De kerk van San Salvatore in Lauro is op zichzelf niet zo heel erg interessant. Toch wilde ik haar erg graag bezoeken, en dat had vooral te maken met een voorwerp dat zich in het naastgelegen klooster bevindt. Daar staat namelijk de graftombe van Paus Eugenius IV (1431-1447). Deze bevond zich oorspronkelijk in de oude Sint Pieter, maar toen die werd afgebroken werd het grafmonument eind zestiende eeuw naar de San Salvatore overgebracht. Het klooster hoort tegenwoordig niet meer bij de kerk. Het biedt onderdak aan de Musei di San Salvatore in Lauro en die hebben andere openingstijden dan de kerk. In 2018 bleek het museum gesloten en kreeg ik de graftombe niet te zien, maar in januari 2022 had ik meer geluk. De poort stond open en ik kon dus de kloostergang en de binnenplaats daarnaast (cortile) bereiken. Een tijdelijke tentoonstelling bleek gratis toegankelijk, maar het museum was gesloten. De graftombe bevindt zich in de voormalige refter van het klooster, maar een vriendelijke toezichthouder bleek bereid een sleutel te halen en me toegang te geven tot deze ruimte, die thans als zaal voor lezingen en conferenties dient.
Geschiedenis van de kerk
De geschiedenis van de San Salvatore gaat in elk geval terug tot de twaalfde eeuw. De kerk was toen al gewijd aan Jezus Christus, onze Redder. Kennelijk stond het gebouw in de buurt van een laurierboom (laurus), want die is onderdeel gaan uitmaken van de naam van de kerk. Dat komt vaker voor in Rome, dat ook een kerk van Santi Marcellino e Pietro ad Duas Lauros kent. In het midden van de vijftiende eeuw liet kardinaal Latino Orsini (1411-1477) de San Salvatore herbouwen. Toen de nieuwe kerk in 1591 grotendeels verloren ging door een brand, werd de architect Ottaviano Nonni, bijgenaamd Il Mascherino (1536-1606), ingehuurd voor een tweede herbouw. Mascherino werkte tussen 1594 en 1600 aan de kerk en voltooide het schip, maar daarna was het geld op. Een belangrijke gebeurtenis vond vervolgens plaats in 1669. Paus Clemens IX (1667-1669) wees het klooster naast de kerk toen toe aan een broederschap van Piceni, dat wil zeggen inwoners van de regio de Marche (vroeger Picenum genoemd). Zij stonden bekend als zeer trouwe aanhangers van de paus en dienden hem als soldaten en belastingontvangers.
De Piceni moesten lang nadenken over wat ze met het onvoltooide kerkgebouw aan moesten, maar in 1697 zetten ze de architect Francesco Fontana (1668-1708) aan het werk om een dwarsschip te bouwen. Francesco was een zoon van de veel bekendere architect Carlo Fontana. Om onbekende redenen stopte hij al na een jaar met dit project en duurde het nog tot 1727 voordat er weer schot in de zaak kwam. Daar ging het snel. Als nieuwe architecten werden toen Ludovico Rusconi Sassi (1678-1736) en Nicola Salvi (1697-1751) aangesteld. De laatstgenoemde is natuurlijk vooral bekend van de Trevifontein. Zijn taak was de bouw van een sacristie, terwijl Sassi voor een koepel, koor en klokkentoren moest zorgen (overigens voltooid door Salvi na het vertrek van Sassi). In 1731 werd de San Salvatore gewijd, maar pas in 1736 was het gebouw echt klaar. Hoewel, klaar… het gebouw had nog altijd geen gevel. Deze werd pas tussen 1857 en 1862 toegevoegd door de relatief onbekende architect Camillo Guglielmetti, die werkte in neoclassicistische stijl.
Bezienswaardigheden
De San Salvatore is een opmerkelijk gebouw. Wie op de piazza naast de kerk staat, ziet direct de enorme bakstenen steunbogen. De kerk heeft een koepel, maar deze is niet heel goed zichtbaar. Dat komt mede omdat het dak van het middenschip veel hoger is dan dat van het dwarsschip, waardoor de koepel zich als het ware deels verschuilt achter een dakrand. De gevel van Guglielmetti is zeer robuust en geheel gemaakt van travertijn. Onder het driehoekige fronton staat in het Latijn:
MARIAE LAVRETANAE PICENI PATRONAE
(“Voor Maria van Loreto, beschermvrouwe van Picenum”)
De tekst verwijst naar de Maagd Maria als Onze-Lieve-Vrouwe van Loreto. Loreto is een stadje in de Marche dat vooral bekend is vanwege de Basilica della Santa Casa, de Basiliek van het Heilige Huis. De naam verwijst naar het huis waarin de Maagd zou hebben gewoond in Nazareth in het Heilige Land. Engelen zouden het, via een aantal omwegen, van Nazareth naar Italië hebben gebracht, waar het in 1294 aankwam. Dit transport is afgebeeld op het reliëf dat de gevel van de San Salvatore siert. Drie engelen houden het huis vast en vervoeren het door de lucht, terwijl de Madonna en het Kind er bovenop zitten. Het reliëf werd gemaakt door de beeldhouwer Rinaldo Rinaldi (1793-1873).
