De vierde aflevering van De strijd om het Binnenhof speelt zich voor een groot deel af in de achttiende eeuw. Dat is leuk, want die eeuw komt er doorgaans wat bekaaid vanaf. We hadden al een serie over de zeventiende of Gouden eeuw, en ook een over de negentiende of IJzeren eeuw, dus een enkele aflevering waarin een belangrijke staatsman uit de achttiende eeuw centraal staat, is toch niet teveel gevraagd. Die staatsman is Rutger Jan Schimmelpenninck (1761-1825) uit Deventer. Hij wordt geïntroduceerd als “de enige president die Nederland ooit heeft gehad”, een kwalificatie die ongetwijfeld ontleend is aan de biografie die Edwina Hagen in 2012 over hem publiceerde.[1] Zij is een van de deskundigen die in het programma uitleg geven. Dat doet ze uitstekend, maar toch blijft deze aflevering na de eerdere afleveringen over Jacoba van Beieren, Johan van Oldenbarnevelt en Johan de Witt een beetje ‘hangen’. Dat komt hoofdzakelijk omdat van Rutger Jan Schimmelpenninck nauwelijks sporen op het Binnenhof bewaard zijn gebleven, iets wat in de aflevering ook ruiterlijk wordt toegegeven.
Opkomst van de patriotten
Schimmelpenninck was afkomstig uit een familie van kooplieden. Zijn doopsgezinde vader was wijnhandelaar. Doopsgezinden waren protestanten, maar omdat ze niet tot de onofficiële staatskerk van de gereformeerden behoorden, werden ze toch achtergesteld, net als bijvoorbeeld katholieken, joden en remonstranten. Dat maakte hen ontvankelijk voor nieuwe ideeën over vrijheid en gelijkheid die kwamen overwaaien uit Frankrijk en de Verenigde Staten, die zich net onafhankelijk hadden verklaard van Engeland. Ook ideeën over democratie en volkssoevereiniteit, onder meer afkomstig van de Franse filosoof Jean-Jacques Rousseau (1712-1778), sloegen aan.
De aanhangers van deze vernieuwende ideeën in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, die overigens niet per se een coherente groep vormden, werden ‘patriotten’ genoemd. Zij keerden zich tegen wat zij zagen als de uitwassen van hun tijd, zoals het verkopen van interessante baantjes aan de hoogste bieder en de positie van de erfstadhouder uit het Huis van Oranje, op dat moment de zwakke prins Willem V (1748-1806). De aflevering zoomt in op het pamflet Aan het Volk van Nederland dat in september 1781 in de hele Republiek werd verspreid. Het pamflet was anoniem, maar tegenwoordig weten we dat de auteur de patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) was. Het is wat vreemd dat de aflevering zijn naam niet noemt.
Een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van de patriotten was het oproer dat in mei 1786 bij de Stadhouderspoort plaatsvond. Via deze poort kon men van het Buitenhof op het Binnenhof komen en omgekeerd. Van oudsher mocht de poort alleen door de stadhouder gebruikt worden, maar de Staten van Holland hadden besloten dat voortaan ook anderen door de poort mochten rijden. Dat was tegen het zere been van de prinsgezinde burgerij van Den Haag. In mei 1786 reden Ocker Gevaerts en Cornelis de Gijselaar, twee afgevaardigden uit Dordrecht met patriottische sympathieën, met hun koets door de poort, tot groot ongenoegen van de Orangist François Mourand. Hij probeerde koets tegen te houden door de teugels van de paarden te grijpen. Op het Binnenhof gestationeerde militairen intervenieerden aanvankelijk niet. Later werd Mourand ter dood veroordeeld, maar het vonnis werd omgezet in levenslang en al een jaar later kreeg hij amnestie. Het oproer van 1786 is dus nauw verbonden met de geschiedenis van het Binnenhof, maar Rutger Jan Schimmelpenninck was er niet bij betrokken.
