Domrémy: in de voetsporen van Jeanne d’Arc

Geboortehuis van Jeanne d’Arc.

Domrémy-la-Pucelle is ondanks haar indrukwekkende naam maar een piepklein dorpje. Er wonen tegenwoordig minder dan honderd mensen. Toch is Domrémy wereldberoemd, want het is de geboorteplaats van Jeanne d’Arc (ca. 1412-1431), de ‘Maagd van Orléans’ die het Franse moreel tijdens de Honderdjarige Oorlog met Engeland hoog wist te houden en de Franse koning Karel VII zijn kroon bezorgde. Aan de naam van het dorpje zijn in de zestiende eeuw officieel de woorden La Pucelle toegevoegd, wat ‘de maagd’ betekent. Het geboortehuis van Jeanne staat er nog steeds en kan bezocht worden. Om de hoek staat de middeleeuwse kerk van Saint-Remy, waar Jeanne werd gedoopt en regelmatig bad. Wie meer wil leren over het leven van Jeanne d’Arc, kan het Centre Johannique bezoeken, een museum en informatiecentrum. Ten slotte staat even ten zuiden van Domrémy de imposante Basiliek van Bois-Chenu, op de plek waar Jeanne voor het eerst stemmen zou hebben gehoord.

De jeugd van Jeanne d’Arc

Jeanne of Jehanne d’Arc werd omstreeks 1412 geboren in Domrémy. Haar vader Jacques d’Arc was een laboureur, dat wil zeggen een boer die eigen grond bewerkte. Daarnaast was hij een soort dorpshoofd en inde hij belasting. Het gezin was dus zeker niet armlastig. Jeanne was ook geen herderinnetje dat tijdens het hoeden van de schapen haar stemmen hoorde. Ze was zeker een boerendochter, maar zal vooral in en om het huis de handen uit de mouwen hebben gestoken. Tijdens haar jeugd was er sprake van grote onrust in Frankrijk. Al sinds 1337 woedde de Honderdjarige Oorlog met Engeland, en Frankrijk stond er niet goed voor. Sinds 1380 zat Karel VI op de Franse troon, maar hij werd niet voor niets Karel de Waanzinnige genoemd. Tussen zijn heldere momenten door was hij volkomen krankzinnig. Frankrijk had bovendien grote problemen met Bourgondië, dat formeel een apanage van de Franse kroon was. Door deze apanage was Filips de Stoute, de jongste zoon van koning Jan II van Frankrijk, in 1363 hertog van Bourgondië geworden. Zijn zoon en opvolger Jan zonder Vrees had in 1407 Lodewijk van Orléans laten vermoorden, zijn bloedeigen neef en tevens een jongere broer van koning Karel VI. Jan zonder Vrees werd op zijn beurt in 1419 vermoord.

Kerk van Saint-Remy.

In de tussentijd had Frankrijk in 1415 bij Azincourt een verpletterende nederlaag tegen de Engelsen geleden. In die slag hadden de Bourgondiërs nog aan de kant van Frankrijk meegevochten, maar de moord op Jan zonder Vrees veranderde de zaak. Zijn zoon en opvolger Filips de Goede hield de dauphin (kroonprins), de latere Karel VII, voor de moord verantwoordelijk en sloot een bondgenootschap met de Engelsen. Bovendien werd het zogenaamde Verdrag van Troyes gesloten, op basis waarvan niet Karel VII, maar de Engelse koning Hendrik V de Franse troon zou erven na de dood van Karel VI. Karel VI en Hendrik V stierven beiden in 1422, maar omdat Hendrik zo’n twee maanden eerder overleed, claimden de Engelsen de troon voor zijn nog geen één jaar oude zoontje Hendrik VI. Die had uiteraard een regent nodig, en dat werd Jan van Lancaster, beter bekend als de hertog van Bedford. Frankrijk was nu in drieën gesplitst. De Engelsen beheersten grote delen van het noorden, inclusief de hoofdstad Parijs. In het oosten waren de Bourgondiërs heer en meester en alleen in het midden en zuiden hield Karel VII stand. Spottend werd hij ook wel de ‘koning van Bourges’ genoemd. Bourges ligt bijna 200 kilometer ten zuiden van Parijs.

