Rome: Sant’Andrea delle Fratte

Sant’Andrea delle Fratte.

Het is niet precies bekend wanneer er voor het eerst een kerk op deze plek werd gebouwd. Mogelijk was dit al in de twaalfde eeuw, maar zekerheid hebben we niet. In elk geval stond hier in de zestiende eeuw een kerk, die in 1585 werd toegekend aan broeders van de Orde van de Miniemen, een orde die in 1435 was gesticht door Sint Franciscus van Paola (1416-1507). De kerk was gewijd aan de apostel Sint Andreas, de broer van Petrus. De toevoeging ‘delle Fratte’ – van de bosjes’ – doet vermoeden dat de kerk in een dichtbegroeid gedeelte aan de toenmalige stadsrand van Rome stond. De Miniemen besloten enkele jaren na aankomst een nieuwe kerk en een klooster te bouwen. De eerste poging werd tussen 1604 en 1612 gedaan, met financiering van de adellijke familie Del Bufalo. Helaas raakte het geld op en werd het werk voor decennia stilgelegd. In 1653 werd de beroemde architect Francesco Borromini (1599-1667) ingehuurd om het project weer vlot te trekken. Sant’Andrea delle Fratte kan met recht een kerk van Borromini worden genoemd: apsis, koepel en klokkentoren zijn van zijn hand.

Borromini werkte aan de kerk tot 1665. Hij werd opgevolgd door Mattia de Rossi (1637-1695), die helaas wederom met geldproblemen te maken kreeg. Het gevolg was dat alleen het onderste gedeelte van de gevel werd voltooid. Dit heeft ook een duidelijk andere kleur dan het bovenste gedeelte, dat pas in de negentiende eeuw werd gebouwd. Een tekst op de gevel noemt het jaar 1826 en vermeldt de naam van kardinaal Ercole Consalvi (1757-1824). Hij was de kardinaal-staatssecretaris van Paus Pius VII. Volgens de overlevering had Consalvi een zeer waardevolle snuifdoos verkocht om de voltooiing van de gevel te kunnen financieren. Die snuifdoos had hij in 1815 tijdens het Congres van Wenen van de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken prins Metternich gekregen. De kardinaal overleed al begin 1824 en maakte de voltooiing van de gevel dus niet meer mee. Volgens een van mijn reisgidsen was Giuseppe Valadier (1762-1839) de architect van het bovenste gedeelte van de gevel.

Achterzijde van de kerk, met de witte klokkentoren.

Wie de kerk betreedt, ziet meteen iets geks. De eerste rijen kerkbanken en stoelen staan gedraaid richting een grote kapel aan de linkerzijde. De rijen daarachter staan gericht op het hoogaltaar. Deze opmerkelijke opstelling heeft alles te maken met een wonderbaarlijke gebeurtenis die op 20 januari 1842 in de kerk plaatsvond. De Maagd Maria zou toen in de genoemde kapel zijn verschenen aan een seculiere Franse Jood genaamd Alphonse Rattisbonne (1814-1884). Rattisbonne bekeerde zich na de verschijning tot het katholicisme en voegde de naam ‘Marie’ (Maria dus) aan zijn eigen naam toe. De bekeerling sloot zich aan bij de Jezuïeten, werd tot priester gewijd en werkte als missionaris in het Heilige Land, waar hij kort na zijn zeventigste verjaardag overleed. Overigens had zijn oudere broer Théodore Ratisbonne zich al eerder tot het katholicisme bekeerd, en ook hij was tot priester gewijd.

Rechts van de Cappella della Madonna del Miracolo staat een buste van Maximiliaan Kolbe (1894-1941), die in 1918 in deze kapel zijn eerste mis hield. Hij was een Poolse Franciscaan die werd vermoord in Auschwitz nadat hij de plaats had ingenomen van een andere gevangene omdat deze kinderen had. De gevangene overleefde het kamp en was aanwezig bij de heiligverklaring van Maximiliaan Kolbe door de Poolse paus Johannes Paulus II in 1982.

Interieur van de kerk. Links de Cappella della Madonna del Miracolo.

