In de zomer van 2018 maakte ik een prachtige wandeling langs de beroemde Via Appia, waarvan ik op deze website uitgebreid verslag heb gedaan. Onderdeel van de wandeling was een heel klein stukje van de wat minder bekende Via Latina. Ik nam me toen al voor ooit een wandeling langs deze weg te gaan maken. De Via Latina is nooit bezongen door dichters, en er is veel minder van bewaard gebleven dan van de Via Appia. Speurend op Google Maps zag ik echter nog een aantal stukjes van de originele weg liggen in een archeologisch park, dus een saaie wandeling door verstedelijkt gebied zou het zeker niet worden. Toen ik begin 2022 terug was in Rome, was de enige vraag die ik nog moest beantwoorden hoe ik langs de Via Latina zou gaan lopen. Bij de Via Appia was ik begonnen bij de Porta Capena en vervolgens doorgelopen tot aan de Villa van de Quintilii, zo’n acht kilometer verderop. Vanaf de villa had ik een bus terug naar het centrum van de stad genomen. Voor de Via Latina besloot ik de zaken om te draaien. Ik nam metrolijn A richting Anagnina en probeerde vanaf het metrostation Numidio Quadrato op de oude Romeinse weg te komen.
Geschiedenis van de Via Latina
De Via Latina is zeker enkele decennia ouder dan de Via Appia. Waar de aanleg van de laatstgenoemde weg – een initiatief van de censor Appius Claudius Caecus in 312 BCE – tamelijk goed gedocumenteerd is, geldt dat niet voor de aanleg van de Via Latina. Waarschijnlijk moeten we voor wat deze weg betreft een onderscheid maken tussen het ontstaan van de weg en de transformatie ervan tot een echte, geplaveide Romeinse heirbaan. Van oudsher verbond de Via Latina de stad Rome met het belangrijke heiligdom van Jupiter Latiaris op de Mons Albanus. Hier werden jaarlijks in april de Feriae Latinae gevierd, een festival dat de band tussen de verschillende Latijnse steden moest bevestigen en versterken. De beide Romeinse consuls werden geacht bij het festival aanwezig te zijn; tijdens hun afwezigheid werd het civiele gezag waargenomen door een stadsprefect, de praefectus urbi. De Feriae Latinae hebben mogelijk hun wortels in de Koningstijd. Het was volgens de overlevering immers koning Tarquinius Superbus (ca. 534-509 BCE) die de Latijnse steden onder zijn gezag verenigde en aldus de stamvader werd van wat moderne historici de ‘Latijnse Bond’ noemen.
Het is op grond van het voorgaande goed mogelijk dat al in de late zesde of vroege vijfde eeuw een rudimentaire en onverharde weg ontstond of werd gecreëerd die de Romeinen in staat stelde vanuit Rome naar de Mons Albanus te reizen. Deze weg zal niet alleen voor religieuze doeleinden gebruikt zijn. De weg liep namelijk naar een bergpas in de buurt van de Mons Albanus die de Algidus werd genoemd. In de vijfde eeuw BCE leverden de Romeinen in deze pas regelmatig, en met wisselende resultaten, strijd tegen hun aartsvijanden de Aequi. In 431 BCE wisten ze hun tegenstanders te verslaan in een uitermate bloederige strijd, waarin zelfs de dictator en een consul gewond raakten. Ongeveer een eeuw later hadden de Romeinen het zuiden van Latium en een deel van Campania onder controle gekregen. Hun veroveringen werden bezegeld met de stichting van de Latijnse kolonies Fregellae en Cales in respectievelijk 328 en 334 BCE. De bestaande weg naar de Mons Albanus werd vervolgens doorgetrokken naar de nieuwe kolonies. Het is niet duidelijk of de Via Latina – want zo mogen we de weg nu wel noemen – op dat moment al volledig geplaveid was, maar bij het verlengen van de weg naar Fregellae en Cales moet er zeker bestrating van basaltsteen zijn gelegd.
De Via Latina werd nog weer later doorgetrokken naar Capua en Neapolis (het huidige Napels). Zo bereikte de weg uiteindelijk een lengte van ongeveer 200 kilometer. Via de inmiddels ook gereedgekomen Via Appia en de Via Latina konden de Romeinen snel troepen verplaatsen naar Campania. Dat werkte echter niet altijd in hun voordeel, want ook hun vijanden konden van het Romeinse wegennetwerk gebruikmaken. Toen de Romeinen in 211 BCE het overgelopen Capua belegerden, trok de Carthaagse generaal Hannibal langs de Via Latina naar Rome. Onderweg plunderde hij de steden Casinum en Fregellae. Uiteindelijk boog Hannibal af naar het noorden, richting Gabii, en was de consul Quintus Fulvius Flaccus, die de Via Appia had genomen, op tijd terug in Rome om de verdediging te leiden. Hannibal zou zich niet meer aan een aanval op de zwaar versterkte stad, beschermd door de muren van Servius Tullius, wagen.
