Trieste: De Duomo

Duomo van Trieste.

In Trieste wordt op wegwijzers niet alleen aangegeven welke kant je op moet, maar ook hoeveel stappen je nog moet zetten voordat je bij een bezienswaardigheid bent. De bordjes zijn heel behulpzaam, maar als je bij 37 graden Celsius de heuvel moet beklimmen waarop de Duomo van de stad is gebouwd, zakt de moed je nog wel eens in de schoenen. “Nog 614 stappen naar de kathedraal van San Giusto” lijkt dan wel een wandeling van een week. Gelukkig bereikten we uiteindelijk de top van de heuvel. Puffend, hijgend en verschrikkelijk dorstig, dat wel. Na weer enigszins op adem te zijn gekomen gingen we de Duomo verkennen. Al snel trokken we de conclusie dat de stevige klim meer dan de moeite waard was geweest. Vooral de twee middeleeuwse apsismozaïeken in de kathedraal zijn schitterend.

Geschiedenis

De Duomo is gewijd aan de lokale martelaar Sint Justus. Hij is een nogal obscure figuur die eind derde of begin vierde eeuw, tijdens de christenvervolgingen van keizer Diocletianus, in de Golf van Trieste de verdrinkingsdood zou zijn gestorven. In de vijfde of zesde eeuw werd in de stad – die toen nog Tergeste heette – een aan hem gewijde kerk gebouwd. Deze verrees naast het Romeinse forum van Trieste, waarschijnlijk op de plek waar voorheen de tempel gewijd aan Jupiter, Juno en Minerva had gestaan (de zogenaamde Capitolijnse triade). De kerk werd niet veel later verwoest tijdens de invallen van de Longobarden, maar moet op enig moment herbouwd zijn. In de elfde eeuw werd een kerk gewijd aan Santa Maria Assunta tegen de noordkant van de kerk van Sint Justus aangebouwd. Dit was de opmaat naar de samenvoeging van beide godshuizen tussen 1302 en 1320. In 1385 werd de huidige kathedraal van San Giusto gewijd.

Zijaanzicht van de Duomo.

Exterieur

Ingang van de Duomo, met de restanten van de graftombe van de Barbii.

De Duomo heeft een eenvoudige gevel met twee opvallende elementen: het mooie Gotische roosvenster en de decoraties van de hoofdingang. Deze decoraties zijn afkomstig van een Romeinse graftombe, die toebehoorde aan de familie Barbius. De gens Barbia was oorspronkelijk afkomstig uit Aquileia en een aantal leden van de familie was actief in de handel in ijzererts met de regio Noricum in het huidige Oostenrijk. Het erts werd onder meer gebruikt voor de productie van Romeinse wapens. Links en rechts van de hoofdingang zien we zes hoofden van Barbii. Het zijn vier mannen en twee vrouwen. De letters LL in verschillende inscripties doen vermoeden dat het in veel gevallen om vrijgelatenen gaat, dus om voormalige slaven (LL = Lucii libertus, ‘vrijgelatene van Lucius). De vrouw linksonder heette kennelijk geen Barbia, maar Tullia.

De kathedraal heeft een niet al te hoge klokkentoren, die net als de kathedraal van de veertiende eeuw dateert. Deze werd gebouwd op de plek waar eerder het propylaeum (een voorhal) van de genoemde heidense tempel had gestaan. In de toren is, ter decoratie, het nodige Romeinse beeldhouwwerk verwerkt. Het gaat vooral om reliëfs van buitgemaakte schilden, harnassen, helmen en ander wapentuig, misschien afkomstig van een Romeins overwinningsmonument. Verder vinden we als onderdeel van de decoraties van de toren nog een beeld van Sint Justus. Hij is geplaatst onder een Gotische spitsboog gedragen door twee zuilen. Justus draagt de palmtak van de martelaar in zijn linkerhand en een model van de stad Trieste in zijn rechter. Het beeld is ouder dan de toren en dateert van de tiende of elfde eeuw.

Beeld van Sint Justus.

Interieur

Interieur van de Duomo.

Het interieur van de Duomo is vrij sober en ook tamelijk somber. Ooit moet dat anders zijn geweest, want hoog in het middenschip vinden we nog wat restanten van kleurrijke middeleeuwse fresco’s. We zien daar de Annunciatie, de Geboorte van Christus en de Aanbidding der Wijzen. Verder zijn in het middenschip nog wat stukken van een mozaïekvloer te bewonderen. Het gaat hier om de vloer van het oorspronkelijke gebouw uit de vijfde of zesde eeuw.

Duidelijk van zeer recente datum is het centrale apsismozaïek, dat de Kroning van de Maagd voorstelt. Erg mooi is het mozaïek niet te noemen, maar er zit wel een bijzonder verhaal achter. Het werd volgens de begeleidende tekst namelijk gemaakt in het jaar 14 (ANNO XIV) nadat de inwoners van Trieste (de Tergestini in het Latijn) weer in de schoot van moeder Italië waren teruggekeerd. Hiermee wordt gedoeld op de annexatie van de stad door de Italianen aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Die annexatie was in 1918, dus het mozaïek moet van 1932 dateren. Anders dan mijn reisgids stelt, heeft het mozaïek volgens mij niet direct iets met het Fascisme te maken. Het gaat in elk geval niet om het jaar 14 van de Era Fascista (E F), want dat zou expliciet vermeld zijn. De engel links van de kroningsscène houdt een bordje vast met de Latijnse tekst VENI CORONABERIS FILIA SION (“Kom en je zult worden gekroond, dochter van Sion”). Het mozaïek kwam in de plaats van een vijftiende-eeuws fresco met hetzelfde thema, dat helaas in 1843 verloren ging.

