Rome: San Pancrazio

San Pancrazio.

Massa’s toeristen zult u niet aantreffen bij de kerk van San Pancrazio. De kerk staat dan ook zeer afgelegen, ver van het historische centrum van Rome. Grote kunstschatten bezit ze niet. Wat de kerk in het verleden had aan bezienswaardigheden, is grotendeels gestolen, vernietigd of anderszins verloren gegaan. Toch is een bezoek aan de San Pancrazio best de moeite waard vanwege de interessante geschiedenis van het gebouw. Die geschiedenis gaat ver terug, waarschijnlijk zelfs tot het begin van de vierde eeuw. In die tijd leefde de martelaar Sint Pancratius of Sint Pancras, aan wie de kerk is gewijd. Hij zou al op veertienjarige leeftijd langs de Via Aurelia in Rome de marteldood zijn gestorven. Als jaartal voor deze gebeurtenis wordt doorgaans 303 of 304 genoemd, dus hij moet een slachtoffer van de christenvervolgingen van keizer Diocletianus zijn geweest. Na zijn dood door onthoofding werd hij begraven in een set catacomben die al sinds de eerste eeuw van onze jaartelling bestonden. Daar ontstond al snel een cultus gericht op de verering van Sint Pancratius.

Geschiedenis van de kerk

De eerste kerk op deze plek werd gebouwd tijdens het pontificaat van Paus Symmachus (498-514). Deze kerk werd beheerd door de geestelijken van de kerk van San Crisogono in Trastevere. Paus Gregorius de Grote (590-604) stichtte een klooster van monniken bij de San Pancrazio en stelde een zekere Maurus als abt aan. Deze monniken beheerden aanvankelijk ook de kerk, maar raakten deze op een later moment weer kwijt aan de staf van de San Crisogono. Daardoor bestond tot 1205 een duidelijke scheiding tussen de kerk en het naastgelegen klooster. Ondertussen was de San Pancrazio een populaire bestemming voor pelgrims geworden, die in grote drommen naar Rome kwamen om te bidden bij het graf van Pancratius. Tijdens het pontificaat van Paus Honorius I (625-638) werd de kerk herbouwd. Honorius liet onder het hoogaltaar een crypte of confessio bouwen waarin de relikwieën van de martelaar werden bijgezet. Dit verklaart waarom de kerk een verhoogd koor heeft. Alleen het hoofd van Pancratius werd naar de kathedraal van San Giovanni in Laterano overgebracht.

Interieur van de kerk.

Vanaf in elk geval de elfde eeuw werd het aangrenzende klooster bewoond door Benedictijnen, die vanaf 1205 ook het beheer van de kerk overnamen. Hun abt liet tussen 1244 en 1249 het interieur van de San Pancrazio grondig verbouwen en verfraaien. Van de prachtige Cosmatenversieringen die toen werden aangebracht, is vrijwel niets bewaard gebleven. Tussen 1255 en 1438 werden kerk en klooster beheerd door Cisterciënzer nonnen, die op hun beurt werden opgevolgd door Augustijner broeders van de Congregatie van Sint Ambrosius. Deze Ambrosianen bleven tot 1517, waarna van de kerk een titelkerk werd gemaakt. In de tussentijd had een grote restauratie van het gebouw plaatsgevonden onder Paus Sixtus IV (1471-1484).

De volgende belangrijke restauratie vond plaats tussen 1606 en 1609. In september 1606 was Ludovico de Torres (1551-1609) tot kardinaal verheven en had hij de San Pancrazio als zijn titelkerk toegewezen gekregen. Samen met zijn neef Cosimo de Torres (1584-1642) lanceerde hij een project dat onder meer de huidige gevel en het huidige houten plafond van de kerk opleverde. Bovendien liet de kardinaal de overblijfselen van Pancratius uit de crypte halen en in een porfieren sarcofaag onder het hoogaltaar bijzetten. Ludovico de Torres liet zijn naam boven elk van de drie ingangen van de kerk vereeuwigen. Daar lezen we LVDOVICVS CARD MONTIS REGALIS. De laatste twee woorden slaan op het feit dat de kardinaal ook aartsbisschop van Monreale op Sicilië was. Opvallend is dat ook zijn oom, eveneens Ludovico geheten, en de al genoemde neef Cosimo als aartsbisschop van Monreale dienden.