Verreweg de beroemdste kunstvoorwerpen in de kerk zijn twee marmeren beelden van engelen van de hand van Gian Lorenzo Bernini (1598-1680). Bernini maakte ze eigenlijk voor de Ponte Sant’Angelo, de brug bij de Engelenburcht, maar daar zijn ze nooit geplaatst. Paus Clemens IX (1667-1669) vond ze te mooi om aan de elementen bloot te stellen. Het liefst had hij de beelden meegenomen naar Pistoia, de stad waar hij vandaan kwam (zie Pistoia: San Domenico), maar zijn dood voorkwam dat. De beelden bleven zo in het bezit van de familie Bernini totdat Bernini’s neef Prospero ze in 1729 aan de kerk van Sant’Andrea delle Fratte schonk. Ze werden achter in de kerk neergezet, dicht bij het koor en het hoogaltaar. De engel aan de linkerzijde houdt de doornenkroon vast die Christus op het hoofd kreeg gedrukt, terwijl de engel rechts de titulus in handen heeft. Dit bordje was tijdens de kruisiging van Christus aan het kruis bevestigd en toonde de letters INRI: IESVS NAZARENVS REX IVDEORVM, Jezus van Nazareth, koning van de Joden.[1] Het verhaal gaat dat Bernini zelf beweerde dat zijn zoon Paolo de engel met de titulus had gemaakt. Nu was Paolo inderdaad ook een beeldhouwer, maar hij miste de gave van zijn vader. De engel is dan ook zeker van Bernini zelf.

Bernini’s engel met de doornenkroon.

Bernini’s engel met de titulus.

De kapel in het linker dwarsschip is gewijd aan Sint Anna, de moeder van de Maagd. Het ontwerp van de kapel is van de half-Nederlandse architect Luigi Vanvitelli (1700-1773), de zoon van een Italiaanse vrouw en de Nederlandse schilder Caspar van Wittel (1653-1736; de naam ‘Van Wittel’ werd ‘Vanvitelli’ in het Italiaans). Het beeld bij altaar stelt de stervende Sint Anna voor, gemaakt door Giovanni Battista Maini (1690-1752). Ik had sterk het idee het beeld al eens eerder gezien te hebben, hoewel ik de Sant’Andrea delle Fratte in juli 2024 voor het eerst bezocht. Al snel bleek dat het beeld een vrij letterlijke kopie is van een beeld van Bernini, dat van de Zalige Ludovica Albertoni in de kerk van San Francesco a Ripa. Maini’s werk is misschien niet erg origineel, maar het is wel uitstekend uitgevoerd. In de buurt van de kapel vinden we nog het graf de Zwitserse schilderes Angelika Kauffmann (1741-1807), die in Rome overleed en in deze kerk werd begraven.

Stervende Sint Anna – Giovanni Battista Maini.

Veel schilderwerk in de kerk werd verzorgd door een schilder die in de bronnen doorgaans Pasquale Marini wordt genoemd. Die naam leverde mij weinig zoekresultaten op. Zijn volledige naam was Andrea Pasqualino Marini, afkomstig uit Recanati in de Marche, waar hij rond 1660 werd geboren. Aangenomen wordt dat hij na 1712 overleed, maar een precies sterfjaar is niet bekend. Marini’s fresco aan de binnenzijde van de koepel doet denken aan de Tenhemelopneming van de Maagd van Correggio in de kathedraal van Parma. Het thema is hetzelfde, maar het fresco van Correggio maakt toch meer indruk. Het fresco in de schelp van de apsis is eveneens van Marini. Het stelt de Wonderbaarlijke Vermenigvuldiging voor, een wonder waarin de apostel Andreas een rol speelde. Onder het fresco wordt een stukje uit het Evangelie volgens Johannes geciteerd: “Andreas (…) zei: ‘Er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen’” (Johannes 6:8-9). Hoewel Andreas betwijfelde of dit genoeg is voor de menigte (“wat hebben we daaraan voor zo veel mensen?”), bleken de vijf broden en twee vissen voldoende om vijfduizend mannen te voeden. Er was nog eten over ook.

Koepelfresco van Andrea Pasqualino Marini.

De drie grote schilderijen in de apsis gaan over het martelaarschap van Andreas. De apostel wordt gekruisigd aan een kruis dat de vorm heeft van een X. Zie daar de oorsprong van het naar de apostel vernoemde Sint Andreaskruis. De doeken zijn niet van Marini, maar van respectievelijk Giovanni Battista Leonardi (of Lenardi; 1656-1704), Lazzaro Baldi (ca. 1624-1703) en Francesco Trevisani (1656-1746).

Apsis van de kerk, met het fresco van Marini en de doeken van Leonardi, Baldi en Trevisani.

Bronnen

  • Capitool Reisgidsen Rome, 2009, p. 132;
  • Luc Verhuyck, SPQR. Anekdotische reisgids voor Rome, p. 261-262;
  • Sant’Andrea delle Fratte op Churches of Rome Wiki.

Noot

[1] Volgens Johannes 19:19-20 was de tekst niet alleen in het Latijn, maar tevens in het Hebreeuws en Grieks.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.