Jeanne en haar stemmen

Jeanne zou later verklaren dat ze haar eerste stemmen hoorde toen ze dertien was, dus omstreeks 1425. Volgens haar waren het de stemmen van Margaretha van Antiochië en Catharina van Alexandrië, en ook van de aartsengel Michaël. Via hen sprak God tot haar. De stemmen droegen haar vanaf enig moment op om Frankrijk te komen redden. Na drie jaar besloot Jeanne om Domrémy, dat toen officieel niet in Frankrijk, maar in het Heilige Roomse Rijk lag, te verlaten en naar Vaucouleurs af te reizen, dat zo’n twintig kilometer noordelijker ligt. De plaatselijke bevelhebber zag haar aanvankelijk aan voor een gek of een fantast en stuurde haar weg. Onder de bevolking van Vaucouleurs werd ze echter steeds populairder omdat het volk wel haar verhalen over de stemmen geloofde. Uiteindelijk ging de bevelhebber overstag en werd Jeanne in mannenkleding, met een kort kapsel en een zwaard op de heup naar Chinon gestuurd, waar Karel VII verbleef.

Basiliek van Bois-Chenu.

Beeldje van Margaretha van Antiochië in de kerk van Saint-Remy. Jeanne zou tot dit beeldje hebben gebeden.

De afstand tussen Vaucouleurs en Chinon bedraagt meer dan 400 kilometer, dus het kan nooit een gemakkelijke reis zijn geweest. Toch arriveerde Jeanne veilig op de plaats van bestemming en kon ze contact leggen met de dauphin. Karel liet haar ondervragen door geleerden en bovendien vaststellen dat ze maagd was. Dat laatste was heel belangrijk voor haar geloofwaardigheid. Toen ze in orde bevonden was, stemde hij ermee in dat ze zou proberen Orléans te ontzetten. Die stad – gelegen tussen Parijs en Bourges – werd op dat moment door de Engelsen belegerd. En zowaar, hoewel Jeanne waarschijnlijk niet zelf meevocht, wist ze het moreel van de Fransen dusdanig op te krikken dat de Engelsen begin mei 1429 verdreven konden worden. De ‘Maagd van Orléans’ was geboren. Vervolgens behaalden de Fransen ook nog een verpletterende zege bij Patay op 18 juni van hetzelfde jaar. Karel VII kon nu definitief laten zien dat het Verdrag van Troyes voor hem niet meer was dan een waardeloos stuk papier. Om niet langer als koning van Bourges, maar als koning van Frankrijk door het leven te gaan, was het nodig dat hij net als zijn voorgangers gekroond zou worden in de kathedraal van Reims, ten noordoosten van Parijs. Ondanks dat hiervoor een tocht door vijandelijk gebied was vereist, kwamen Karel en zijn entourage veilig in Reims aan. Op 17 juli 1429 vond de kroning plaats.

Val, dood en wederopstanding

Jeanne d’Arc bevond zich nu op het toppunt van haar roem, maar haar relatie met de koning verslechterde snel. Karel wilde vooral het pad van de diplomatie bewandelen, terwijl Jeanne wilde doorvechten. Een poging om Parijs op de Engelsen te heroveren mislukte echter en in september 1429 raakte Jeanne zelfs gewond. In het voorjaar van 1430 probeerde ze vervolgens te voorkomen dat de stad Compiègne, ten noorden van Parijs, in Bourgondische handen viel. Ze wist de stad te bereiken, maar tijdens een uitval op 23 mei 1430 werd ze gevangen genomen. Al snel meldden de Engelsen zich bij de Bourgondische bevelhebber Jan van Luxemburg met een verzoek om haar uitlevering. Jan zou Jeanne uiteindelijk, met de zegen van hertog Filips de Goede, voor 10.000 pond aan de Engelsen verkopen. Karel VII deed niets om dat de voorkomen. Misschien was hij wel blij om van de populaire lastpak Jeanne verlost te zijn. Ze had haar waarde bewezen in het verleden, maar nu liep ze vooral in de weg.

