De strijd om het Binnenhof: Jacoba van Beieren

Portret van Jacoba van Beieren, eind zestiende eeuw (Eerste Kamer/Haags Historisch Museum).

Het zal niemand zijn ontgaan: het bouwvallige en brandgevaarlijke Binnenhof te Den Haag gaat de komende jaren flink op de schop. De beide Kamers der Staten-Generaal, de Raad van State en het ministerie van Algemene Zaken moeten voor een aantal jaar verhuizen naar andere onderkomens. Opdat we ons in de tussentijd niet hoeven te vervelen heeft de NTR een interessante serie gemaakt waarin prominente figuren uit de politiek-bestuurlijke geschiedenis van Nederland de revue passeren. Iedere aflevering van De strijd om het Binnenhof wordt gepresenteerd en aan elkaar gepraat door een veteraan in de politieke verslaggeving: journaliste Wouke van Scherrenburg. In de eerste aflevering staat Jacoba van Beieren (1401-1436) centraal, een vrouw die op het Binnenhof trouwde en er tegen haar zin begraven werd, maar die er veel korter als gravin kon regeren dan ze ongetwijfeld gehoopt had. Dat laatste was het gevolg van een cynisch machtsspel, waarbij nota bene haar eigen familie de hoofdrol speelde. Van je familie moet je het maar hebben.

De jonge Jacoba

Jacoba van Beieren werd in 1401 geboren in het stadje Le Quesnoy in Henegouwen, dat tegenwoordig bij Frankrijk hoort. Haar vader was graaf Willem VI ‘van Oostervant’, haar moeder Margaretha van Bourgondië. Zo behoorde de jonge Jacoba tot twee machtige families. Vader Willem (1365-1417) was graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen en tevens hertog van Beieren. Moeder Margaretha (1374-1441) was een dochter van de machtige hertog van Bourgondië Filips de Stoute en dus een zuster van diens al even krachtige opvolger Jan zonder Vrees. Hoewel zo’n vooraanstaande familie voor een gespreid bedje had moeten zorgen, leverde het in het geval van Jacoba alleen maar ellende op. Dat had er mede mee te maken dat Jacoba enig kind was en bovendien een vrouw. Haar ouders waren al in 1385 getrouwd, maar pas in 1401 werd hun enige kind geboren, een dochter.[1] De naam ‘Jacoba’ kwam in de familie nog niet voor. Vermoedelijk werd de gravendochter vernoemd naar de apostel Jakobus de Meerdere: een pelgrimstocht naar Santiago de Compostela zou voor de zwangerschap van Margaretha van Bourgondië hebben gezorgd.[2]

Margaretha van Henegouwen, overgrootmoeder van Jacoba van Beieren (Eerste Kamer/Haags Historisch Museum).

Omdat Jacoba enig kind was en bleef, was zij al van jongs af aan voorbestemd om ooit haar vader op te volgen in diens grafelijke rechten. Op zichzelf kon in de Middeleeuwen een vrouw best de grafelijke macht uitoefenen. Dat was in het verleden echter niet altijd een succes geweest. Zo was gravin Ada, dochter van graaf Dirk VII, begin dertiende eeuw gewoon aan de kant geschoven door haar oom Willem, die als graaf Willem I van Holland de geschiedenis in is gegaan en daarmee de nog altijd populaire naam ‘Willem’ introduceerde. Aan de andere kant had gravin Margaretha van Henegouwen, de overgrootmoeder van Jacoba, het tot keizerin van het Heilige Roomse Rijk geschopt. Maar zij was dan ook gehuwd geweest met een machtige man, Lodewijk de Beier.[3] Dat leek ook voor Jacoba het beste scenario te zijn: trouwen met een rijke en machtige man. De eerste keuze van haar ouders viel op Jean de Touraine, de in 1398 geboren tweede zoon van de waanzinnige Koning Karel VI van Frankrijk. Jean en Jacoba trouwden toen ze respectievelijk zeven en vijf waren. Ze leefden aan het hof in Le Quesnoy, waar ze hun eigen vertrekken en hofhouding hadden. Pas rond hun veertiende mochten ze een bed delen, maar kinderen werden er niet geboren.

Jean werd een nog veel aantrekkelijker partij toen in 1415 zijn oudere broer Lodewijk kwam te overlijden: in één klap was hij kroonprins van Frankrijk geworden en Jacoba daarmee de toekomstige koningin. In 1417 kwam er helaas een einde aan het geluk van het jonge paar. Onderweg naar Parijs – overigens niet omdat Jean daar de troon kon overnemen, zoals in de aflevering wordt beweerd[4] – kwam Jean de Touraine te overlijden. Tot overmaat van ramp kwam niet veel later ook graaf Willem VI te overlijden. De kersverse weduwe Jacoba werd daarmee gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen en formeel ook hertogin van Beieren. Maar ondanks dat we haar kennen als Jacoba van Beieren had ze in het laatstgenoemde gebied niets te vertellen. En dat kwam allemaal door haar oom Jan.

