Sant’Eligio Maggiore is de eerste kerk in Napels die de nieuwe dynastie van de Angevijnen in de stad liet bouwen. Stichter van de dynastie was Karel van Anjou (ca. 1226-1285), de jongere broer van de Franse koning Lodewijk IX. Hij versloeg in 1266 koning Manfred van Sicilië – Napels was onderdeel van het koninkrijk Sicilië – en twee jaar later diens neef Koenraad van Zwaben, beter bekend als Konradijn. Konradijn werd gevangen genomen en op de Piazza del Mercato, net ten oosten van de Sant’Eligio, onthoofd (zie Napels: Santa Maria del Carmine). Na al dit bloedvergieten was het voor koning Karel tijd om aan nation building te gaan doen. Hij begon in 1270 met de bouw van een gasthuis en een kerk, gewijd aan de Franse heilige Sint Eligius (588-660). Eligius was in de zevende eeuw bisschop van Noyon en geldt als de beschermheilige van de goudsmeden. Tevens nam Karel de ontwikkeling van de Piazza del Mercato ter hand. Hij maakte van het plein een belangrijk commercieel centrum.
De Sant’Eligio Maggiore raakte zwaar beschadigd tijdens een geallieerd bombardement op 4 maart 1943. Na de oorlog werd besloten de Barokke elementen niet te herstellen en de kerk weer haar oorspronkelijke Gotische uiterlijk terug te geven. Wat we vandaag de dag zien, is dus grosso modo het Angevijnse bouwwerk uit de dertiende eeuw, opgetrokken uit tufsteen en pipernosteen. Wie de kerk vanaf de Piazza del Mercato benadert, ziet eerst de indrukwekkende apsis en het dwarsschip (foto hierboven). Links van de kerk loopt de Via Sant’Eligio, waar we een zijingang met Gotisch portaal vinden die toegang geeft tot het gebouw. De boog boven de weg staat bekend als de Arco di Sant’Eligio, met aan beide kanten een klok. De klokkentoren van de kerk dateert van de vijftiende eeuw. Ongetwijfeld heeft de Sant’Eligio Maggiore aan de voorzijde een gevel, maar omdat de kerk dicht tegen andere gebouwen aan staat, is daarvan niets te zien.
Het interieur van de kerk is zeer eenvoudig. We zien hoge Gotische spitsbogen en grijze en gele steen. Tot de interessantere decoraties behoren de twee lange zijden van een sarcofaag uit de veertiende eeuw. De Latijnse tekst op de sarcofaag vertelt ons wie de overledene was, namelijk Bolectus (Boletto) de Planca, gestorven in 1341. Bolectus was ridder (miles) en seneschalk (senascallus) van het gasthuis van Filips van Anjou, prins van Taranto (ca. 1278-1332). Deze Filips was op zijn beurt een zoon van koning Karel II (1285-1309) en een broer van koning Robert (1309-1343). De sarcofaag wordt toegeschreven aan de Maestro di Cava, medewerker van de Toscaanse beeldhouwer Tino di Camaino (ca. 1285-1337). Bolectus is zelf ook afgebeeld: hij is de knielende figuur links van de Madonna met het Kind. De jonge bisschop links van hem zou heel goed Sint Lodewijk van Toulouse kunnen zijn. Lodewijk van Anjou (1274-1297) was de tweede zoon van koning Karel II en op enig moment ook de troonopvolger. Hij gaf echter de voorkeur aan een leven als geestelijke. In 1317 werd hij heilig verklaard.
Mijn reisgids beloofde mij fresco’s van schilders uit de school van Giotto (ca. 1266-1337), de grote Florentijnse vernieuwer. Deze fresco’s bevinden zich in de extra beuk naast de linker zijbeuk. Helaas verkeren ze in erbarmelijke staat en is er nauwelijks chocola van de maken. We zien een bisschop die van twee engelen een mijter krijgt (Sint Eligius? Sint Lodewijk van Toulouse?) en een Annunciatie (afbeeldingen hieronder). Op een derde fresco is Christus afgebeeld. Met zijn rechterhand geeft hij zijn zegen terwijl hij in zijn linkerhand een opengeslagen boek houdt. Het beste fresco is te vinden op een zuil in het middenschip. We zien een paus die een tweeluikje vasthoudt met daarop de hoofden van Petrus en Paulus. Volgens de Lonely Planet gaat het om een portret van Paus Urbanus V (1362-1370). Ik moest bij het fresco inderdaad denken aan een portret van deze paus door Simone dei Crocifissi (ca. 1330-1399) dat zich in de Pinacoteca Nazionale in Bologna bevindt. Dat portret is overigens wel van aanzienlijk hogere kwaliteit.
Urbanus V was omstreeks 1310 geboren in de Languedoc als Guillaume de Grimoard. Hij was dus een Fransman. In zijn tijd resideerden de pausen niet in Rome, maar in Avignon. Zijn voorganger Innocentius VI (1352-1362) stuurde Guillaume als gezant naar Napels, wat de aanwezigheid van zijn portret in de bijzonder Franse kerk van Sant’Eligio zou kunnen verklaren. Na het overlijden van Innocentius werd Guillaume zelf tot paus gekozen. Als Urbanus V zorgde hij in 1367 voor de terugkeer van het pausdom naar Rome. Drie jaar later keerde hij echter alweer terug naar Avignon, vanwege ontwikkelingen in de Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk en onder druk van de Franse kardinalen. Pas in 1377 keerde het pausdom definitief naar de Eeuwige Stad terug.
Mijn Capitool reisgids voor Napels (editie 2018, p. 77) vormde de basis van deze bijdrage.