In de zomer van 1787 was er sprake van een patriottische revolutie in de Republiek en even leek het erop dat die zou slagen. We zien in de aflevering mooie (lucht)beelden van het vestingstadje Heusden in Brabant, waar patriottische burgers hun gehate burgemeester afzetten en zelf de macht overnamen. In andere steden in de Republiek gebeurde hetzelfde. De chronisch besluiteloze stadhouder Willem V kon er weinig tegen beginnen, maar zijn niet bepaald bang uitgevallen vrouw Wilhelmina van Pruisen (1751-1820) wist wel wat er moest gebeuren. Ze was niet vergeten dat patriotten haar hadden tegengehouden bij de Goejanverwellesluis (nabij Oudewater) en ze deed dan ook een beroep op haar oudere broer Frederik Willem II (1744-1797), die koning van het machtige Pruisen was en een neef van de beroemde Frederik de Grote. Frederik Willem had een veel groter en sterker leger dan de patriotten en liep met groot gemak de verschillende verzetshaarden in de Republiek onder de voet. Zo werd op 21 september 1787 Heusden door de Pruisen heroverd, waarna de huizen van de patriotten grondig geplunderd werden door hun prinsgezinde tegenstanders. Patriotten uit de hele Republiek vluchtten naar Frankrijk.
De Bataafse Republiek
De revolutie was dus voorlopig mislukt en de stadhouder werd in ere hersteld. Rutger Jan Schimmelpenninck had bij de gebeurtenissen geen rol gespeeld. Een echte revolutionair was hij nooit geweest, daarvoor waren zijn opvattingen te gematigd. Na een rechtenstudie en een promotie in Leiden op een proefschrift over (beperkte) volkssoevereiniteit was hij in 1788 getrouwd met Catharina Nahuys. Zijn echte rol kwam pas toen de Fransen in 1795 de Republiek binnenvielen en ‘bevrijdden’. Stadhouder Willem V vluchtte op 18 januari van dat jaar naar Engeland en na zijn vertrek werd de nieuwe Bataafse Republiek gevormd. Iets meer dan een jaar later kwam een vergadering van burgers bijeen die de geschiedenis is ingegaan als het eerste gekozen parlement in de Nederlandse geschiedenis: de eerste Nationale Vergadering. Schimmelpenninck was lid van de Vergadering, maar haar eerste voorzitter was Pieter Paulus (1753-1796), een vooraanstaande patriot die in de aflevering alleen in de vorm van een plafondschildering voorbij komt.[2] Het betoog van parlementair historicus Joop van den Berg om Paulus als een van de grondleggers van onze democratie te beschouwen, was kennelijk niet aan de makers van deze aflevering besteed. Maar goed, de aflevering gaat dan ook over Schimmelpenninck.
De bedachtzame jurist Schimmelpenninck behoorde binnen Nationale Vergadering tot de gematigde vleugel, die van de moderaten. De Nationale Vergadering kwam bijeen in de balzaal van het paleis van stadhouder Willem V, later de Oude Zaal waarin de Tweede Kamer tot 1992 heeft vergaderd. De symboliek van deze locatiekeuze was voor tijdgenoten natuurlijk ogenblikkelijk duidelijk: men beraadslaagde op de plek waar de verdreven vijand had gedanst. De Nationale Vergadering vormde op veel punten een radicale breuk met het verleden. Zo was meer dan een kwart van de leden katholiek en waren er ook joden lid van (Hartog Lémon en Herman Bromet). De bijeenkomsten van de Nationale Vergadering waren bovendien meteen openbaar. Publiek en pers waren welkom en zowel mannen als vrouwen zaten in de loges om de beraadslagingen te volgen. Die gingen echter buitengewoon traag en stroperig. Er was nog nauwelijks ervaring met democratie, procedures moesten nog uitgevonden worden en unitariërs (of republikeinen), federalisten en moderaten lagen ook qua inhoud voortdurend met elkaar overhoop.
De hoofdtaak van de van de Nationale Vergadering was het ontwerpen van een grondwet voor de Bataafse Republiek, die bij referendum aan het volk zou worden voorgelegd. Na bijna een jaar lag er wel een ontwerp-grondwet (‘het Dikke Boek’), maar die werd door het volk afgewezen. Er waren een tweede Nationale Vergadering, een staatsgreep, een zuivering en een Constituerende Vergadering nodig om de Bataafse Republiek alsnog haar grondwet te geven: de Staatsregeling voor het Bataafsche Volk van 1798. In feite was de Staatsregeling onze eerste echte grondwet, en dus niet de grosso modo nog steeds geldende Grondwet van 1814, waar in 2014 nog een heel festival omheen werd georganiseerd.
