Napels: Castel Nuovo

Het Castel Nuovo.

De wat al te enthousiaste medewerker van het Castel Nuovo legde mij in overdreven Engels uit dat er voor een bezoek aan dit Napolitaanse kasteel twee mogelijkheden waren. Ik kon natuurlijk een gewoon kaartje kopen voor zes euro en dan zou ik zelf door een deel van het complex mogen zwerven. Een veel betere optie was volgens hem echter om voor het ‘hele pakket’ te gaan voor zestien euro. Dan kreeg ik een rondleiding met een Engelssprekende gids en zou ik ook in de kerkers komen en op het dak. Omdat de volgende rondleiding pas over anderhalf uur zou beginnen, besloot ik voor het normale kaartje te kiezen. Ik geloof dat dat wel een goede keuze was. Op internet lees ik namelijk nogal wat meningen van mensen die de rondleidingen zwaar vonden tegenvallen. Haastwerk, nauwelijks extra informatie, slecht Engels, oninteressante bouwdelen. Daar staat tegenover dat het personeel de rondleiding zeer serieus neemt. Ik liep per ongeluk een ruimte binnen waar de rondleiding in het Italiaans werd gehouden en werd nog net niet weer naar buiten geduwd door een zwaar getatoeëerde arm.

Geschiedenis

De opdracht voor de bouw van het Castel Nuovo of ‘nieuwe kasteel’ was afkomstig van Karel van Anjou, die in 1266 koning van Sicilië was geworden. Tot het koninkrijk Sicilië behoorde destijds vrijwel geheel Zuid-Italië. Als koning prefereerde Karel Napels boven Palermo en hij maakte van de Campaanse stad de facto zijn hoofdstad. Die hoofdstad kende reeds twee belangrijke kastelen: het Castel dell’Ovo en het Castel Capuano. Het eerstgenoemde kasteel had wortels die teruggingen tot de klassieke oudheid, maar dateerde als kasteel van de twaalfde eeuw. Het was gebouwd door de Normandische koning Rogier II van Sicilië (1130-1154). Het was Rogiers zoon Willem I ‘de Slechte’ (1154-1166) die verantwoordelijk was voor de bouw van het Castel Capuano, terwijl zijn kleinzoon Frederik II van Hohenstaufen (1198-1250) het kasteel grondig liet verbouwen. Karel van Anjou versloeg in 1266 de laatste Hohenstaufen-heerser Manfred en nam de macht in het koninkrijk over. Hij wilde een nieuw kasteel in Napels waar hij zijn hof kon vestigen en koos voor een plek dicht bij de zee.

Het Castel Nuovo.

De bouw van het Castel Nuovo begon in 1279 onder leiding van Franse architecten. Drie jaar later was het klaar. Karel heeft er helaas niet van kunnen genieten: in 1282 brak op Sicilië een grote opstand uit en tot aan zijn dood in 1285 was de koning vooral bezig met oorlog voeren.  Omdat het Castel Nuovo het kasteel van de Angevijnse dynastie was, wordt het ook wel de Maschio Angioino (Angevijnse burcht) genoemd. Karels opvolgers breidden het kasteel uit en verfraaiden het, waarbij zijn kleinzoon Robert de Wijze (1309-1343) belangrijke kunstenaars uit Rome en Toscane liet overkomen. Toch is van het Angevijnse kasteel maar weinig bewaard gebleven. Eigenlijk kan alleen de paleiskapel of Cappella Palatina nog enigszins als origineel worden beschouwd. Koning Alfonso V van Aragon, die tussen 1416 en 1458 koning van Sicilië was en tussen 1442 en 1458 tevens koning van Napels, gaf het kasteel namelijk een geheel nieuw uiterlijk.