Kroning van Karel VII in Reims, muurschildering van Lionel Royer.

De Engelsen brachten Jeanne naar Rouen in Normandië, waar ze voor een kerkelijke rechtbank werd gedaagd. Omdat ze zich op goddelijke stemmen beriep, luidde de aanklacht onder meer blasfemie en ketterij. Bovendien hulde ze zich in mannenkleren, wat een schending van het voorschrift uit Deuteronomium 22:5 inhield. Een man die een belangrijke en zeer dubieuze rol in het proces speelde, was Pierre Cauchon. Hij was de pro-Engelse bisschop van het stadje Beauvais, dat zo’n 50 kilometer ten westen van Compiègne lag. Vooral door zijn toedoen was Jeanne aan de Engelsen uitgeleverd en ook in de kerkelijke rechtbank die het vonnis over haar velde, speelde hij eerste viool. Later was hij bij de Fransen zo gehaat dat ze hem cochon, ‘varken’, pleegden te noemen. Het proces tegen Jeanne d’Arc werd van februari tot en met mei 1431 gevoerd. Na 56 zittingen werd ze schuldig bevonden. Op 30 mei 1431 stierf de ‘Maagd van Orléans’ op de brandstapel een verschrikkelijke dood, voortdurend schreeuwend om Jezus tot ze het bewustzijn verloor.

Jeanne d’Arc op de brandstapel, muurschildering van Lionel Royer.

Karel VII zat nog tot aan zijn dood in 1461 op de Franse troon. Hij maakte nog mee dat Paus Callixtus III (1455-1458) in 1455 besloot het proces tegen Jeanne d’Arc te laten herzien. Op 7 juli 1456 werd ze onschuldig verklaard en gerehabiliteerd. Bovendien werd ze voortaan als martelares beschouwd. In 1909 werd Jeanne zalig verklaard door Paus Pius X (1903-1914) en in 1920 ook nog eens heilig door diens opvolger, Paus Benedictus XV (1914-1922).

Jeanne d’Arc door Antonin Mercié.

Domrémy-la-Pucelle

Al direct bij de parkeerplaats in Domrémy-la-Pucelle wordt de band van het dorp met Jeanne d’Arc duidelijk. Tegenover de parkeerplaats staat een standbeeld van La Pucelle terwijl ze het zwaard van Frankrijk heft. Achter Jeanne staat een gekroonde vrouw met de bekende drie lelies op haar jurk. Zij is de personificatie van Frankrijk. Jeanne zelf is nog keurig gekleed in vrouwenkleren en heeft zo te zien ook nog lang haar, precies zoals men het eind negentiende eeuw kennelijk graag zag. Het beeld werd in 1893 gemaakt door de beeldhouwer en schilder Antonin Mercié (1845-1916). Het staat sinds 1902 op deze plek.

Het geboortehuis van Jeanne d’Arc is voor middeleeuwse begrippen best ruim bemeten. Daarbij moet men zich wel bedenken dat Jeanne nog zeker drie broers en een zuster had. Het huis kent vier vertrekken: de kamer van de ouders, waar Jeanne werd geboren, het vertrek van Jeanne en haar zuster, het vertrek van de broers en een opslagruimte. Het huis is tot in de zestiende eeuw in het bezit van de familie gebleven. Tijdens de regering van koning Lodewijk XII (1498-1515) lieten nakomelingen van de broers van Jeanne het koninklijke wapen en twee familiewapens boven de deur van het huis aanbrengen. Daarboven zien we in een nis een beeldje van een knielende en biddende Jeanne. Voor het overige is het geboortehuis heel leeg en moet de bezoeker het vooral doen met de wetenschap dat hier een van de grootste heldinnen uit de Franse geschiedenis werd geboren. Het huis was oorspronkelijk overigens helemaal niet vrijstaand, zoals nu het geval is. Het was omringd door de boerderij van de familie Gérardin (die het huis in de achttiende eeuw verwierf) en door andere gebouwen, die echter allemaal in 1820 zijn afgebroken.