De San Salvatore heeft een fraai interieur, met hoge zuilen, gekartelde lijsten en marmeren bekleding. Achter in de kerk staat een prachtig altaarscherm uit 1792 van de hand van Antonio Asprucci (1723-1808). Het altaarstuk is een beeldje van Onze-Lieve-Vrouwe van Loreto. Het beeldje is een kopie; het origineel was van de Vlaamse beeldhouwer Frans Duquesnoy (1597-1643). In de derde kapel aan de rechterzijde bevindt zich het belangrijkste schilderij van de kerk. Het betreft een nogal donkere uitvoering van de Geboorte van Christus, geschilderd door Pietro da Cortona (1596-1669). Mijn reisgids spreekt van zijn eerste grote altaarstuk, en online vind ik als jaar van voltooiing 1626. In de kapel worden relikwieën van de apostel Judas Taddeüs bewaard, niet te verwarren met de verrader van Christus Judas Iskariot.
Ten slotte is een opmerkelijk kunstwerk in de kerk een moderne houten beeldengroep met Christus en Padre Pio (1887-1968). Pio van Pietrelcina (eigenlijk Francesco Forgione) was een Franciscaanse mysticus die tot aan zijn dood bloedende stigmata zou hebben gehad. Boze tongen beweren overigens dat daar niets bovennatuurlijks aan was: hij zou zelf de stigmata hebben gemaakt. Niettemin geniet de in 2002 heilig verklaarde Padre Pio nog altijd een grote populariteit. De kerk bezit een aantal relikwieën van de pater en geldt als een centrum van zijn cultus. De beeldengroep in de San Salvatore is een beetje apart. Hij stelt Padre Pio voor die Christus helpt het kruis te dragen, maar het lijkt er meer op alsof de grimmig kijkende Pio de Heiland tegenhoudt. Die kijkt geïrriteerd achterom: “Wat doe je nou man?” Ik trof de beeldengroep in de eerste kapel rechts aan, maar hij wordt naar het schijnt nog wel eens verplaatst.
Het voormalige klooster
De ingang van het voormalige klooster bevindt zich links van de kerk. Het complex werd gebouwd in opdracht van Latino Orsini en dateert dus van de vijftiende eeuw. Als eerste komt men in een kruisgang, die tijdens mijn bezoek deels in de steigers stond. Ten noorden van de kruisgang is een ongeveer even grote binnenplaats (cortile) met een zeventiende-eeuwse fontein. Deze Fontana dei Piceni wordt met de nodige slagen om de arm toegeschreven aan Il Mascherino. Ik heb de cortile uitvoerig verkend omdat ik aanvankelijk dacht hier de graftombe van Paus Eugenius IV aan te zullen treffen. Dat bleek niet het geval te zijn, maar men vindt er wel ander fraai beeldhouwwerk. Zeer mooi is bijvoorbeeld het reliëf boven de ingang van de binnenplaats, dat de bevrijding van Petrus uit de gevangenis voorstelt. Voor die bevrijding is een door God gezonden engel verantwoordelijk. De beeldhouwer heeft de uitroep van de apostel uit Handelingen 12:11 in het reliëf verwerkt. Links staat namelijk boven Petrus de tekst NVNC SCIO VERE QVIA MISIT DOMINVS ANGELVM SVVM, ET ERIPVIT ME [DE MANV HERODIS].[1] Het beeldhouwwerk dateert van de vroege zestiende eeuw. De maker is onbekend, maar hij wordt tot de school van Luigi Capponi gerekend.
Vanaf de binnenplaats kan men de kapittelzaal en de refter betreden. Beide ruimtes hebben deuren met zeer fraai gedecoreerde deurposten. Boven de toegang van de kapittelzaal ziet men bovendien een buste van kardinaal Latino Orsini uit 1621. Aan de andere zijde van de binnenplaats zijn twee bustes te bewonderen. De linker is van kardinaal Antonio Correr (1359-1445), een Venetiaan. De rechter buste is mogelijk van Lorenzo Giustinian (1381-1456), de eerste patriarch van Venetië. Volgens een andere theorie gaat het om Paus Eugenius IV, die in 1383 werd geboren als Gabriele Condulmer. Ook hij was een Venetiaan, en als jongeman was hij verbonden geweest aan de Augustijnse congregatie van San Giorgio in Alga op een eilandje in de Venetiaanse lagune. Het waren kanunniken uit die congregatie die het complex in Rome tot 1668 beheerden. De nauwe banden tussen het kloostercomplex en de Venetianen zullen ervoor hebben gezorgd dat de graftombe van de paus eind zestiende eeuw juist naar dit klooster werd verplaatst.
