Het glas in loodplafond van de centrale hal van de Eerste Kamer

Het zal de komende jaren erg stil zijn in de centrale hal van de Eerste Kamer, door insiders ook wel de hall genoemd. Door de verhuizing van de Senaat (en al eerder door corona) is het gekeuvel van de senatoren, hun gasten en de journalisten verdwenen. Als er gedurende de verbouwing van het Binnenhof al iets te horen is in de hall, dan zal dat het geluid van werklieden en hun gereedschap zijn. Spijtig genoeg is nu ook het fraaie, meer dan honderd jaar oude glas in loodplafond van deze centrale ruimte niet meer te bezichtigen. Een rondleiding hier begon altijd met de wanden, waaraan de portretten van de stadhouders uit het Huis van Oranje hingen. Na vijf Willems, een Maurits en een Frederik Hendrik ging de blik omhoog naar een houten fries met de wapens van de twaalf provincies. Ten slotte werd de bezoeker uitgenodigd om helemaal naar boven te kijken en de prachtige details en kleuren van de glazen kap op zich te laten inwerken. Omdat zo’n kap niet mee te nemen is bij een verhuizing, sta ik er in deze bijdrage uitgebreid bij stil.

Glazen kap van de centrale hal.

De centrale hal is niet altijd een hal geweest. Aanvankelijk bevond zich hier een trappenhuis, in 1880 gebouwd door de architect Ferdinand Jacob Nieuwenhuis (1848-1919). Dit trappenhuis werd in 1913 omgevormd tot hal door de rijksbouwmeester Daniël Knuttel (1857-1926). De hal werd aan de bovenkant afgesloten door een glas in loodkap die werd ontworpen door Herman Veldhuis (1878-1954) en in 1914 uitgevoerd door glasatelier ’t Prinsenhof te Delft. Dit atelier stond onder leiding van de glazenier Jan Schouten (1852-1937). Schouten signeerde zijn werk voor de Eerste Kamer ook: zijn naam en die van zijn atelier zijn onder het stadswapen van Maastricht te zien. Tevens liet hij zijn monogram afbeelden, een ruitje met een verstrengelde J en S. De glazen kap wordt gelukkig niet blootgesteld aan de krachten van de elementen. Het plafond staat namelijk niet in contact met de buitenlucht: erboven is nog een verdieping die behoort tot de voormalige woning van de huismeester van de Eerste Kamer, en die is weer afgesloten met een gewone doorzichtige kap zonder decoraties. Via Google Maps is deze laatste kap goed te zien.

Centrale hal met aan de wanden de portretten van de stadhouders.

‘Handtekening’ van Jan Schouten.

De medaillons van het plafond nader bekeken

De opvallendste elementen van het glas in loodplafond zijn de zes medaillons met verschillende voorstellingen. In de middelste medaillons zien we de klimmende leeuw in de omheinde Hollandse tuin en de wapens van Batavia (Jakarta) en Suriname. De leeuw is voorzien van een rol met de tekst JE MAINTIENDRAI (‘ik zal handhaven’) en hij staat naast een boom met daarin appeltjes van oranje. De wapens van de stad in de Oost en het gebied in de West zijn afgebeeld voor een tropische boom en onder de Nederlandse kroon. Ook zien we een rol met de tekst OOST WEST INDIE. Het plafond werd als gezegd gemaakt in 1914 en dateert dus van ruim voor de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945-1949 en Suriname in 1975. Het wapen van Batavia – een zwaard in een krans – komt men ook elders in Den Haag tegen, waarbij het bekendste voorbeeld natuurlijk hotel Des Indes aan het Lange Voorhout is. Het wapen van Suriname toont een driemaster.

Oost- en West-Indië.

In de vier medaillons aan de zijkanten zien we ambachten en andere werkzaamheden waarmee men zich begin twintigste eeuw bezighield en die de motor van de toenmalige Nederlandse economie vormden. Een groot afgebeelde visser vertegenwoordigt de visserij en scheepvaart. Op het strand en in de mand achter hem ligt een rijke vangst. Links van de visser staat nog een tweede visser met een zuidwester op in de golven. Rechts op de achtergrond zien we dan een modern stoomschip. Op het achterdek wappert de Nederlandse vlag, en links daarvan zijn nog twee schepen afgebeeld, een zeilschip en een stoomschip. In het medaillon aan de andere kant is een boer aan het zaaien. Hij staat symbool voor akkerbouw en veeteelt. Ook deze boer is niet alleen, want links van hem is een andere boer met twee paarden aan het ploegen. Aan deze kant zien we ook een boerderij of boerenschuur, terwijl onder de oksel van de eerste boer nog net de wieken van een molen zichtbaar zijn. Helemaal rechts staat een koe of stier.

