Palermo: Santissima Trinità del Cancelliere (La Magione)

La Magione.

Het begon al donker te worden toen ik arriveerde bij de poort die toegang geeft tot het complex van de Santissima Trinità del Cancelliere, beter bekend onder de veel kortere naam La Magione. Het was 5 januari, en overal waren nog sfeervolle kerstversieringen te zien. De kerk staat aan het einde van een lange en groene laan. De Arabisch aandoende spitsbogen van de gevel trekken direct de aandacht van de bezoeker. De drie onderste zijn de drie ingangen van de kerk, daarboven zien we vijf spitsbogen (waarvan de middelste drie blind zijn) en daar weer boven nog eens drie (met twee blinde). La Magione, gebouwd in de tweede helft van de twaalfde eeuw, is wellicht een van de laatste voorbeelden van de Arabisch-Normandische architectuur. De geschiedenis van de kerk is nauw verbonden met de kanselier (‘Cancelliere’, cancellarius) die haar stichtte. Zijn naam was formeel Matteo van Salerno, maar in de geschiedenisboeken wordt hij doorgaans Matteo van Ajello genoemd.[1] Die naam zal ik in deze bijdrage dan ook gebruiken. Tot aan zijn dood in 1193 speelde Matteo van Ajello een belangrijke rol in het Normandisch-Siciliaanse koninkrijk.

Vroege geschiedenis

De kerk verrees mogelijk op de plaats van een eerdere moskee. Palermo was immers voor de Normandische verovering van 1072 een Arabische stad geweest die maar liefst 300 moskeeën zou hebben gehad.[2] Volgens de folder die ik na het kopen van een kaartje in handen gedrukt kreeg, begon de bouw van La Magione in 1150. Dat is nogal onwaarschijnlijk. De grote historicus van Sicilië John Julius Norwich gaat er bijvoorbeeld vanuit dat de bouw pas omstreeks 1160 begon en werd afgerond tijdens het regentschap van Margaretha van Navarra (1166-1171), de weduwe van koning Willem I ‘de Slechte’ en de moeder van de toen nog minderjarige koning Willem II ‘de Goede’.[3] Veel bronnen noemen overigens 1191 als het jaar van voltooiing van het complex. Matteo van Ajello wees de kerk en het aangrenzende klooster toe aan Cisterciënzer monniken. Maar wie was deze Matteo van Ajello eigenlijk?

Poort met het wapen van de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris.

Interieur van de kerk.

Matteo van Ajello werd op een onbekend moment in de twaalfde eeuw geboren in de stad Salerno in Campanië. Hij trad in dienst van het Normandisch-Siciliaanse hof als secretaris (notarius) en was belast met het opstellen van officiële documenten. Later werd hij bevorderd tot protonotarius, de hoogste onder de secretarissen. Matteo diende tot 1160 onder Maio van Bari, die kanselier (cancellarius) en emir der emirs (ammiratus ammiratorum) onder koning Willem I (1154-1166). De impopulaire kanselier werd echter op 10 november 1160 op straat vermoord (zie Palermo: San Cataldo), en bij de aanslag raakte Matteo van Ajello gewond. In 1166 overleed koning Willem en kwam zijn minderjarige zoontje Willem II op de troon. Omdat de jongen nog maar twaalf jaar oud was, trad zijn moeder Margaretha van Navarra als regent op. Zij wilde af van de protonotarius. In plaats van hem tot kanselier te benoemen, een ambt dat hij al heel lang begeerde, benoemde ze haar neef Stephen du Perche in de functie. Een jaar later werd deze Stephen tevens tot aartsbisschop van Palermo gewijd.