Alfonso’s triomfantelijke intocht in Napels vond op 26 februari 1443 plaats. Daarna zette hij de Catalaanse architect Guillem Sagrera (ca. 1380-1456), afkomstig van Mallorca, aan het werk om het Castel Nuovo te herbouwen. Vier vierkante torens werden getransformeerd in ronde torens en een vijfde toren werd toegevoegd. Het nieuwe kasteel was niet alleen een imposant verdedigingswerk. Het werd tevens verfraaid met een marmeren triomfboog tussen twee torens waarop de feestelijke intocht van de koning is afgebeeld. Ook zien we beelden van de vier deugden, van de koning zelf in toga en bovenop een beeld van de aartsengel Michael. Het beeldhouwwerk is van Francesco Laurana (ca. 1430-1502) en anderen, onder wie Domenico Gagini (ca. 1420-1492) en Isaia da Pisa. Helaas is de triomfboog tegenwoordig ingepakt in een soort net, waarschijnlijk om het beeldhouwwerk tegen duiven te beschermen.

Triomfboog van het Castel Nuovo.

Koning Alfonso stierf in 1458 en maakte de voltooiing van de werkzaamheden niet meer mee. Hij werd op de Napolitaanse troon opgevolgd door zijn buitenechtelijke zoon Ferdinand I, beter bekend als Ferrante. Het begin was moeilijk voor Ferrante. Paus Calixtus III en de Franse koning Lodewijk XI steunden zijn claim op de troon niet en kozen de kant van Jan van Anjou uit de Angevijnse dynastie. Ferrante wist stand te houden, en na de dood van Calixtus III op 6 augustus 1458 braken gunstigere tijden aan. Op 4 februari 1459 werd hij formeel tot koning van Napels gekroond in de kathedraal van Barletta. Koning Ferrante moest vervolgens nog tweemaal een opstand van zijn baronnen bedwingen, die zich verzetten tegen zijn beleid van centralisatie van de macht. Na de laatste opstand te hebben neergeslagen nodigde hij de baronnen in 1486 of 1487 uit in de grote zaal van het Castel Nuovo, zogenaamd voor een huwelijk van zijn nichtje, maar in werkelijkheid om met hen af te rekenen. De baronnen die zich in goed vertrouwen in de naar hen genoemde Sala dei Baroni meldden werden door Ferrantes soldaten gearresteerd en in veel gevallen terechtgesteld. Ferrante stond erom bekend dat hij de lichamen van terechtgestelde vijanden liet balsemen en bewaren in een mummiemuseum in zijn paleis. Hij zal dat in dit geval ongetwijfeld ook hebben gedaan, maar gelukkig zijn hier in het Castel Nuovo geen sporen van bewaard gebleven.

Sala dei Baroni.

Het koninkrijk Napels werd in 1501 ingelijfd door Frankrijk en in 1504 door Spanje. De Spaanse onderkoningen verwaarloosden het kasteel en gebruikten het in de zeventiende eeuw als gevangenis. De Bourbonkoningen van Napels, die vanaf 1734 op de troon zaten, hadden iets meer respect voor het Castel Nuovo en lieten restauraties uitvoeren. Ze woonden echter elders, in door henzelf gebouwde moderne paleizen. Het Castel Nuovo was dus vooral een monument van het verleden geworden. Pas aan het begin van de twintigste eeuw werd een poging gedaan het kasteel in zijn originele – dat wil zeggen vijftiende-eeuwse – staat terug te brengen. Allerhande gebouwen die in de loop der eeuwen tegen het Castel Nuovo aangebouwd waren, gingen tegen de vlakte. Vandaag de dag ziet het kasteel er nog steeds indrukwekkend uit.

Op zoek naar Giotto

Binnenplaats met de trap naar de Sala dei Baroni en de Cappella Palatina.