De graftombe van Paus Eugenius IV
Het pontificaat van Eugenius IV was allesbehalve gemakkelijk.[2] De paus had veel te stellen met het Concilie van Basel, dat meende dat het hoogste gezag in de katholieke kerk niet bij de paus lag, maar bij dit soort kerkvergaderingen. Op enig moment benoemde het concilie zelfs een tegenpaus in de persoon van Felix V (1439-1449). Verder kreeg Eugenius ruzie met de machtige Romeinse familie Colonna, waaruit zijn voorganger Martinus V (1417-1431) afkomstig was. In 1434 werd de paus zelfs uit Rome verdreven, waarna hij tot 1443 voornamelijk in Florence resideerde onder bescherming van Cosimo de Oudere. Eugenius IV zal vooral herinnerd worden als de paus die trachtte met het Concilie van Ferrara, later verplaatst naar Florence, de Rooms-katholieke en Oosters-orthodoxe kerken te herenigen. Ten tijde van het concilie (1438-1439) rammelden de Ottomaanse Turken al aan de poorten van Constantinopel. Hoewel op 5 juli 1439 een officieel Decreet van Unie werd getekend (zie Ferrara: De Duomo), werd dit het volgende jaar al verworpen in het Oosten. In 1453 viel Constantinopel in handen van de Ottomaanse veroveraar Mehmet II.
Het grafmonument van de paus staat tegen de linker wand van de refter, nu een conferentiezaal die nog steeds in gebruik is bij de Pio Sodalizio dei Piceni. Het grote schilderij achter in de zaal stelt de Bruiloft te Kana voor en werd gemaakt door Francesco Salviati (1510-1563). Links ervan vindt men de graftombe, waarbij kan worden opgemerkt dat het spijtig is dat het zicht op een deel ervan geblokkeerd wordt door het spreekgestoelte. De graftombe werd gemaakt door Isaia da Pisa, die er tussen 1450 en 1455 aan werkte. Ik besprak eerder al zijn graftombe van de heilige Monica, de moeder van Sint Augustinus, in de kerk van Sant’ Agostino. Het monument van Eugenius is erg mooi. De paus ligt op zijn sterfbed terwijl boven hem de Madonna met het Kind en engelen over hem waken. Links en rechts zijn vier mannelijke figuren gebeeldhouwd. Ze hebben geen bijschriften, dus ze zijn lastig te identificeren. Een van hen heeft een tiara en is dus een paus, misschien Eugenius III (1145-1153), bij wie de overledene naar verluidt begraven had willen worden. De figuur rechtsboven is mogelijk een apostel of evangelist en de onderste twee figuren lijken bisschoppen.
Onder de overledene lezen we de volgende Latijnse tekst:
VRBS VENETVM DEDIT ORTVM
QVID ROMA VRBIS ET ORBIS
IVRA DET OPTANTI
CAELICA REGNA DEVS
“De stad van de Venetianen gaf hem zijn oorsprong.
Wat gaf Rome hem? Gezag over stad en wereld.
Moge God hem conform zijn wens
In het Hemelse koninkrijk opnemen.”[3]
Deze tekst wordt gevolgd door een nog veel langere Latijnse tekst waarin de goede daden van Eugenius worden bezongen. Deze tekst hoort niet bij de oorspronkelijke tombe, maar werd pas geschreven toen het gevaarte naar de refter werd overgebracht. Interessant is dat de hoogtepunten er door middel van grotere letters uit worden gelicht. Dat geldt bijvoorbeeld voor de schaamteloosheid (insolentia) van het Concilie van Basel. Ook het Concilie van Florence wordt genoemd, net als de komst naar dat concilie van de Oost-Romeinse keizer Johannes VIII Palaiologos (1425-1448). Uiteraard wordt Johannes netjes als ‘keizer van Griekenland’ aangeduid, want voor de katholieke kerk was het eveneens katholieke Heilige Roomse Rijk natuurlijk de echte opvolger van het Romeinse Rijk en niet het orthodoxe Oost-Romeinse of Byzantijnse Rijk. In de een-na-laatste regel wordt ten slotte de congregatie van San Giorgio in Alga genoemd. Die richtte het monument hier op en zorgde er daarmee voor dat geïnteresseerden het nog steeds kunnen bewonderen. Al moeten ze daar wel flink wat moeite voor doen.
Bronnen
- Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 174;
- John Julius Norwich, De Pausen, hoofdstuk XVI;
- San Salvatore in Lauro op Churches of Rome Wiki;
- Wendy J. Reardon, The Deaths of the Popes, p. 152.
Noten
[1] “Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden om me [uit handen van Herodes] te bevrijden.” (NBV)
[2] Zie John Julius Norwich, De Pausen, hoofdstuk XVI.
[3] Vertaling ontleend aan Wendy J. Reardon, The Deaths of the Popes, p. 152.
Pingback:Rome: Santa Maria in Monticelli – – Corvinus –
Pingback:Verona: San Giorgio in Braida – – Corvinus –
Pingback:Vercelli: San Cristoforo – – Corvinus –
Pingback:Florence: San Marco – – Corvinus –