De twee Jannen

Jan van Beieren, of ‘Jan zonder Genade’, de boze oom van Jacoba. Let op zijn titel: electus Leodiensis, elect van Luik (Eerste Kamer/Haags Historisch Museum).

Oom Jan van Beieren (1374-1425) was een jongere broer van graaf Willem VI. Omdat hij als derde zoon niet hoefde te hopen ooit zijn vader Albrecht op te kunnen volgen, koos hij voor een carrière in de Kerk. Jan werd al op zijn vijftiende prins en bisschop-elect van Luik. Met de term ‘elect’ wordt bedoeld dat hij weliswaar gekozen, maar nog niet gewijd was. Die wijding zou er ook nooit komen. Altijd bleef Jan hopen op een seculier ambt. Dat zijn nichtje Jacoba een kwetsbare, want ongehuwde vrouw was, kwam hem dan ook goed uit. Met steun van de Roomskoning Sigismund[5] maakte hij zich meester van het hertogdom Beieren en bedreigde hij Jacoba’s gebieden in Holland, Zeeland en Henegouwen. Om het tegen ‘Jan zonder Genade’ op te kunnen nemen zag Jacoba – ongetwijfeld aangemoedigd door haar moeder – zich genoodzaakt aan haar tweede huwelijk te beginnen. De nieuwe huwelijkskandidaat was haar neef Jan IV van Brabant (1403-1427).[6] Hertog Jan was twee jaar jonger dan Jacoba, maar zijn gebieden – Brabant was uiteraard een stuk groter dan de huidige Nederlandse provincie Noord-Brabant – sloten goed aan op die van Jacoba. Dankzij Brabant was Henegouwen nu over land verbonden met Holland en Zeeland, zoals ook blijkt uit het informatieve kaartje dat in de aflevering wordt getoond. Op 10 april 1418 werd het huwelijk in de Hofkapel in Den Haag voltrokken.

Graaf Willem VI had bij leven alles in het werk gesteld om zijn dochter geaccepteerd te krijgen door de verschillende steden. In juni en juli 1417 werd ze dan ook aanvankelijk door veel steden aanvaard en ingehuldigd. Een stad als het Zeeuwse Goes kreeg van haar als wederdienst het privilege van een jaarmarkt en het recht de stad te omringen met een gracht en poorten. Goes was echter opportunistisch en koos later toch voor Jan zonder Genade. Nog veel lastiger was Dordrecht, ‘Hollands eerste stad’. Dordrecht koos vrijwel direct voor oom Jan en weigerde Jacoba in te huldigen. Tussen 28 juni en 10 augustus 1418 belegerden Jacoba en haar man, de andere Jan, daarom de stad, maar zonder enig succes. Extra zuur is toch wel dat het in de aflevering getoonde gedenkteken dat herinnert aan het beleg alleen Jan van Brabant noemt als de vijand die met hulp van God verdreven werd. Jacoba wordt doodgezwegen. De Sint-Elisabethsvloed van 1421 trouwens ook: die reduceerde Dordrecht tot een eiland.

De Grote Kerk van Dordrecht.

Jacoba had de pech gravin te worden in een tijd dat de Hoekse en Kabeljauwse twisten weer oplaaiden. Of misschien moeten we zeggen: deze twisten laaiden weer op ómdat Jacoba gravin werd. De Hoekse en Kabeljauwse twisten gingen terug tot een ruzie in de jaren 1350 tussen de al genoemde Margaretha van Henegouwen en haar zoon graaf Willem V, maar waar ze nu precies over gingen wist op den duur niemand meer. In elk geval kon Jacoba doorgaans op Hoekse steun rekenen, terwijl oom Jan de Kabeljauwen aan zijn kant wist te krijgen. Oom Jan bleek uiteindelijk veel sterker te zijn dan Jacoba en haar eigen zwakke Jan.[7] Als gevolg van de Zoen (i.e. verzoening) van Woudrichem op 13 februari 1419 werd Jan in feite graaf van Holland. De nederlaag leidde tot spanningen tussen Jacoba en Jan van Brabant. Diens raadgevers overtuigden hem ervan Jacoba’s hofhouding te vervangen, wat natuurlijk kwaad bloed zette bij de laatstgenoemde. Jacoba, nog geen twintig jaar oud, begon alweer uit te kijken naar een nieuwe echtgenoot. Die vond ze aan de overkant van de Noordzee, in Engeland.