Ambassadeur en raadpensionaris
Pas relatief ver in de aflevering komen de schijnwerpers echt op Rutger Jan Schimmelpenninck te staan, namelijk op het moment dat hij, in 1798, tot ambassadeur van de Bataafse Republiek in Frankrijk wordt benoemd. Zijn voornaamste taak was de onafhankelijkheid van de Republiek ten opzichte van Frankrijk te waarborgen. Aan de Franse ‘bevrijding’ hing namelijk wel een prijskaartje, en dat zou bij niet-betaling best wel eens tot verlies van soevereiniteit kunnen leiden. Schimmelpenninck maakte in Frankrijk kennis met de bijna acht jaar jongere Napoleon Bonaparte (1769-1825). Napoleon diende vanaf de zogenaamde ‘staatsgreep van 18 Brumaire’ (= 9 november 1799) als eerste consul. Formeel was hij onderdeel van een driemanschap, maar de andere twee consuls hadden weinig in te brengen. In 1804 werd hij keizer van Frankrijk, in 1805 ook nog koning van Italië. Schimmelpenninck had bewondering voor Napoleon en andersom zag Napoleon ook zeker wat in de intelligente Nederlandse jurist. Gelijken waren ze echter niet, en dat had Catharina Nahuys wellicht beter door dan haar man. Schimmelpenninck was voor Napoleon vooral een pion die hij nodig had om zijn zaakjes in de Bataafse Republiek te regelen.
En zo kreeg Schimmelpenninck in 1804 de opdracht om een nieuwe grondwet voor de Republiek te schrijven. Deze Staatsregeling van 1805 was een jaar later klaar en kende veel macht toe aan de raadpensionaris, die in feite staatshoofd werd. Het ambt ging naar Schimmelpenninck, die zo inderdaad een soort president van Nederland werd. Met Catharina als zijn first lady ging hij op paleis Huis ten Bosch wonen. Maar al gauw kwam er kritiek. Waar waren de idealen van vrijheid, gelijkheid en democratie gebleven? Net als bij Napoleon waren die grotendeels achter de horizon verdwenen.[3] Veel verworvenheden van de eerste jaren van de Bataafse Republiek waren teruggedraaid en kritiek werd in censuur gesmoord. Dat ondervond ook de patriotte Maria Aletta Hulshoff (1781-1846), beter bekend als Mietje Hulshoff. Net als Schimmelpenninck kwam ze uit een doopsgezind milieu, maar ze moest weinig van de raadpensionaris en diens opvolger, koning Lodewijk Napoleon, hebben. Voor haar pamflet Oproeping van het Bataafsche volk kwam ze in het spinhuis terecht, in feite een soort strafkamp.
Lang heeft het bewind van Schimmelpenninck als raadpensionaris niet geduurd. In 1806 werd hij, mede vanwege toenemende slechtziendheid, vervangen door de broer van Napoleon. De Bataafse Republiek werd ontbonden en de al genoemde Lodewijk Napoleon kwam als koning op de troon van het Koninkrijk Holland terecht. Ik heb hier eerder aandacht aan besteed. Ook het Koninkrijk Holland was geen lang leven beschoren: in 1810 werd het ingelijfd bij Frankrijk. De aflevering laat helaas in het midden wat er toen met Schimmelpenninck gebeurde. Dat verhaal laat zich gelukkig in kort bestek vertellen. In 1811 werd hij door Napoleon tot Frans senator benoemd en in 1815 benoemde koning Willem I hem tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, een lidmaatschap dat hij tot aan zijn dood in 1825 zou uitoefenen. Schimmelpenninck staat dan ook nog steeds op de website van de Eerste Kamer vermeld.[4] In die dagen vergaderde de Eerste Kamer afwisselend in Brussel en in Den Haag, maar als zij in de laatstgenoemde stad vergaderde, dan was dat in de Trêveszaal. En die bevindt zich uiteraard op het Binnenhof, wat het extra jammer maakt dat een serie die De strijd om het Binnenhof heet geen aandacht besteedt aan de laatste jaren van deze staatsman.
Noten
[1] Edwina Hagen, President van Nederland: Rutger Jan Schimmelpenninck 1761-1825.
[2] In mei 1796 en mei 1797 zou Schimmelpenninck wel een kleine twee weken voorzitter zijn.
[3] Voor Napoleon fraai beschreven in Bart van Loo, Napoleon. De schaduw van de revolutie.
[4] In de huidige plenaire vergaderzaal van de Eerste Kamer is zijn portret te zien in een van de boogvelden van de zijwand links van de Kamervoorzitter.
Pingback:De strijd om het Binnenhof: Johan Rudolph Thorbecke – – Corvinus –
Pingback:De vergaderzaal van de Eerste Kamer (deel 3) – – Corvinus –