Mede door de intriges van Matteo van Ajello moest Stephen du Perche in 1168 alweer het veld ruimen. Matteo werd in ere hersteld, maar moest zich voorlopig tevreden stellen met het ambt van vicekanselier. Pas rond 1190 zou hij eindelijk tot kanselier worden benoemd. In de tussentijd was de situatie in het koninkrijk Sicilië echter radicaal gewijzigd. Koning Willem II was in 1189 kinderloos gestorven, waarna een strijd om de macht op het eiland losbarstte. Drie facties namen het hierbij tegen elkaar op. De eerste factie stond onder leiding van Constance, een postume dochter van koning Rogier II. Zij was getrouwd met de Duitse keizer Hendrik VI en werd gesteund door Walter of the Mill, de machtige aartsbisschop van Palermo. Een tweede factie stond onder aanvoering van Rogier van Andria, een edelman die de steun had van de meeste Normandische baronnen op het vasteland. Ten slotte was er nog Tancred van Lecce, een (buitenechtelijke) kleinzoon van Rogier II, die werd gesteund door Matteo van Ajello en door Paus Clemens III (1187-1191). Het was Tancred van Lecce, gekroond in 1190, die Matteo zijn kanselier maakte.

Tabernakel uit 1528, mogelijk van Antonello Gagini.

Als vicekanselier had Matteo zich altijd tegen het huwelijk van Constance van Sicilië en Hendrik VI van Hohenstaufen verzet. Hij wist immers dat de troon naar Constance (en daarmee naar Hendrik) zou overgaan als Willem II kinderloos zou sterven. ‘Koning’ Tancred wist zich aanvankelijk staande te houden, maar na zijn dood op 20 februari 1194 was het gedaan met het Normandisch-Siciliaanse koninkrijk. Formeel zat zijn zoontje Willem nog enkele maanden op de troon als Willem III van Sicilië, onder regentschap van zijn moeder Sibylla van Acerra. Willem en Sibylla waren echter kansloos tegen de furie van Hendrik VI. Eind augustus 1194 nam Hendriks vloot Napels in en een maand later had hij geheel Zuid-Italië in handen, dat destijds ook tot het koninkrijk Sicilië behoorde. Vervolgens stak hij de Straat van Messina over, waarna hij op 20 november 1194 Palermo innam. Met kerstmis werd hij in de kathedraal van Palermo tot koning van Sicilië gekroond. Constance van Sicilië, de ware troonopvolger, was daar niet bij. Zij zou een dag later in Jesi in de Marche het leven schenken aan Frederik II van Hohenstaufen (1194-1250), die koning van Sicilië en keizer van het Heilige Roomse Rijk zou worden. Matteo van Ajello hoefde de val van het Normandisch-Siciliaanse koninkrijk niet meer mee te maken: hij overleed in 1193.

Latere geschiedenis

Keizer Hendrik VI ontpopte zich als koning van Sicilië al snel tot een tiran, en de Sicilianen zullen een zucht van verlichting hebben geslaakt toen hij in 1197 op slechts 31-jarige leeftijd kwam te overlijden. Kort voor zijn dood had Hendrik de Cisterciënzer monniken van het door Matteo van Ajello gestichte klooster verdreven. De reden was simpel: Matteo van Ajello was de kanselier van Tancred van Lecce geweest en daarmee zijn vijand. Hendrik verving de Cisterciënzers door broeders van de Duitse Orde, beter bekend als Teutoonse Ridders. De kerk en het klooster vormden voortaan het huis (mansio in het Latijn) van de preceptor van de Orde, wat waarschijnlijk de verklaring is voor de naam La Magione. Het complex van La Magione had bezittingen overal op Sicilië en was bijzonder rijk. In 1221 namen de Teutoonse Ridders bijvoorbeeld de kerk en het leprozenhuis van San Giovanni dei Lebbrosi, elders in Palermo, over.

Graftombe van Francesco Perdicaro – Vincenzo Gagini.