Humphrey en Filips

Humphrey van Gloucester (1390-1447) was een broer van Koning Hendrik V van Engeland en leek dus een goede partij te zijn. Eind 1422 kwam het tot een huwelijk, terwijl Jacoba formeel nog steeds getrouwd was met Jan van Brabant.[8] Het derde huwelijk bracht Jacoba geen rust, want nu kreeg ze het aan de stok met haar neef Filips van Bourgondië (1396-1467), ook bekend als Filips de Goede. Filips was in 1419 zijn vader Jan zonder Vrees opgevolgd, die dus een oudere broer van Jacoba’s moeder Margaretha was. Waar eerder de Beierse tak in de persoon van oom Jan ‘vrou Jacob’ hoofdpijn bezorgde, was het nu de beurt aan de Bourgondische tak in de persoon van neef Filips. En die neef had grote ambities. Dat gold veel minder voor Humphrey. Koning Hendrik V was inmiddels overleden en Humphrey fungeerde als regent voor diens zoontje Hendrik VI. Erg veel zin om de Noordzee over te steken had hij dan ook niet. Toen hij het in 1424 alsnog deed, kwam het tot een halfslachtige veldtocht in Henegouwen, die eindigde met een smadelijke aftocht.

Filips de Goede, de boze neef van Jacoba (Eerste Kamer/Haags Historisch Museum).

Waar Humphrey naar Engeland terugkeerde, bleef Jacoba achter in de Lage Landen en zette neef Filips haar vast in Gent. Dit komt in de aflevering overigens niet ter sprake. Spijtig, want het is een bekende episode uit Jacoba’s leven. Een episode bovendien die omgeven is met mythevorming. Anders dan de mythe wil, zat Jacoba namelijk niet gevangen in het Gravensteen, maar leefde zij in luxe als een soort politieke gijzelaar in het stadspaleis De Posteerne. Het vervelendste aldaar was de constante aanwezigheid van haar moeder.[9] Ze zou Gent uiteindelijk in mannenkleren zijn ontvlucht. In de tussentijd zal ze hebben gehoord van de dood van oom Jan. Jan zonder Genade was geen natuurlijke dood gestorven. Volgens de overlevering had iemand de bladen van zijn gebedenboek met vergif ingesmeerd. Jan bevochtigde zijn vingers met zijn tong om de bladzijden beter om te kunnen slaan en aldus kreeg hij het vergif binnen. In januari 1425 stierf hij, ongetwijfeld op zeer onplezierige wijze.

Humphrey had ondertussen een tweede, iets minder halfslachtige veldtocht gepland. Op 13 januari 1426 vond bij het Zeeuwse Brouwershaven, op Schouwen-Duiveland, een veldslag plaats tussen Engelse troepen en hun Zeeuwse bondgenoten en de troepen van Filips van Bourgondië. Hoewel in de aflevering enigszins het tegendeel wordt gesuggereerd, was Jacoba daar niet bij aanwezig. Sterker nog, ‘vrou Jacob’ heeft nooit persoonlijk legers aangevoerd in de strijd en dat ze in de aflevering ‘de Jeanne d’Arc van de Nederlanden’ wordt genoemd is dan ook wat te veel eer. Humphrey van Gloucester was evenmin bij Brouwershaven aanwezig. Filips was dat wel, en hij behaalde een klinkende zege. Zo’n tweeënhalf jaar later, op 3 juli 1428, werd bij de Zoen van Delft vrede gesloten tussen Filips en Jacoba. De laatstgenoemde erkende de eerstgenoemde als regent over haar gewesten en bovendien als erfgenaam. Althans, zolang zij ongetrouwd was. En dat was ze formeel, want het huwelijk met Humphrey van Gloucester was volgens het kerkelijk recht ongeldig. Jacoba was immers nog steeds met Jan van Brabant getrouwd. Jan van Brabant was echter al in april 1427 gestorven.

De laatste jaren

Jacoba van Beieren zou nog een vierde maal trouwen, ditmaal uit liefde (én uit economische motieven). De bruidegom was haar financieel adviseur Frank van Borssele (1395-1470). De aflevering eindigt met dit huwelijk, maar is helaas op dit punt nogal onnauwkeurig. Presentatrice Wouke van Scherrenburg stelt dat het huwelijk ‘grote gevolgen’ had, omdat Jacoba hiermee de voorwaarde van de Zoen van Delft zou hebben geschonden dat ze ongetrouwd moest blijven. Dat is onzin. Op 12 april 1433 (Paaszondag) droeg Jacoba formeel de macht aan Filips de Goede over. Diezelfde dag stond Filips haar toe te trouwen met wie ze wilde. Nu de macht formeel was overgedragen, was Jacoba geen bedreiging meer. Frank van Borssele was bovendien een goede partij. Hij was de Bourgondiërs gunstig gezind en zou daarvoor ook beloond worden met een benoeming tot Vliesridder, dat wil zeggen tot lid van de door Filips opgerichte Orde van het Gulden Vlies. Nu Filips geen bezwaar had tegen het vierde huwelijk van zijn nicht, kon dit in het voorjaar van 1434 zonder problemen voltrokken worden.[10]