Altaarretabel met Sint Nicolaas.

Het Centre Johannique staat praktisch naast het geboortehuis. Het bevat een reeks kunstvoorwerpen, zoals beelden van Jeanne, en bezoekers kunnen door het bekijken van documentaires meer informatie over de heldin en heilige krijgen. Daarna moet u zeker het kleine kerkje van Saint-Remy bezoeken. Het Gotische bouwwerk dateert van de dertiende eeuw, maar werd in de negentiende eeuw ingrijpend verbouwd. Opvallend is dat toen ook de oriëntatie van het gebouw werd omgedraaid. Waar eerst het koor was, kwam nu de hoofdingang en vice versa. Het kerkje is gewijd aan Sint Remi of Remigius, de bisschop van Reims die eind vijfde of begin zesde eeuw de Frankische koning Clovis doopte. Uiteraard verwijst de naam van het dorp zelf, Domrémy, ook naar deze Remigius.

Het kerkje heeft mooie glas-in-loodramen uit 1955 van Pierre Gaudin (1908-1973) en daarnaast enkele oudere voorwerpen. Zo is daar het doopvont dat zou zijn gebruikt bij de doop van Jeanne in 1412 en een beeldje op een sokkel van Margaretha van Antiochië waarvoor Jeanne zou hebben gebeden. Verder vallen twee mooie altaarretabels uit de zestiende eeuw op. De ene heeft een beeld van Sint Nicolaas met drie kinderen in een tobbe; zij waren door een boze slager gedood en als pasteitjes verkocht, maar de Sint wekte ze weer tot leven. Sint Nicolaas geldt als beschermheilige van Lotharingen. Het andere retabel heeft een beeld van de Madonna met het Kind. De voorwerpen dateren uit de tijd dat een achterneef van Jeanne d’Arc, Claude du Lys, priester (curé) was in Domrémy. Nog veel ouder is een fresco van Sint Sebastiaan dat in 1904 werd teruggevonden.

***

Basiliek van Bois-Chenu

Wie vanuit Domrémy-la-Pucelle eerst de Rue en dan de Côte de la Basilique volgt, komt vanzelf uit bij de indrukwekkende Basiliek van Bois-Chenu. Deze werd tussen 1881 en 1926 gebouwd op de plek waar Jeanne d’Arc voor het eerst haar stemmen zou hebben gehoord.[1] Bois Chenu betekent zoiets als ‘het grijze woud’ en inderdaad groeit er het nodige bos op de heuvel waarop het gebouw staat. In het dal lopen schaapjes te grazen, maar als gezegd is het verhaal dat Jeanne d’Arc een herderinnetje was een mythe. De basiliek is gewijd aan de heilige Jeanne zelf. Nu werd zij als gezegd pas in 1920 heilig verklaard, dus oorspronkelijk was het idee de basiliek aan de aartsengel Michaël te wijden, een van de bronnen van Jeannes stemmen (kennelijk zijn Margaretha van Antiochië en Catharina van Alexandrië nooit overwogen). Toen de basiliek in 1926 klaar was, had Jeanne al zes jaar de status van heilige, zodat op dat punt geen moeilijke knopen meer hoefden te worden doorgehakt.

Basiliek van Bois-Chenu.

Schaapjes in de vallei.

De eerste architect van het gebouw was Paul Sédille (1834-1900). Hij overleed lang voordat de basiliek voltooid was. Het werk werd na zijn dood eerst overgenomen door Georges Demay en daarna door diens zonen Émile en René Demay. Het resultaat van hun inspanningen is een bouwwerk met vooral neo-Romaanse invloeden. Binnen vallen direct acht grote muurschilderingen op. Ze zijn gemaakt door Lionel Royer (1852-1926) en stellen gebeurtenissen uit het leven van Jeanne d’Arc voor. Zo zien we Jeanne op het slagveld, de kroning van Karel VII in Reims en de dood van La Pucelle op de brandstapel in Rouen. Onder de muurschilderingen zijn uitspraken die aan Jeanne worden toegeschreven aangebracht. Zo verklaart ze onder de voorstelling met de brandstapel plechtig “mes voies étaient de Dieu” (“mijn stemmen waren van God”), om vervolgens krijsend van de pijn – weergegeven door drie uitroeptekens – Jezus aan te roepen.