De latere geschiedenis van de Via Latina is wat mistig. Nadat de Romeinen het zuiden van Italië hadden veroverd nam het militaire belang van de weg evident af. Dat gold niet voor de Via Appia, die begin tweede eeuw BCE helemaal was doorgetrokken tot aan de havensteden Brundisium (Brindisi) en Tarentum (Taranto). Zeker de eerstgenoemde stad was van groot strategisch belang. Hier werden Romeinse legers ingescheept voor militaire operaties aan de andere zijde van de Adriatische Zee. De Via Latina zal vooral van belang gebleven zijn voor het bereiken van de Mons Albanus en het vieren van de Feriae Latinae. De viering daarvan ging mogelijk door totdat de christenen in de vierde eeuw een einde maakten aan dit soort ‘heidense’ feesten.
Het eerste stuk van mijn wandeling
Als gezegd nam ik de metro richting Anagnina en enigszins op goed geluk besloot ik uit te stappen bij de halte Numidio Quadrato. De halte is vernoemd naar Marcus Ummidius Quadratus, een Romeinse senator die in het jaar 182 betrokken was bij een complot tegen keizer Commodus (180-192). Quadratus was een neef van de vorige keizer Marcus Aurelius (161-180) en had na de dood van Commodus dus aanspraak kunnen maken op het purper. Helaas voor hem mislukte de moordaanslag op de keizer jammerlijk en werd Quadratus samen met zijn zoon gearresteerd en terechtgesteld, net als overigens Lucilla, de zuster van Commodus, die eveneens een leidende rol in het complot had gespeeld. Schrale troost voor Quadratus was dat er eeuwen later een moderne metrohalte naar hem vernoemd werd, al heette hij strikt genomen Ummidius en niet Numidius, zoals in enkele bronnen uit de Oudheid vermeld staat.
Vanaf Numidio Quadrato volgde ik de Via del Quadraro naar het zuiden totdat ik bij een sportveld kwam. Hier stonden nog verschillende bogen overeind van een groot Romeins aquaduct. Het gaat om de overblijfselen van de Aqua Claudia, een aquaduct waaraan werd begonnen tijdens de regering van keizer Caligula (37-41) en dat in het jaar 52 werd voltooid onder keizer Claudius (41-54). Het aquaduct is dan ook naar hem vernoemd en zelfs de restanten ervan zijn zeer indrukwekkend. Wie meer overblijfselen wil zien, kan verder richting het oosten lopen, naar het Parco degli Acquedotti. Nog weer verder naar het oosten stuiten we op de ruïne van een grote Romeinse villa, tegenwoordig bekend als de Villa dei Sette Bassi. Ik besloot de villa maar over te slaan. Volgens Google Maps was het vier kilometer en 48 minuten lopen en dan zou ik ook nog eens terug moeten. Dat was echt een brug te verder, dus ik liep richting het noordwesten en wandelde een groene zone binnen die het Parco di Torre Fiscale wordt genoemd.
Het park is vernoemd naar een ongeveer 30 meter hoge toren uit de twaalfde of dertiende eeuw. Ooit behoorde die toe aan een zekere Filippo Foppi, penningmeester van de Paus. Door het park loopt een ander aquaduct dat de Acqua Felice wordt genoemd. Het gaat strikt genomen niet om een Romeins aquaduct, want het werd gebouwd door Paus Sixtus V (1585-1590), al hergebruikte deze wel delen van de oude Romeinse Aqua Marcia en Aqua Julia. De naam Acqua Felice slaat op het feit dat de echte naam van de paus Felice Peretti was. Het kilometerslange aquaduct is zeer goed bewaard gebleven. Bij een kleine uitspanning (Ristoro Casale del Fiscale) gaat men er onderdoor, waarna de weg richting het noorden gevolgd kan worden. Hier moest ik goed opletten, want ik was nu dicht bij het archeologisch park van de Tombe della via Latina. En dat was altijd het hoofddoel van mijn wandeling geweest.
Pingback:My walk along the Via Latina (part 1) – – Corvinus –