Erg lang heeft Jacoba niet van haar nieuwe echtgenoot kunnen genieten. Op 9 oktober 1436 overleed ze op Slot Teylingen te Voorhout. De doodsoorzaak was tuberculose, oftewel ‘tering’. Jacoba’s laatste wens was dat ze begraven zou worden in de Sint-Maartenskerk te Sint-Maartensdijk op Tholen. Daar stond immers het kasteel van haar Frank. Diezelfde Frank zorgde er echter samen met moeder Margaretha, die haar dochter met vijf jaar zou overleven, voor dat Jacoba haar laatste rustplaats vond in de Hofkapel op het Binnenhof (foto rechts). ‘Bij haar voorvaderen’, aldus de aflevering. Dat ligt wel wat genuanceerder. In feite lag alleen haar grootvader Albrecht daar begraven. Haar vader Willem VI was in Valencijn (Valenciennes) ter aarde besteld, net zoals de andere Henegouwse graven. Dat men toch de Hofkapel al dé laatste rustplaats van de graven van Holland is gaan zien, komt niet in de laatste plaats door een nogal misleidende plaquette die in 1880 aan de restanten van het gebouw is bevestigd en die spreekt van ‘de grafsteden van Graven en Gravinnen van Holland’. Ik heb daar eerder over geschreven.

Nog niet zo lang geleden heeft de Historische Kring Voorhout ervoor gepleit Jacoba’s laatste wens alsnog in vervulling te laten gaan en haar een herbegrafenis in Sint-Maartensdijk te gunnen. Over de kwestie zijn zelfs Kamervragen gesteld. Nu is het altijd de vraag of je zoveel jaar na dato de grafrust van een overledene nog moet verstoren. Bovendien is het maar de vraag of Jacoba blij zou zijn met een graf in of bij een kerk die inmiddels protestants is. Maar het grootste probleem is dat Jacoba eerst gevonden en geïdentificeerd zal moeten worden. Voorlopig hebben we alleen een vlecht die bij het openen van de grafkelder van de Hofkapel in 1770 aangetroffen is. De vlecht bevindt zich in de collectie van het Rijksmuseum en wordt in de aflevering ook getoond. Of het hier echt om een stuk haar van Jacoba gaat, wordt echter sterk betwijfeld (afgaande op de getoonde tekening is het eerder onderdeel van een soort pruik geweest). Kortom, voorlopig hebben we niets.

Ruïne van Slot Teylingen.

Noten

[1] Jacoba’s geboortedatum is onbekend. We weten wel dat ze op 16 juli 1401 werd gedoopt.

[2] D.E.H. de Boer en E.H.P. Cordfunke, Graven van Holland, p. 135.

[3] Met hem kwam de connectie tussen Beieren en Henegouwen, Holland en Zeeland tot stand.

[4] Jean was slechts kroonprins of Dauphin. Zijn vader overleefde hem en bleef ondanks zijn krankzinnigheid tot aan zijn dood in 1422 koning.

[5] Pas in 1431 werd Sigismund keizer.

[6] Jans vader Anton van Bourgondië was een ca. tien jaar jongere broer van Jacoba’s moeder Margaretha. In 1415 sneuvelde hij samen met zijn broer Filips in de Slag bij Azincourt.

[7] Die overigens ook in zekere zin familiebanden met Jan van Beieren had: Jan van Beieren was getrouwd met de hertogin van Luxemburg, Elisabeth van Görlitz. Die was eerder getrouwd geweest met Jan van Brabants vader Anton. Elisabeth was dus Jan van Brabants stiefmoeder, want zelf was hij een kind van Anton van Bourgondië en Johanna van Saint-Pol, die in 1407 stierf.

[8] Hendrik V was de held van de Slag bij Azincourt en dus verantwoordelijk voor de dood van Anton van Bourgondië, de vader van Jan van Brabant, die nog steeds de wettige echtgenoot van Jacoba was.

[9] D.E.H. de Boer en E.H.P. Cordfunke, Graven van Holland, p. 141.

[10] De mythe dat er al een geheim huwelijk tussen Frank en Jacoba zou zijn gesloten in de zomer van 1432 is precies dat: een mythe.

One Comment:

  1. Pingback:De strijd om het Binnenhof: Rutger Jan Schimmelpenninck – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.