Tijdens mijn eerste bezoek aan Vicenza in 2017 maakte ik al kennis met de lokale heiligen Felix en Fortunatus. De broers waren afgebeeld op een groot veelluik van Lorenzo Veneziano in de Duomo van de stad. Wie ze precies waren, is niet geheel duidelijk, maar doorgaans wordt ervan uitgegaan dat de broers als soldaten in het Romeinse leger dienden en als christenen in 303 of 304 in Aquileia de marteldood stierven. Lorenzo Veneziano heeft ze in elk geval op zijn paneelschildering van 1366 als soldaten geschilderd, dus hun status als soldatenheiligen was duizend jaar later goed ingeburgerd. Al in 2017 leerde ik dat er in Vicenza ook een kerk aan de broers is gewijd. Deze staat een eindje buiten het centrum en helaas was er destijds geen gelegenheid meer voor een bezoek. Vijf jaar later was ik terug in Vicenza en de kerk van Santi Felice e Fortunato stond hoog op mijn lijstje. Toen we aankwamen was er nog een dienst gaande, die zeer goed bezocht werd. Na afloop hadden we gelukkig nog genoeg tijd om het gebouw te bekijken voordat de deuren voor de rest van de dag gesloten werden.
Geschiedenis
Wie vanaf de straat richting de kerk loopt, komt langs een aantal Romeinse sarcofagen. Deze zijn hier bewust geplaatst om aan te geven dat op deze plek in de Oudheid een heidense begraafplaats lag. Langs die begraafplaats liep de in 148 BCE gebouwde Via Postumia, de belangrijke weg die Genua in het westen verbond met Aquileia in het oosten. Net als bij de Via Appia het geval was, stonden er aan beide zijden van de weg hele rijen grafmonumenten. Vicenza was in deze tijd een relatief onbelangrijke Romeinse stad die Vicetia werd genoemd.
Tussen het midden en het einde van de vierde eeuw werd op de begraafplaats een christelijke kerk gebouwd. Het ging maar om een klein, eenbeukig gebouw, maar het had een prachtige mozaïekvloer waarvan delen bewaard zijn gebleven. Al snel was het gebouw te klein voor de snel groeiende christelijke gemeenschap van Vicenza. Aan de populariteit van de kerk zal hebben bijgedragen dat op enig moment de overblijfselen van Felix en Fortunatus vanuit Aquileia naar hun thuisstad Vicenza werden overgebracht. Dit leidde in de eerste helft van de vijfde eeuw tot de bouw van een nieuwe kerk op de plaats van de oude. Deze nieuwe kerk was veel groter en had de vorm van een klassieke Romeinse basilica, dus met een middenschip en zijbeuken. Ook deze kerk kreeg een prachtige mozaïekvloer, waarvan wederom een deel bewaard is gebleven.
In de tweede helft van de vijfde eeuw werd aan de kerk een kapel of martyrion toegevoegd waarin de relikwieën van de broer werden bijgezet. De kerk had bovendien een baptisterium dat, anders dan het martyrion, helaas niet bewaard is gebleven. In de achtste eeuw stichtten Benedictijnen naast de kerk een klooster, dat ze wijdden aan de heiligen Vitus en Modestus. Vitus was een Siciliaanse martelaar. Zijn volkomen fictieve leraar Modestus en hij zouden tijdens dezelfde christenvervolgingen die Felix en Fortunatus het leven had gekost de marteldood zijn gestorven. Helaas werd het hele complex in 899 door plunderende Magyaren in de as gelegd. In tiende eeuw werden de kerk en het klooster herbouwd, waarna het klooster dankzij een schenking van uitgestrekte landerijen door bisschop Rodolfo rijk en machtig werd. Het complex raakte opnieuw zwaar beschadigd door de aardbeving die in 1117 in grote delen van Noord-Italië dood en verderf zaaide. De kerk werd direct na de aardbeving herbouwd in Romaanse stijl. Het huidige gebouw dateert daarom grotendeels van de eerste helft van de twaalfde eeuw.
In de dertiende eeuw ging het, mede door corruptie, snel bergafwaarts met de Benedictijnen. Ook het klooster naast de Santi Felice e Fortunato raakte in verval. Bovendien nam de populariteit van Felix en Fortunatus als beschermheiligen sterk af, en moesten ze tegen het einde van de veertiende eeuw definitief plaatsmaken voor Sint Vincentius van Zaragoza, wiens naam ook beter bij Vicenza aansloot. In 1404 kwam de stad onder Venetiaans bestuur. Vervolgens ging het enige tijd wat beter met het klooster. Dit was met name te danken aan de instroom van niet-Italiaanse abten en monniken, en aan de tijdelijke overname van het klooster door de abdij van Santa Giustina in Padova. In de zeventiende eeuw werd de kerk verbouwd in de stijl van de Barok. Allereerst werd in 1660 een Barokke gevel aan het bouwwerk toegevoegd, waarna tussen 1662 en 1665 het interieur van de kerk onder handen werd genomen. Uit deze tijd dateert het apsisfresco in de kerk, een werk van Giulio Carpioni (1613-1678). In 1806 werd het klooster gesloten en enige tijd later werd de kerk een parochiekerk, die zoals ik reeds in de inleiding bij deze bijdrage constateerde, bij diensten op zondag nog steeds goed bezocht wordt. Barokdecoraties zullen de bezoekers echter niet meer aantreffen, op het apsisfresco na dan. Deze decoraties werden in 1936-1937 verwijderd.