De visser.

De boer.

De twee resterende medaillons symboliseren de wetenschap en de kunsten enerzijds, en de industrie en de handel anderzijds. Wetenschap is een oudere, bebaarde man, een geleerde die met zijn ene hand met ganzenveer in een boek schrijft en met de andere een wereldbol beroert. De opschriften op de wereldbol zijn goed te lezen: Groenland, Noord-Amerika en Atlant(ische Oceaan). Achter de geleerde staat een beeld van een vrouw met ontbloot bovenlijf en een zegekrans. Dit is de klassieke voorstelling van de godin van de overwinning Nikè (Victoria in het Latijn). Deze Nikè draagt een stenen tablet met daarop het woord KUNSTEN. Ze heeft dus een zegekrans voor de grootste kunstenaar.

De geleerde.

Close-up van de vensterbank, met de zandloper (links), de schedel (rechts) en het symbool van het Sint-Lucasgilde op de ruit. Boven de zandloper is nog een ander wapenschild te zien met een masker en bladmuziek.

Op de achtergrond zien we een kast vol boeken en flessen met chemische substanties. In de tijd dat het plafond werd gemaakt beleefde Nederland op wetenschappelijk gebied net een tweede Gouden Eeuw. Zo waren er Nobelprijzen geweest voor Jacobus van ‘t Hoff (Scheikunde, 1901), Hendrik Lorentz en Pieter Zeeman (Natuurkunde, 1902) en Heike Kamerlingh Onnes (Natuurkunde, 1913). Let verder op de kleine details van dit medaillon: op de vensterbank zien we een schedel en een zandloper, de klassieke symbolen van sterfelijkheid en vergankelijkheid. De ramen van de studeerkamer van de geleerde hebben ruiten met glas in loodversieringen. Duidelijk zichtbaar is het wapen van het Sint-Lucasgilde voor schilders. Lucas de Evangelist gold als schutspatroon van de schilders en zou ook zelf heel vaardig met de penseel zijn geweest. Menige Romeinse kerk beweert althans een door hem geschilderd icoon in het bezit te hebben.

Een stoere besnorde smid vertegenwoordigt ten slotte de industrie en ook de handel. De smid draagt opvallend genoeg – en in tegenstelling tot de boer – klompen. De hamer waarmee hij aan het werk is, is wel heel erg klein (op de grond van de smidse ligt een grotere). Door het raam zien we een neoklassiek gebouw met daarachter rokende schoorstenen van de moderne industrie. Het gebouw is duidelijk een handelsbeurs. Dat moge blijken uit het driehoekige fronton met daarop de god van de handel Mercurius en diens staf met twee slangen of caduceus. Voor het gebouw staan verschillende mannen, van wie er twee goed zichtbaar zijn. Ze dragen lange jassen en petten en lijken met handjeklap bezig te zijn, dus met onderhandelen. Opvallend is dat in geen van de zes medaillons ook maar één vrouw is afgebeeld, tenzij je het beeld van Nikè of de muze meetelt.

De smid.

Provincies en hun hoofdsteden

Op het glas in loodplafond zijn aan weerszijden van de medaillons de wapens van de toen nog elf provinciehoofdsteden afgebeeld. Dat er toch twaalf wapens te zien zijn, komt doordat ook het wapen van de hoofdstad Amsterdam is meegenomen. Onder de glas in loodkap zien we een houten fries waarop de wapens van de provincies zelf zijn afgebeeld, inclusief dat van de twaalfde provincie Flevoland. Met de 24 afgebeelde wapens zijn leuke raadspelletjes te spelen, want welke wapen hoort bij welke provincie of welke stad? Een klassieker is het provinciewapen waarop een Madonna met Kind is afgebeeld tegen de achtergrond van een Gotisch drieluik met diverse pinakels. Roomser kan het bijna niet. Dat geldt vervolgens ook voor het soortgelijke wapen van de hoofdstad van deze provincie. Dus, bij welke zwaar katholieke provincie met dito hoofdstad behoren deze wapens?

Van welke provincie en provinciehoofdstad zijn hier de wapens afgebeeld?

De meeste bezoekers die ik zelf heb rondgeleid roepen dan ‘Limburg’ of ‘Brabant’. Het verrassende antwoord is echter: Drenthe, zo’n beetje de minst katholieke provincie in heel Nederland. De bijbehorende hoofdstad is dan natuurlijk Assen. De geschiedenis van de beide wapens gaat mogelijk terug tot het zegel van het klooster van Maria in Campis, dat in de dertiende eeuw werd gesticht.

Bron: Huis van de Senaat. De rijke historie van Binnenhof 22, p. 94-101.

Dit is deel 3 in de serie over de Eerste Kamer vóór de renovatie van het Binnenhof.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.