelluik dat op het hoogaltaar staat. Het is gemaakt van hout en werd in de vijftiende eeuw gesneden door Antonio Burlengo. Vervolgens werd het beschilderd en verguld door Bartolomeo da Groppallo. Over beide kunstenaars is kennelijk niet veel bekend, wat alleen al blijkt uit het feit dat de website van de kathedraal het veelluik op 1443-1447 dateert en een Italiaanse cultuurwebsite op 1477. Op verschillende niveaus vinden we in totaal 31 beeldjes. De drie grote beelden in het midden stellen Maagd Maria (die ten hemel opgenomen wordt), Jezus Christus en God de Vader voor. Onder de vele heiligen bevinden zich ook de genoemde beschermheiligen van Piacenza, Justina en Antoninus.

Altaarstuk van Antonio Burlengo en Bartolomeo da Groppallo / fresco’s van Camillo Procaccini en Ludovico Carracci.

In het verder tamelijk grauwe interieur van de Duomo vallen de kleurrijke fresco’s in de apsis en het koor, en aan de binnenzijde van de koepel op. De fresco’s werden gemaakt in opdracht van de al genoemde bisschoppen Claudio Rangoni (1596-1619) en Giovanni Linati (1620-1627). De eerstgenoemde huurde Camillo Procaccini (1561-1629) en Ludovico Carracci (1555-1619) in om de schelp van de apsis en het koor te beschilderen (zie de afbeelding hierboven). Tussen 1605 en 1609 voerden de schilders en hun assistenten de opdrachten van de bisschop uit. Bij de ingrepen van eind negentiende, begin twintigste eeuw is een deel van hun fresco’s losgemaakt en verplaatst. Zo vinden we een aantal werken nu opgehangen aan de binnengevel van de kathedraal. De schilderingen van de apsis en die op het gewelf van het koor zijn echter op hun oorspronkelijke plek gebleven. In de schelp van de apsis zien we een Tenhemelopneming en Kroning van de Maagd door Procaccini en op het gewelf onder meer een glorie van de engelen door Carracci.

Fresco’s van Il Morazzone en Guercino.

Bisschop Linati verstrekte de opdracht om de binnenzijde van de koepel te beschilderen aanvankelijk aan Pier Francesco Mazzucchelli (1573-1626), beter bekend als Il Morazzone. Il Morazzone begon in 1625 vol goede moed aan het schilderen van de beoogde acht profeten, maar stierf nadat hij David en Jesaja had voltooid. De andere zes profeten zijn het werk van Giovanni Francesco Barbieri (1591-1666), een schilder die vanwege zijn strabismus ook wel Guercino, ‘de schele’ werd genoemd. Van zijn hand zijn de profeten Haggai, Hosea, Zacharia, Ezechiël, Micha en Jeremia. Op deze mooie website kunt u zien wie wie is. De website bevat verder prachtige foto’s van de andere schilderingen die Guercino voor de koepel maakte en waarop onder meer voorstellingen uit het leven van Christus en Sibillen te zien zijn. Het moet mogelijk zijn om via het museum van de Duomo, dat de fraaie naam Kronos heeft, de koepel te beklimmen en de fresco’s van dichtbij te bekijken. In verband met COVID-19 waren de mogelijkheden daartoe helaas zeer beperkt toen wij Piacenza in augustus 2020 bezochten.

Veel informatie waarop deze bijdrage is gebaseerd kwam van de website van de Duomo, de website van de gemeente Piacenza en van het Italiaanse Wikipedia. Voor het middeleeuwse beeldhouwwerk in de kathedraal verwijs ik naar deze website. De fresco’s van Il Morazzone en Guercino worden hier uitgebreid besproken.

6 Comments:

  1. Pingback:Piacenza: San Giovanni in Canale – – Corvinus –

  2. Pingback:Piacenza: San Savino – – Corvinus –

  3. Pingback:Piacenza: Sant’Antonino – – Corvinus –

  4. Pingback:Piacenza: The Duomo – – Corvinus –

  5. Pingback:Piacenza: Santa Maria di Campagna – – Corvinus –

  6. Pingback:Modena: De Duomo – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.