Na het kopen van een kaartje liep ik direct door naar de paleiskapel of Cappella Palatina. De kapel valt direct op vanwege het feit dat ze tamelijk smal, maar enorm hoog is. De meeste van mijn bronnen melden dat het gebouw is gewijd aan Sint Barbara, de schutspatroon van de artilleristen (een goede keuze voor een fort). De Cappella Palatina heeft aan de buitenzijde een mooi Renaissanceportaal met een timpaan van de al genoemde Francesco Laurana. Het grote Gotische roosvenster is eveneens fraai. Het dateert van ca. 1470 en is een werk van de Catalaanse architect Matteo Forcimanya. Ik bezocht de kapel in de eerste plaats vanwege de overblijfselen van fresco’s van de grote Florentijnse schilder Giotto (ca. 1266-1337) en zijn medewerkers. Van Giotto is bekend dat hij van december 1328 tot december 1333 in Napels verbleef, waar hij werkte als hofschilder voor koning Robert de Wijze en onder meer diens kerk van Santa Chiara verfraaide.[1] Het werk in de Cappella Palatina moet aan het begin van 1329 van start zijn gegaan, want in februari van dat jaar ontving Giotto een eerste betaling hiervoor. Rond 1332 zal het werk klaar zijn geweest. Giotto zette het werk voort dat de eveneens Toscaanse schilder Montano d’Arezzo was begonnen (zie voor hem Napels: De Duomo). Van dat werk is niets bewaard gebleven.

Niet dat er nu veel van de fresco’s van Giotto in de Cappella Palatina bewaard is gebleven. Het is bekend dat op de muren voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament geschilderd waren. Giotto schilderde waarschijnlijk ook een altaarstuk, met daarop mogelijk de Tenhemelopneming van de Maagd en haar Kroning in de Hemel (de kapel was destijds nog niet aan Sint Barbara, maar aan Maria gewijd). Het interieur van de kapel moet prachtig zijn geweest, maar helaas zien we hier vandaag de dag nauwelijks iets van terug. Koning Ferrante zette de door zijn vader Alfonso begonnen verbouwing van het Castel Nuovo door en omstreeks 1470 gingen bij deze bouwwerkzaamheden de fresco’s van Giotto grotendeels verloren.[2] Alleen bij de ramen zien we nog enkele restanten van schilderwerk: plantmotieven en hoofden van mensen. Het is niet heel waarschijnlijk dat Giotto deze tamelijk secundaire fresco’s zelf heeft geschilderd. In 1329 was hij al ruim in de zestig en stond hij aan het hoofd van een groot atelier. Dit deel van de fresco’s zal door assistenten zijn gedaan. Een van hen was waarschijnlijk Maso di Banco.

Restanten van fresco’s uit het atelier van Giotto.

Restanten van fresco’s uit het atelier van Giotto.

Tabernakel van Domenico Gagini.

De Cappella Palatina wordt tegenwoordig vooral als tentoonstellingsruimte gebruikt. Ik zal de opgestelde moderne kunst hier buiten beschouwing laten en me richten op werken met een zekere historische waarde. Dat zijn in de eerste plaats losgemaakte veertiende-eeuwse fresco’s die een engelenkoor voorstellen. De onbekende Napolitaanse schilder werd ongetwijfeld beïnvloed door de stijl van Giotto, maar de fresco’s zijn van zeer matige kwaliteit. Dat geldt niet voor een mooi tabernakel van Domenico Gagini. Het tabernakel heeft veel prachtige details: een Madonna met Kind, God de Vader, profeten, de Annunciatie, knielende mensen en engelen bij de Madonna en een nogal verweerd reliëf met voorstellingen uit Genesis. In de kapel stond nog een tweede Madonna met Kind opgesteld. Het was duidelijk eveneens een werk van hoge kwaliteit. Ik nam er een foto van, maar verzuimde ook de bordjes met begeleidende tekst te fotograferen. Mijn idee om thuis op te zoeken wat ik gezien had, bleek al snel hopeloos naïef. Misschien is het een beeld van Laurana, ik weet het niet.