In 1492 werden de Teutoonse Ridders Sicilië uitgezet. Het complex van La Magione werd voortaan beheerd door een abt die onder het gezag van de aartsbisschop van Palermo viel. In de jaren 1780 werd het complex de persoonlijke eigendom van het Huis van Bourbon, waaruit de koningen van Napels en Sicilië afkomstig waren. De Bourbons schonken La Magione in 1786 aan de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris, waarvan we het wapen nog op de Barokke toegangspoort zien (afbeelding hierboven). Deze Orde werd eind vijftiende eeuw gesticht door het hoofd van de Italiaans-Albanese familie Flavio Comneno. De familie beweerde af te stammen van de Romeinse en Byzantijnse keizers, maar bewijs voor die bewering is er niet. Eind zeventiende eeuw droeg de laatste telg van de familie Flavio Comneno de titel van grootmeester over aan Francesco Farnese, hertog van Parma en Piacenza. Paus Clemens XI (1700-1721) kende vervolgens in 1718 de kerk van Santa Maria della Steccata in Parma aan de Heilige Militaire Constantijnse Orde van Sint-Joris toe. Bijna zeventig jaar later kreeg de Orde ook een onderkomen in Palermo toegewezen.

Madonna met Kind – studio Gagini.

De Constantijnse Orde bleef tot 1860 in La Magione, waarna het complex overging op de Italiaanse staat. De kerk en het naburige klooster verkeerden waarschijnlijk in zeer slechte staat. Eind negentiende eeuw vond een eerste restauratie plaats onder leiding van Giuseppe Patricolo (1834-1905). Vervolgens verrichtte Francesco Valenti (1868-1953) tussen 1920 en 1924 een tweede restauratie. Delen van de kerk werden herbouwd en allerhande later toegevoegde Barokke en Neoclassicistische elementen werden weer verwijderd, zodat het oorspronkelijke Arabisch-Normandische gebouw weer enigszins tevoorschijn kwam. Helaas liep La Magione door bombardementen in 1943 zware schade op, maar gelukkig is deze na de Tweede Wereldoorlog hersteld.

Interieur en kloostergang

Marmeren zuilen met mooie kapitelen delen de kerk op in een middenschip en twee zijbeuken. Naast een hoge centrale apsis zijn er twee lagere apsissen aan het einde van iedere zijbeuk. Voor een middeleeuwse kerk heeft La Magione weinig middeleeuwse decoraties. Veel decoraties dateren van de vijftiende of zestiende eeuw en zijn daarmee tot de Renaissance te rekenen. Zo zien we een marmeren drieluik uit de vijftiende eeuw, een tabernakel uit 1528 dat mogelijk is gemaakt door Antonello Gagini (1478-1536) of diens atelier en een prachtige Madonna met Kind die zeker uit het atelier van de familie Gagini afkomstig is. Deze familie was oorspronkelijk afkomstig uit Bissone in het huidige Zwitserland. Het was Domenico Gagini (ca. 1420-1492), de vader van Antonello, die zich in 1463 in Palermo vestigde. Interessant is verder de graftombe van de edelman Francesco Perdicaro uit 1567. Het monument is een werk van Vincenzo Gagini (1527-1595), een zoon van Antonello.

Klooster van La Magione.

Bezoek zeker ook de prachtige kloostergang naast de kerk. Vanuit deze kloostergang heeft men een mooi uitzicht op de linkerzijde van La Magione, waar ramen en blinde spitsbogen elkaar weer afwisselen. In het midden van de kloostergang is een tuin waarin onder meer rozen groeien en een waterput staat. Op de muren zijn nog wat restanten van fresco’s te zien. Van een Madonna delle Grazie is nog het meest bewaard gebleven, maar de kwaliteit van het werk is niet hoog (of de restaurateurs verstonden hun vak niet; foto hier).

Bronnen

Noten

[1] Zijn oudste zoon Richard was graaf van Ajello in Calabrië.

[2] John Julius Norwich, The Normans in the South, p. 177.

[3] John Julius Norwich, The Kingdom in the Sun, p. 254 noot.

One Comment:

  1. Pingback:Palermo: San Giovanni dei Lebbrosi – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.