Als kind kreeg ik ooit een geschiedenisboek waarin een plaatje van het praalgraf van hertog Filips de Stoute van Bourgondië stond. Ik weet nog dat ik diep onder de indruk was. Die kleuren! Dat realisme! Was dit echt een werk uit de – weliswaar late – middeleeuwen? Mijn beeld van de middeleeuwen, dat voorheen kon worden samengevat als ‘duizend jaar duisternis en ellende’, was direct gekanteld. Ik nam me voor ooit het praalgraf van Filips in het echt te zien. Decennia verstreken, en pas in de zomer van 2023 deed ik met mijn wederhelft het bruisende Dijon aan, de voormalige hoofdstad van het hertogdom. Natuurlijk moesten we een bezoek brengen aan het beroemde Musée des Beaux Arts, gevestigd in het oude hertogelijk paleis. In de zaal van de Wacht (salle des Gardes) vinden we daar het grafmonument van Filips zelf en dat van zijn zoon Jan zonder Vrees en diens wederhelft Margaretha van Beieren. Het monument voor Jan en Margaretha komt in een afzonderlijke bijdrage aan de orde. In deze bijdrage richt ik me uitsluitend op het praalgraf van hertog Filips.
Filips de Stoute
Filips de Stoute werd op 17 januari 1342 geboren in Pontoise, ten noorden van Parijs. Hij was de vierde zoon van koning Jan II van Frankrijk. Vader Jan regeerde van 1350 tot 1364 en verwierf de bijnaam ‘de Goede’, maar was in werkelijkheid een van de slechtste vorsten die Frankrijk ooit gekend heeft. Dat was overigens niet alleen zijn fout. Van zijn vader Filips VI (1328-1350) had Jan de Honderdjarige Oorlog met Engeland geërfd. Daarin had Frankrijk aanvankelijk nederlaag op nederlaag geleden. Jan probeerde in 1356 het tij te keren door met zijn leger bij Poitiers de confrontatie met de Engelsen aan te gaan. Het resultaat was een desastreuze nederlaag, waarbij de Franse koning zelf gevangen genomen werd. De veertienjarige Filips vocht tijdens de slag dapper aan de zijde van zijn vader en verwierf daarmee de bijnaam le Hardi, de Stoute (i.e. Stoutmoedige). Net als zijn vader werd Filips gevangen genomen en leefde hij enkele jaren in tamelijk comfortabele gevangenschap in Engeland. Op 6 september 1363 beloonde koning Jan zijn zoon met een zogenaamde apanage: Filips kreeg het hertogdom Bourgondië in leen. Omdat de vorige hertog toevallig ook Filips had geheten – Filips van Rouvres – werd Filips de Stoute automatisch Filips II.
De nieuwe hertog was een slimme machtspoliticus. In 1369 trouwde hij met Margaretha van Male, de dochter van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. Uit het huwelijk werd al in 1371 een zoon geboren, die naar zijn koninklijke grootvader Jan werd genoemd, de latere Jan zonder Vrees. Vlaanderen was een rijk graafschap, met grote en bloeiende steden als Brugge en Gent. Die steden waren echter vaak lastig en opstandig, met als gevolg dat Filips zijn schoonvader nog wel eens militair te hulp moest schieten. Daarbij hielp het dat de hertog grote invloed had op zijn jonge neef Karel VI, die in 1380 op slechts elfjarige leeftijd koning van Frankrijk was geworden (Karel was de zoon van Filips’ oudste broer, eveneens Karel geheten). Koning Karel VI, Filips de Stoute en Lodewijk van Male hakten op 27 november 1382 bij Westrozebeke een Vlaams rebellenleger onder leiding van Filips van Artevelde uit Gent in de pan, waarmee Vlaanderen voor Lodewijk, en daarmee ook voor Filips en zijn nageslacht, behouden bleef. Filips de Stoute zou zijn schoonvader opvolgen als graaf van Vlaanderen na diens dood begin 1384.
Filips’ invloed op koning Karel VI nam eind 1388 af toen Karel besloot voortaan nauwer samen te werken met zijn broer Lodewijk van Orléans (1372-1407). Dit was de kiem van het conflict tussen het Huis van Orléans en zijn bondgenoten de Armagnacs enerzijds en Bourgondië anderzijds. Een conflict dat zou leiden tot de moord op Lodewijk in 1407 en die op Jan zonder Vrees twaalf jaar later. Dat verhaal hoeft hier echter niet verteld te worden. Filips wist in 1392 iets van zijn invloed terug te winnen toen Karel VI tijdens een veldtocht plotseling krankzinnig werd. Hij is dan ook als Karel de Waanzinnige de geschiedenis ingegaan. Hoewel Karel nog wel eens heldere momenten had, was hij totaal niet meer in staat om het land te regeren. Dat deden de leden van zijn regentschapsraad, waarvan dus ook Filips de Stoute lid was. Uiteindelijk zou Karel de Waanzinnige pas in 1422 overlijden. Wijd en zij werd gefluisterd dat de in 1403 geboren Karel VII, die hem uiteindelijk dankzij de beroemde Jeanne d’Arc zou opvolgen, onmogelijk zijn zoon kon zijn.
