Napels: Santa Maria del Carmine

Santa Maria del Carmine met haar beroemde klokkentoren.

De omgeving van de kerk van Santa Maria del Carmine bruist van de geschiedenis. De kerk staat aan de Piazza del Carmine, die in feite een uitloper is van de grotere Piazza del Mercato. Dit plein werd, zoals de naam ervan al aangeeft, vanaf het laatste kwart van de dertiende eeuw gebruikt voor markten. De Piazza del Mercato was echter ook ruim vijfhonderd jaar lang de plek waar openbare terechtstellingen werden uitgevoerd. Dat begon in 1268 met de executie van Koenraad van Zwaben, de laatste koning van Sicilië uit het Huis van Hohenstaufen. In 1799 en 1800 werden hier de leiders van de Parthenopeïsche Republiek terechtgesteld. Deze republiek was in feite een Franse satellietstaat.[1] Toen eind 1798 Franse troepen Napels naderden, was koning Ferdinand IV van Bourbon naar Palermo gevlucht.[2] Vervolgens werd op 23 januari 1799 de republiek uitgeroepen. Uiteindelijk hielden de republikeinen het slechts een half jaar vol en kon koning Ferdinand naar Napels terugkeren. Er volgden 105 doodsvonnissen, waarvan er 99 ook daadwerkelijk werden uitgevoerd.

Na het herstel van de monarchie richtte Ferdinand zijn pijlen op de zeventiende-eeuwse opstandelingenleider Masaniello, die in de Santa Maria del Carmine was begraven. Masaniello was een visser die was geboren in een huis achter de Piazza del Mercato. Hij had in 1647 een opstand tegen de Spaanse onderkoning van Napels geleid die op het grote marktplein was begonnen. Masaniello werd aangesteld als kapitein-generaal van het volk, maar vertoonde toen al tekenen van krankzinnigheid. Hij werd uiteindelijk op 16 juli 1647 in het klooster van Santa Maria del Carmine doodgeschoten en later in de kerk begraven. Ruim 150 jaar rustte zijn gebeente daar, totdat Ferdinand IV – die weinig sympathie kon opbrengen voor revolutionairen van welke snit dan ook – het na het opdoeken van de Parthenopeïsche Republiek liet opgraven en verwijderen.

Geschiedenis en bezienswaardigheden

Het Barokke interieur van de kerk.

De geschiedenis van deze kerk van de Karmelieten in Napels gaat terug tot de dertiende eeuw. Van de oorspronkelijke Gotische kerk is echter weinig meer over. In de fraaie apsis vinden we veel ingelegd marmer uit de zeventiende eeuw van de hand van Cosimo Fanzago (1591-1678). Het huidige interieur van de kerk dateert van de achttiende eeuw en is het resultaat van een grondige verbouwing in Barokstijl tussen 1753 en 1766. Deze verbouwing stond onder leiding van de lokale architect Nicola Tagliacozzi Canale (1691-1763). De gevel van de Santa Maria del Carmine werd in 1766 voltooid en is een werk van Giovanni del Gaizo (1715-1796). Aan de rechterzijde staat de belangrijkste blikvanger van de kerk, te weten haar klokkentoren. Deze toren uit de zeventiende eeuw is 75 meter hoog en kan vanaf vele plekken in Napels worden gezien. Hoewel de toren grotendeels een creatie is van de architect Giovanni Giacomo Conforto (1569-1630), werd hij pas in 1631 voltooid door Fra Giuseppe Nuvolo (1570-1643), die de karakteristieke spits met de majolicategels toevoegde. Hoewel hij een monnik was, behoorde Fra Giuseppe niet tot de Karmelieten, maar tot de Dominicanen.

Het achttiende-eeuwse interieur van de kerk is verrijkt met fresco’s en schilderijen van grote namen als Francesco Solimena (1657-1747) en Mattia Preti (1613-1699). Het cassetteplafond is fraai, maar het raakte zwaar beschadigd door geallieerde bombardementen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na afloop van de oorlog is het grondig en kundig gerestaureerd. Helemaal achter in de apsis van de kerk vinden we het voorwerp dat vanuit religieus oogpunt het allerbelangrijkst is: de zogenaamde Madonna Bruna (afbeelding hier). Ieder jaar staat dit icoon centraal tijdens het Festa del Carmine, dat op 16 juli wordt gevierd (niet toevallig ook de dag dat Masaniello werd gedood; hij betrad de Santa Maria del Carmine op het moment dat daar een mis ter gelegenheid van het feest werd gevierd). Hoewel nog steeds wel het verhaal wordt verkondigd dat het icoon door Karmelieten werd meegenomen toen ze door de moslims werden verdreven uit het Heilige Land, gaat het in werkelijkheid om een werk uit de Toscaanse school van eind dertiende, begin veertiende eeuw. Tevens vinden we een houten crucifix in de kerk (afbeelding hier) waaraan een wonder wordt toegeschreven. Toen Napels in 1439 werd gebombardeerd zou Christus aan het kruis het hoofd hebben gebogen om een kanonskogel te ontwijken.