Interieur van de basiliek.

Zeer fraai is ook het apsismozaïek. De centrale figuren zijn aartsengel Michaël (midden), Margaretha van Antiochië (rechts) en Catharina van Alexandrië (links). De aartsengel draagt een gouden harnas en heeft een vlammende zon als aureool. Met zijn ene hand wijst hij naar een rol met daarop de woorden DE PAR LE ROY DU CIEL en in de andere hand houdt hij een banier vast met de woorden JESUS en MARIA. Boven hem zijn God de Vader, de duif van de Heilige Geest en de symbolen van de vier evangelisten afgebeeld. De gedachte achter het mozaïek is dat de woorden van God via de aartsengel en de twee vrouwelijke heiligen bij Jeanne terechtkomen, van wie een beeld op het hoogaltaar staat.

Apsismozaïek.

Links van Catharina (de vrouw met het zwarte haar) zien we een schaalmodel van de basiliek. Aan deze kant is ook Paus Pius XI (1922-1939) afgebeeld. Tijdens zijn pontificaat is de basiliek voltooid, en bovendien riep hij Jeanne tot tweede vrouwelijke beschermheilige van Frankrijk uit, na de Maagd Maria. Aan de andere kant staan twee mannen achter een bouwplan van de basiliek. Een van hen draagt burgerkleding. Hij is waarschijnlijk Paul Sédille, want op het bouwplan staat het jaar 1881, zijnde het jaar dat de bouw van start ging. De militair uiterst rechts is mogelijk Ferdinand Foch (1851-1929). Hij diende als generaal en later maarschalk in het Franse leger tijdens de Eerste Wereldoorlog. In november 1918 onderhandelde hij met de Duitsers over een wapenstilstand, die uiteindelijk op 11 november 1918 werd gesloten. De ondertekening vond plaats in het bos van… Compiègne, de plaats waar Jeanne d’Arc gevangen werd genomen. Foch bezocht de – nog niet geheel voltooide – basiliek in 1920 en bedankte bij die gelegenheid Jeanne (zojuist heilig verklaard) voor de geallieerde overwinning in de oorlog.

Koepelmozaïek.

Notre-Dame de Bermont.

Een ander mozaïek, aan de binnenzijde van de koepel, is eveneens bijzonder mooi. Het stelt de apotheose van Jeanne d’Arc voor, en ditmaal is de heilige wel onderdeel van het mozaïek. Jeanne stijgt op uit de vlammen van de brandstapel. Ze is omringd door, van boven naar beneden en van links naar rechts, de Maagd Maria, Michaël, Catharina, Margaretha, de Franse koning Lodewijk IX de Heilige en Karel de Grote. In het midden is de Heilige Drievuldigheid afgebeeld: driemaal Christus met respectievelijk een kruis, een rijksappel en een boek met de Griekse letters alfa en omega.

Vergeet niet de crypte van de basiliek te bezoeken. Hier vinden we onder meer de Notre-Dame de Bermont, een beschilderd beeld van de Madonna met het Kind. Dit stond oorspronkelijk in een kapel enkele kilometers ten noorden van Domrémy-la-Pucelle. Jeanne d’Arc kwam daar vaak bidden. Ook de glas-in-loodramen in de crypte zijn bijzonder fraai.

Noot

[1] Opmerkelijk genoeg verklaarde Jeanne zelf dat zij voor het eerst stemmen hoorde in de tuin van haar vader.

One Comment:

  1. Pingback:Rome: Santa Maria in Monserrato degli Spagnoli – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.