Restanten van fresco’s in het middenschip.

Mozaïekvloer.

Kroning van de Maagd (1932).

Middeleeuwse mozaïeken en fresco’s

Vele malen mooier en interessanter zijn de mozaïeken in de linker en rechter apsis. Het linker mozaïek hoorde oorspronkelijk bij de kerk van Santa Maria Assunta. Het dateert dan ook van het einde van de elfde of het begin van de twaalfde eeuw en werd gemaakt door ambachtslieden uit Venetië. Bovenin zit de Maagd Maria op een troon, met het Christuskind op schoot. Maria is gekleed in een blauw gewaad dat een maphorion wordt genoemd. Conform de Byzantijnse traditie is het Christuskind eigenlijk helemaal geen kind, maar een minivolwassene. Maria is de Μήτηρ Θεοῦ, afgekort tot MP ΘY, oftewel de Moeder van God. Ze wordt geflankeerd door de aartsengelen Michael (links) en Gabriel (rechts). Interessant zijn de attributen die ze vasthouden, en die lijken op een kruis met een globe. Onder Maria, Christus en de aartsengelen zien we twaalf apostelen, met in het midden Petrus en Paulus.

Linker apsismozaïek.

Apostelen.

Madonna met Kind / aartsengel Gabriel.

Het rechter apsismozaïek is van iets recentere datum. Het dateert van de dertiende eeuw en stelt Christus met de heiligen Justus en Servulus voor. Justus – aan wie de kathedraal als gezegd gewijd is – houdt de palmtak van een martelaar vast, Servulus een kruis. Christus vertrapt met zijn voeten de adder en de basilisk, symbolen van het kwaad. Hij geeft met zijn rechterhand zijn zegen terwijl hij in zijn linkerhand een boek vasthoudt. De tekst op de pagina’s luidt:

VITA CONSCRIPTI SIMUL ESTE PATRIS BENEDICTI

Rechter apsismozaïek.

Voorstellingen uit het leven van Sint Justus.

Dit moet waarschijnlijk vertaald worden als: “Het leven van de soldaat is gelijk aan dat van de gezegende vader (i.e. de priester)”. Hiermee worden kennelijk de gelijkenissen tussen de levens van Justus en Servulus benadrukt. Volgens de overlevering was Justus inderdaad een soldaat. Het is mij niet geheel duidelijk geworden wie Servulus was. Er was in de zesde eeuw een heilige die Servulus van Rome heette, maar dat was een bedelaar en geen priester. Waarschijnlijk gaat het hier om een lokale heilige, volgens een informatiebordje in de kathedraal eveneens een martelaar uit Trieste.[1] Zeer interessant zijn ook de kapitelen en ‘imposten’ (pulvini) in de apsis. Deze dateren nog van de zesde eeuw. Op twee ervan staat het monogram van Frugifer, de eerste bekende bisschop van de stad.

Op de achterwand onder het rechter mozaïek zien we nog wat beschadigde fresco’s over het leven van Sint Justus. De fresco’s dateren van het begin van de dertiende eeuw. Op een ervan is te zien hoe een zekere Sint Sebastianus het lichaam van de verdronken Justus op het strand vindt. Het lichaam van de martelaar is met gewichten verzwaard. Meer beschadigde fresco’s uit de twaalfde eeuw vinden we in de apsis uiterst rechts in de kathedraal. Hier onder meer een apsisfresco van de Hetoimasia, de lege troon die verwijst naar de Wederkomst van Christus. De apsis is gewijd aan Sint Apollinaris, volgens de overlevering de eerste bisschop van Ravenna.

Carlistenkapel.

Heel apart is de zogenaamde Kapel van de Carlisten in de rechter zijbeuk van de kathedraal. De kapel is gewijd aan Sint Carlo Borromeo, de beroemde aartsbisschop van Milaan in de zestiende eeuw, maar de naam ‘Carlisten’ is afgeleid van Don Carlos, graaf van Molina (1788-1855), de jongere broer van de Spaanse koning Ferdinand VII. Toen Ferdinand in 1833 stierf, meende Carlos aanspraak te kunnen maken op de Spaanse troon. Zijn tegenstanders steunden echter de dochter van de overleden koning, de nog maar twee jaar oude Isabella. Het resultaat was de Eerste Carlistenoorlog (1833-1840), die nog zou worden gevolgd door een Tweede (1846-1849) en een Derde (1872-1876). Er werd veel bloed vergoten, maar Don Carlos noch zijn opvolgers kwamen ooit op de Spaanse troon. De Oostenrijkse autoriteiten gaven de familie toestemming in Trieste neer te strijken, met als gevolg dat Don Carlos zelf, zijn zonen Carlos VI en Juan III en kleinzoon Carlos VII allemaal in de Kapel van de Carlisten begraven werden.

Uiterst links in de kathedraal kunnen bezoekers nog een blik werpen op de Tesoro (schatkamer), die een curieuze mengelmoes van religieuze kunst en relikwieën bevat. Om alles goed te kunnen zien moet je wel een muntje in het apparaat werpen waarmee het licht wordt aangezet. Wie niet over een eindeloze voorraad muntstukken beschikt (pinnen kan helaas nog niet), doet er goed aan zijn geld voor de apsismozaïeken te bewaren. Die zijn echt een stuk mooier en interessanter.

Bronnen

Noot

[1] Net over de grens met Slovenië ligt een dorpje dat in het Italiaans San Servolo heet (Socerb in het Sloveens).

One Comment:

  1. Pingback:Trieste: een wandeling door het verleden – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.