Lessenaar in het koor, met een beeld van Sint Pancratius.

Kardinaal Ludovico de Torres overleed minder dan drie jaar na zijn aanstelling en heeft daarom waarschijnlijk zijn grote verbouwing niet kunnen afronden. Wel heeft hij nog kunnen realiseren dat de zijbeuken van het gebouw in ere werden hersteld. Die waren namelijk op enig moment tijdens de Middeleeuwen opgeofferd zoals dat ook bij de kerk van San Vitale in Rome is gebeurd. Mede omdat zeker is dat dit bij de laatstgenoemde kerk onder Paus Sixtus IV gebeurde, dus in het laatste kwart van de vijftiende eeuw, wordt wel aangenomen dat de interventie bij de San Pancrazio in dezelfde tijd plaatsvond. Het is echter niet uitgesloten dat we voor het opofferen van de zijbeuken terug moeten naar 1255, toen de Cisterciënzer nonnen in het complex neerstreken. In elk geval is de San Pancrazio sinds 1606-1609 weer een klassieke basiliek, met een middenschip en zijbeuken.

De kerk kwam in 1662 in handen van de Ongeschoeide Karmelieten. Zij zitten er nog steeds. Helaas werd het complex in 1798 geplunderd door Franse troepen en daarna in 1849 nog eens vernield door troepen van de Italiaanse revolutionair Garibaldi. Bij die laatste gelegenheid gingen de relikwieën van Sint Pancratius verloren. Gelukkig was, als gezegd, het hoofd van de martelaar al lang daarvoor naar de kathedraal van San Giovanni in Laterano overgebracht. Om het verlies van de overige lichaamsdelen te compenseren werd in de negentiende eeuw eerst een stukje van het hoofd, en vervolgens in 1973 het gehele hoofd aan de San Pancrazio geschonken. De kerk is sinds 1931 een parochiekerk. Ik trof dan ook een handjevol gelovigen aan toen ik tijdens mijn verblijf in Rome in januari van dit jaar de kerk wilde bezoeken. De kerk, die zo’n 56 meter diep is, is evident veel te groot voor de groepen trouwe kerkgangers die het gebouw blijven frequenteren. De omvang van het gebouw zegt iets over de populariteit van de heilige Pancratius in de zevende eeuw.

Restanten van een preekstoel.

Bezienswaardigheden

Nis met de relikwieën van Sint Pancratius.

Tot de door de Fransen geroofde kerkbezittingen behoorden ook twee preekstoelen met Cosmatenversieringen. Hiervan is alleen een klein stukje bewaard gebleven, bevestigd aan een pijler in de linker zijbeuk (zie hierboven). Ook de Cosmatenvloer is verloren gegaan; de huidige vloer dateert van 1934 en er valt weinig over te melden. Interessant (en evident modern) is de lessenaar die in het koor staat en die eveneens van Cosmatenversieringen is voorzien (zie hierboven). Onderdeel ervan is een beeldje van Sint Pancratius zelf, een jongetje van veertien jaar oud. Het apsisfresco werd in 1959 geschilderd door Luigi Ciotti. Het verving een zeventiende-eeuws werk van een onbekende schilder. Overigens is over de schilder Luigi Ciotti ook weinig bekend. Ik heb althans geen nadere informatie over hem kunnen vinden. Hij moet in elk geval niet verward worden met de priester en anti-Maffia-activist met dezelfde naam.