Konradijn

In de introductie van deze bijdrage is Koenraad van Zwaben al genoemd. Doorgaans wordt hij Konradijn genoemd, enerzijds om hem te onderscheiden van zijn vader (die ook Koenraad heette), anderzijds om zijn jonge leeftijd te benadrukken. Om zijn geschiedenis goed te kunnen begrijpen moeten we een eind teruggaan in de geschiedenis, iets wat ik al eerder heb gedaan. In 1130 was het Normandische koninkrijk Sicilië tot stand gekomen toen Rogier II de Hauteville in de kathedraal van Palermo werd gezalfd door een legaat van tegenpaus Anacletus II (de rechtmatige paus, Innocentius II, erkende het koninkrijk in het Verdrag van Mignano van 1139). Het koninkrijk bestond niet alleen uit het eiland Sicilië, maar tevens uit heel Italië ten zuiden van de rivier de Garigliano. Na de dood van koning Willem II ‘de Goede’ in 1189 ontstond er een opvolgingscrisis in dit koninkrijk. Willem was kinderloos gestorven, en na vijf jaar van strijd ging de kroon over op Constance van Sicilië, een postume dochter van Willems grootvader, de genoemde koning Rogier II. Constance was gehuwd met keizer Hendrik VI van het Heilige Roomse Rijk, die nu tevens koning van Sicilië werd. Met hem begint de dynastie van de Hohenstaufen op Sicilië.

Beeld van Konradijn door Bertel Thorvaldsen.

De grootste vorst uit deze dynastie was Hendriks zoon Frederik II, ook bekend als stupor mundi, “verwondering der wereld”. Tijdens zijn lange regering had Frederik het voortdurend aan de stok met de pausen Gregorius IX (1227-1241) en Innocentius IV (1243-1254). In 1250 kwam de grote vorst te overlijden. Zijn zoon Koenraad volgde hem vier jaar later naar het graf, slechts 26 jaar oud. De kroon ging vervolgens naar Koenraads twee jaar oude zoontje Konradijn. De werkelijke macht in het koninkrijk was echter in handen van Manfred, de favoriete buitenechtelijke zoon van Frederik II. Vanaf 1258 noemde hij zich officieel koning van Sicilië.

Deze situatie was niet naar de smaak van de pausen Alexander IV (1254-1261) en Urbanus III (1261-1264). Zij hadden nooit veel opgehad met de dynastie van de Hohenstaufen en wat hen betreft was de troon van Sicilië vacant. In zijn zoektocht naar een geschikte troonopvolger vond Urbanus – die eigenlijk Jacques Pantaléon heette – zijn landgenoot Karel van Anjou (ca. 1226-1285), de jongere broer van de van de Franse koning Lodewijk IX. Karel nam de handschoen op en werd op 5 januari 1266 door vijf Romeinse kardinalen gekroond tot koning van Sicilië (Paus Clemens IV, de opvolger van Urbanus en eveneens een Fransman, verbleef in Viterbo). Hij versloeg met zijn leger op 26 februari 1266 dat van Manfred in de slag bij Benevento. Manfred sneuvelde en Karel werd de nieuwe koning van Sicilië. De jonge Konradijn probeerde twee jaar later nog de macht over het koninkrijk terug te winnen, maar op 23 augustus 1268 werd hij verslagen bij Tagliacozzo. Konradijn werd gevangen genomen en op 29 oktober 1268 op de Piazza del Mercato onthoofd. Hij was bij zijn dood slechts zestien jaar oud.

Mede door toedoen van zijn moeder Elisabeth van Beieren (ca. 1227-1273) kreeg Konradijn een waardige begrafenis in de nabijgelegen kerk van Santa Maria del Carmine. In het schip van de kerk vinden we aan de linkerzijde een beeld van de jonge koning. Zijn gebeente wordt naar verluidt in de sokkel van het beeld bewaard. Dat beeld is overigens bepaald geen dertiende-eeuws werk. Het werd in 1847 gemaakt door de Deense beeldhouwer Bertel Thorvaldsen (1770-1844). De opdrachtgever was de Beierse kroonprins Maximiliaan, zoals ook keurig op de sokkel vermeld staat. In de kloostergang naast de kerk kwam ik een grafmonument tegen dat heel goed wel van de dertiende of veertiende eeuw zou kunnen dateren. We zien een liggende gestalte met een zwaard op de buik en twee hondjes bij de voeten. Ik heb geen naam van de overledene kunnen achterhalen, dus wie de identiteit van de man kan onthullen kan hieronder een reactie achterlaten.

Grafmonument in het klooster.

Mijn Capitool reisgids voor Napels (editie 2018, p. 77) vormde de basis van deze bijdrage. Aanvullende informatie kwam uit John Julius Norwich, Sicily, p. 220-225 en van Basilica santuario di Santa Maria del Carmine Maggiore – Wikipedia.

Noten

[1] Zie voor de Parthenopeïsche Republiek ook John Julius Norwich, Sicily, p. 220-225.

[2] Hij was tevens Ferdinand III van Sicilië. Tussen 1816 en 1825 regeerde hij als Ferdinand I van de Twee Siciliën.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.