Giotto en zijn medewerkers werkten ook aan fresco’s in de ‘geheime kapel’ (Cappella Segreta) van het kasteel. Het lijkt erop dat die hele kapel verdwenen is, en de fresco’s zijn dat zeker. Dat geldt helaas ook voor al Giotto’s werk in de Sala dei Baroni, die men bereikt via een trap op de binnenplaats van het kasteel. Dankzij een bron uit ongeveer 1350 weten we welke negen illustere mannen Giotto op de muren liet verschijnen.[3] Het waren Alexander de Grote, koning Salomo, Hector, Aeneas, Achilles, Paris, Hercules, Samson en Julius Caesar. Hector was vergezeld van de amazone Penthesilea, die werd gedood door Achilles. Achilles werd op zijn beurt vergezeld door Polyxena, een Trojaanse prinses die volgens een bepaalde traditie op zijn graf werd geofferd. Koning Alfonso liet Guillem Sagrera de grote zaal tussen 1453 en 1457 verbouwen. Alle fresco’s gingen hierbij verloren; er is geen spoortje van bewaard gebleven en we kunnen alleen speculeren hoe de illustere mannen en de vrouwen eruit hebben gezien. Schrale troost is dat we nog wel het vijftiende-eeuwse plafond kunnen bewonderen. Dit bestaat uit een tamelijk spectaculair ribgewelf met een oculus en zestien ribben, die gezamenlijk een ster of bloem vormen. Tegenwoordig vergadert de gemeenteraad van Napels in deze nogal donkere zaal.

Plafond in de Sala dei Baroni.

Museo Civico

Bronzen deur van het Castel Nuovo.

In het Castel Nuovo is sinds 1990 ook het Museo Civico van Napels gevestigd. Het museum is klein en er hangen geen werken die diepe indruk op me hebben gemaakt. Het interessantste voorwerp vond ik de originele bronzen deuren van het kasteel die koning Ferrante liet maken na zijn overwinning in de eerste Baronnenoorlog (1459-1465). De deuren dateren van ca. 1475 en werden gemaakt door Guglielmo Monaco (gestorven 1489), een monnik en beeldhouwer die actief was aan het Aragonese hof in Napels. De deuren bevatten zes panelen waarop te zien is hoe Ferrante de opstand neerslaat. In het paneel linksonder is een kanonskogel te zien. Vermoedelijk is die daar als volgt gekomen. Napels werd in 1495 ingenomen door de Franse koning Karel VIII. Karel nam de deuren mee als buit, maar onderweg naar Frankrijk werd zijn vloot aangevallen door schepen uit Genua. Tijdens de gevechten raakte een Genuese kogel de bronzen deuren. De Genuezen wonnen de zeeslag en brachten de deuren weer terug naar Napels.

Van de overige werken in het museum wil ik nog een vijftiende-eeuwse paneelschildering van een onbekende meester (misschien Francesco Pagano) noemen. We zien de Madonna met het Kind, Paus Sint Gregorius de Grote en Sint Benedictus. Aan de voeten van de Madonna knielt een figuur met tonsuur en bij de mond van Paus Gregorius lezen we de woorden ORO PRO POPVULO, “ik bid voor het volk”. Links van zijn hoofd zien we de duif van de Heilige Geest. Ook heel aardig is een vergulde reliekhouder van Sint Barbara. Ze is afgebeeld met de toren waarin haar vader haar opgesloten had. Het museum heeft ook veel werk uit de negentiende eeuw, van wisselende kwaliteit. Vanaf een klein balkon bij het museum hebben bezoekers een mooi uitzicht op de haven van Napels, met de Vesuvius op de achtergrond.

Madonna met het Kind, Paus Sint Gregorius de Grote en Sint Benedictus.

Uitzicht op de Vesuvius.

Noten

[1] Zie Francesca Flores d’Arcais, Giotto, p. 346-351.

[2] Ross King, The Bookseller of Florence, p. 246.

[3] Francesca Flores d’Arcais, Giotto, p. 351.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.