Het hoofd van Pancratius bevindt zich niet onder het hoogaltaar, maar in een nis in de rechter zijbeuk. In de nis staat een reliekhouder in de vorm van een buste van de martelaar. Hierin wordt zijn schedel bewaard. Het gebeeldhouwde reliëf boven de nis laat zien hoe Pancratius met het zwaard wordt onthoofd. In de lucht zweeft al een putto met een lauwerkrans en een palmtak, de vaste attributen van een christelijke martelaar. In de buurt hangt een bordje met de Latijnse tekst:

HIC FVIT DECOLLATVS SANTVS PACRATIVS
(“Hier werd de heilige Pancratius onthoofd”)

Steen met tekst over de onthoofding van Sint Pancratius.

Plafond van de kerk.

De spelling PACRATIVS, zonder ‘n’, is opmerkelijk, en het gebruikte lettertype suggereert dat het bordje origineel en oud is. Dat geldt niet voor het bordje bij de nis, dat dezelfde tekst heeft, maar dan in het Italiaans.

Het houten plafond van de kerk is erg mooi en deed me denken aan dat van de kerk van San Sebastiano fuori le Mura. Een belangrijk verschil is wel dat dat laatste plafond beschilderd is en dat in de San Pancrazio niet. Misschien was het wel de bedoeling dit te doen, maar gooiden de vroege dood van kardinaal Ludovico de Torres, een gebrek aan geld of andere redenen roet in het eten. In het midden van het plafond zien we weer een afbeelding van Sint Pancratius, nu met zwaard en palmtak. Boven en onder het vlak met de heilige zijn torentjes uitgesneden, een verwijzing naar de familie De Torres. Deze familie was oorspronkelijk afkomstig uit Malaga in Spanje, maar zowel Ludovico de Torres als zijn neef Cosimo waren in Rome geboren. Op het plafond zien we verder het wapen van Paus Paulus V (1605-1621).

De torentjes keren terug in het koor, waar we fresco’s vinden die worden toegeschreven aan Antonio Tempesta (1555-1630). Ze zijn niet heel indrukwekkend, maar in een kerk waarvan zoveel kunst verloren is gegaan, is een kinderhand natuurlijk gauw gevuld. Aan de linkerkant zijn Sint Pancratius en zijn oom (PATRVVS) Dionysius afgebeeld, en aan de rechterkant Sint Calepodius met een andere Sint Pancratius, de tamelijk legendarische eerste bisschop van Taormina op Sicilië. Calepodius wordt gezien als de eerste priester van de Santa Maria in Trastevere. Hij stierf de marteldood in 232 en een Romeinse catacombe werd naar hem vernoemd. Die is in het verleden vaak verward met de catacombe van Pancratius. Deze catacombe is in principe te bezoeken, maar was helaas gesloten toen ik Rome voor het laatst bezocht.

Fresco’s van Antonio Tempesta.

Extase van Theresia van Ávila – Palma il Giovane.

De kapel links van het koor is de Cappella del Santissimo. Hier vinden we het belangrijkste kunstwerk van de kerk, te weten een altaarstuk van de Venetiaanse schilder Iacopo Negretti, bijgenaamd Palma il Giovane (ca. 1548-1628). Het nogal donkere werk stelt de Extase van Theresia van Ávila (1515-1582) voor. Theresia werd in 1615 zalig en in 1622 heilig verklaard, terwijl het werk van 1618 dateert. Een engel staat op het punt het hart van de heilige te doorboren met zijn speer. Dezelfde gebeurtenis werd door Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) vereeuwigd in zijn beeld van Theresia voor de kerk van Santa Maria della Vittoria. Palma’s uitvoering van de Extase is echter aanzienlijk kuiser.

Meer lezen: Churches of Rome Wiki.

3 Comments:

  1. An impressively beautiful story but it is a pity that much has been lost. thanks for all the research!!

  2. Pingback:Rome: San Pancrazio – – Corvinus –

  3. Pingback:De kathedraal van Monreale (deel 3): de mozaïeken – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.