Ook dit verhaal hoeft hier echter niet verteld te worden, al was het maar omdat Filips de Stoute in 1422 allang dood en begraven was. Bij leven had Filips altijd haast. Zijn motto was dan ook niet voor niets il me tarde (“ik kan niet wachten”). In razend tempo reisde de hertog van Dijon in Bourgondië naar Vlaanderen en terug. Hoewel de hertog geweld zeker niet schuwde, gaf hij toch altijd de voorkeur aan diplomatie. Zijn eigen huwelijk was diplomatiek gunstig geweest en dat gold ook voor de huwelijken van zijn kinderen. Zoon Jan trouwde met Margaretha, de dochter van Albrecht van Beieren. Albrecht was niet alleen hertog van Beieren, maar ook graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. Zijn zoon Willem trouwde met Filips’ dochter Margaretha van Bourgondië (1374-1441). In 1385 werd met grootste festiviteiten het dubbelhuwelijk tussen de vier jongelingen voltrokken te Kamerijk. Met het huwelijk kwamen Holland, Zeeland en Henegouwen binnen de Bourgondische invloedssfeer. Filips regelde verder rond 1388 dat de kinderloze hertogin Johanna van Brabant en Limburg – een schoonzus van zijn inmiddels overleden schoonvader Lodewijk van Male – erin bewilligde dat zij na haar dood zou worden opgevolgd door Filips’ zoon Anton van Bourgondië (1384-1415). Het Bourgondische Rijk begon duidelijk vorm te krijgen.
Het praalgraf
Filips de Stoute overleed op 27 april 1404 op 62-jarige leeftijd. Conform zijn wens werd hij begraven in de kerk van het door hem gestichte kartuizerklooster van Champmol, waarvoor in 1383 de eerste steen was gelegd. Het was zijn bedoeling van Champmol het mausoleum van de Bourgondische dynastie te maken, en bij een mausoleum horen natuurlijk praalgraven. Reeds in 1381 had Filips zijn hofbeeldhouwer Jean de Marville de opdracht gegeven een grafmonument van zwart marmer en beschilderde albast voor hem te ontwerpen. De maître imagier werkte samen met zijn assistenten aan het praalgraf tot aan zijn dood in 1389. Het werk werd vervolgens overgenomen door zijn belangrijkste assistent, een Hollander uit Haarlem met de naam Claus Sluter. Toen Filips de Stoute in 1404 het tijdige met het eeuwige verwisselde, was zijn grafmonument nog lang niet klaar. Dat was het ook niet toen Claus Sluter zelf in 1406 overleed. De beeldhouwer werd opgevolgd door zijn neef Claus van de Werve (gestorven 1439), die eveneens uit Haarlem afkomstig was (of, volgens een alternatieve traditie, uit Hattem). Het praalgraf werd gepolychromeerd door de Gelderse schilder Johan Maelwael (ca. 1370-1415). In 1410 werd het in het koor van de kloosterkerk geplaatst. Voor de goede orde: Filips is niet in het monument begraven; hij rustte in de grafkelder eronder.
Omdat er 29 jaar aan het grafmonument is gewerkt, is lastig te zeggen welke beeldhouwer waarvoor verantwoordelijk was. Het lijkt erop dat de meeste eer toch aan Claus van de Werve toekomt. Het Musée des Beaux Arts stelt dat de beroemde pleuranten (rouwende figuren) waarschijnlijk door Claus Sluter ontworpen zijn, maar bij diens dood waren er slechts twee van gereed. Claus van de Werve en zijn medewerkers realiseerden vervolgens de overige pleuranten, de gisant van de overledene (i.e. diens liggende gestalte), de engelen en de leeuw aan de voeten. Helaas is wat we vandaag de dag zien voor een groot deel een negentiende-eeuwse reconstructie. Na de Franse revolutie werd het klooster van Champmol ontruimd en deels afgebroken. De grafmonumenten van Filips de Stoute, Jan zonder Vrees en Margaretha van Beieren verhuisden in 1792 naar de kathedraal van Dijon. Een jaar later werden ze ontmanteld en deels verwoest. Veel pleuranten verdwenen naar antiekhandelaren. Het gevolg was dat toen de monumenten in de jaren 1820 gerestaureerd werden, er zeer veel elementen opnieuw gemaakt moesten worden. Van de gisant van Filips de Stoute waren bijvoorbeeld alleen de handen bewaard gebleven. De huidige gisant is dus een replica van net 200 jaar oud.
In 1827 werd het gerestaureerde praalgraf van Filips de Stoute op zijn huidige plek geplaatst in de zaal van de Wacht. Ondanks dat veel elementen niet origineel zijn, blijft het een schitterend monument. Filips ligt op zijn rug met gevouwen handen (die dus wel origineel zijn). Hij draagt een lang gewaad en heeft een lange scepter op de borst. Een belangrijk verschil met de originele gisant is dat Filips oorspronkelijk een harnas droeg. Dat is om mij onbekende redenen niet gerepliceerd. Wel zien we tussen de knielende engelen bij het hoofd van de hertog nog een ridderhelm. De engelen schijnen origineel te zijn, al zijn kwetsbare de vleugels gerestaureerd. Bij de voeten van de overledene zien we een leeuw liggen. Vergeet niet even te knielen om de driedimensionale pleuranten te bewonderen. De figuurtjes zijn levensecht en lijken wel te bewegen in een plechtige processie. En misschien nog wel belangrijker: ze zijn allemaal nog origineel. De belangrijkste afwezige is Margaretha van Male. Kennelijk is het nooit in Filips de Stoute opgekomen van het praalgraf een dubbelmonument te maken.
Dit is deel 15 in de serie ‘Grafmonumenten’. De informatie over het leven van Filips de Stoute kwam hoofdzakelijk uit Bart van Loo, De Bourgondiërs.