Bezienswaardigheden
Rondom de centrale ingang van de kerk zien we nog wat restanten van fresco’s die kennelijk van de eerste helft van de elfde eeuw dateren en dus voor de aardbeving van 1117 geschilderd moeten zijn. Twee engelen met bazuinen wekken de doden op uit hun graven. Ook interessant is de klokkentoren die links van de kerk staat. Deze dateert waarschijnlijk van de tiende eeuw en diende oorspronkelijk als verdedigingstoren. De kerk van Santi Felice e Fortunato en het naastgelegen klooster stonden immers buiten de stadsmuren van Vicenza en waren dus kwetsbaar. De toren raakte beschadigd tijdens de aardbeving van 1117, maar kon gedeeltelijk gered worden. Bij de herbouw werd hij vervolgens omgevormd tot een ongeveer 55 meter hoge klokkentoren. Binnen in de toren schijnt men het jaartal 1160 (MCLX) te kunnen zien, het jaar van voltooiing.
Het interieur van de kerk is eenvoudig te noemen: grijze zuilen, veel baksteen en houten balken van de dakconstructie. De kerk had ooit een cassetteplafond, maar dit is samen met de andere Barokke decoraties verwijderd. Het fresco van Carpioni in de apsis (zie de afbeelding hierboven) is niet van bijzonder hoge kwaliteit en lijkt bovendien onderin in het midden beschadigd te zijn. Hier hangt nu een schilderij van Pietro Damini (1592-1631) dat de Kroning van de Maagd voorstelt. Deze kroning wordt verricht door de Heilige Drie-eenheid: Vader, Zoon en Heilige Geest. Onder hen zien we Sint Benedictus, Paus Gregorius de Grote en Sint Gallus. Carpioni’s fresco lijkt overigens eveneens betrekking te hebben op de Kroning van de Maagd. In een wolk van engelen is de duif van de Heilige Geest zichtbaar, terwijl we bovenin de tekst REGINA CAELI L[A]ETARE ALL[ELUIA] kunnen lezen, “koningin van de Hemel, verheug u, halleluja”. Uiteraard is deze tekst een verwijzing naar de Maagd Maria. Aan weerszijden van Damini’s schilderij zien we nog twee heiligen. Dit zijn zonder enige twijfel Felix en Fortunatus.
De belangrijkste reden om de kerk te bezoeken zijn de bewaard gebleven vloermozaïeken uit de Late Oudheid. In het middenschip kunnen we, links en rechts van een loopbrug, stukken mozaïek uit de late vierde eeuw bewonderen. Ze bestaan uit geometrische figuren, veel Salomonsknopen en teksten die aangeven welke gulle gevers ter nakoming van een gelofte het leggen van de vloer hebben gesponsord. Rechts lezen we dat Felix, Toribius en Immola 200 Romeinse voet hebben gesponsord ex voto. Interessant aan Felix is niet alleen dat hij een naam deelt met een van de heiligen aan wie de kerk is gewijd. Felix blijkt ook een VC of vir clarissimus te zijn geweest, wat betekent dat hij tot de senatorenstand behoorde. Vanaf het begin was er dus sprake van aristocratische betrokkenheid bij deze kerk. Ook de andere namen zijn intrigerend. In de vijfde eeuw vinden we een bisschop genaamd Toribius (of Turibius) in het Romeinse Spanje, terwijl de naam Immola lijkt te zijn afgeleid van het Latijnse werkwoord immolare, dat ‘offeren’ of ‘verbranden’ betekent.
Links van de loopbrug zien we nog meer namen. Splendonius, Justina en de hunnen (cum suis) en Leontius, Mariniana en de hunnen sponsorden eveneens ex voto een deel van de mozaïekvloer. Vermoedelijk hadden ze aanzienlijk minder te besteden dan Felix en de zijnen, want ze vermeldden niet in de tekst hoe groot hun aandeel was. Dit gedeelte van de vloer is trouwens ook eenvoudiger en minder uitbundig te noemen dan aan de rechterzijde. Wat sowieso opvalt, is het gebruik van gele steentjes in het mozaïek. Die had ik nog niet eerder gezien. Tot slot merk ik op dat ook Leontius zijn naam deelt met een heilige die vooral in Vicenza wordt vereerd. Leontius en zijn broer Carpoforus zouden in dezelfde tijd als Felix en Fortunatus de marteldood zijn gestorven, dus aan het begin van de vierde eeuw. Ze zijn eveneens afgebeeld op het veelluik van Lorenzo Veneziano dat ik aan het begin van deze bijdrage noemde. Of de Leontius van eind vierde eeuw die zijn naam toevoegde aan de vloer werd vernoemd naar de martelaar zullen we waarschijnlijk nooit weten. Het is niet eens duidelijk wanneer de cultus van Leontius en Carpoforus zijn intrede deed in Vicenza.
In de rechter zijbeuk kunnen we een blik werpen op een stukje van de mozaïekvloer uit de vroege vijfde eeuw, dus van de tweede, veel grotere kerk. De versieringen op de vloer bestaan uit steeds dezelfde geometrische patronen. Hier zijn teksten met de namen van financiers afwezig. De kenmerkende gele steentjes ontbreken eveneens. Wie de rechter zijbeuk uitloopt en dan rechtsaf slaat, komt in het martyrion uit. Helaas was er geen tijd meer om hier naar binnen te gaan, want de toezichthouder stond al op zijn horloge te kijken. Het deed er niet veel toe. Ik was immers gekomen voor de mozaïekvloer en die had ik uitgebreid kunnen bestuderen.
Bronnen
Pingback:Diocletianus: De Jaren 304-305 – – Corvinus –
Pingback:Vicenza: Santi Felice e Fortunato – – Corvinus –