De kerken van Pergola

Tijdens onze laatste vakantie in Italië wilden we beslist eens iets ‘lokaals’ doen. Dingen zien die andere toeristen niet zo gauw zien, praten met Italianen, onszelf laten verrassen. Tijdens ons bezoek aan het alleraardigste stadje Pergola kregen we een vel papier in handen gedrukt waarin werd aangekondigd dat over enkele dagen Palazzi e chiese aperte plaats zou vinden. In de avond van 14 augustus 2024 zou een groot aantal palazzo’s en (voormalige) kerken in het stadje zijn deuren openen. Vrijwilligers zouden de bezoekers van informatie voorzien. Dit was precies wat we zochten, en op de 14e parkeerden we ruim voor negen uur ’s avonds onze auto in Pergola. Palazzi e chiese aperte stond op het punt van beginnen.

Santa Maria Assunta.

Dat je tijdens dit evenement binnenkomt in kerken die normaal gesproken hun deuren gesloten houden, bleek al meteen bij de eerste kerk die we binnenliepen, de Santa Maria Assunta dell’Oratorio. Volgens het blad met informatie dat we meenamen, was deze kerk recent gerestaureerd en werd ze alleen op verzoek of voor speciale evenementen geopend. Santa Maria Assunta werd gebouwd door Oratorianen of Padri Filippini. De Congregatie van het Oratorium werd in 1575 gesticht door Filippo Neri (1515-1595), bijgenaamd de Apostel van Rome. Neri was in Florence geboren. In 1534 was hij als pelgrim naar Rome gekomen en in 1551 was hij daar op 36-jarige leeftijd tot priester gewijd. De man was een heus fenomeen. Hij eiste van zijn volgelingen dat ze zichzelf vernederden door zich in lompen te hullen en zelfs een vossenstaart tussen hun benen te dragen. Veel van deze volgelingen waren jonge Romeinse edellieden en Neri legde hun de verplichting op om handwerk te doen. Voor die tijd was dat ongehoord. Filippo Neri was zeker niet bang om controversieel te zijn (zie Rome: Chiesa Nuova).

De Oratorianen streken in 1678 in Pergola neer en bleven er tot 1806. De bouw van hun kerk begon in 1722 en in 1752 werd het gebouw gewijd. Boven het hoofdaltaar wordt een miraculeuze afbeelding van de Maagd Maria bewaard, een Madonna del Rifugio (Madonna van de Schuilplaats). Volgens de overlevering zou ze in 1796 gedurende meerdere dagen haar ogen hebben geopend, waarbij haar gelaat ook van kleur zou zijn veranderd. De stucwerkdecoraties in de kerk zijn mooi, maar niet heel bijzonder. De schilderijen aan de wanden werden gemaakt door Antonio Concioli (1739-1820), een lokale schilder die ook in Rome werkzaam was en daar overleed.

Duomo van Pergola.

Interieur van de Duomo.

De volgende kerk die we bezochten, was de Duomo van Pergola, ook bekend als de co-kathedraal van Sant’Andrea. De status van kathedraal heeft het gebouw sinds 1819, toen het bisdom Cagli-Pergola werd gecreëerd (sinds 1986 Fano-Fossombrone-Cagli-Pergola). Voor de Duomo had dit nieuwe bisdom grote gevolgen. Het oorspronkelijke gebouw dateerde van de dertiende eeuw en was een kapittelkerk van Augustijnen, gewijd aan – niet verrassend – Sint Augustinus van Hippo. Tussen 1819 en 1841 werd de Duomo vrijwel geheel herbouwd in neoclassicistische stijl. Van het middeleeuwse gebouw bleef weinig bewaard, alleen de Romaanse klokkentoren en zo te zien ook wat metselwerk van de buitenmuren. De bouw van een nieuwe Duomo werd mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van Paus Gregorius XVI (1831-1846). Dat is dan ook de reden dat we een borstbeeld van deze paus boven de hoofdingang aantreffen. Tegenwoordig is de Duomo gewijd aan de apostel Andreas, en subsidiair aan Sint Secundus, de beschermheilige van Pergola.

De vriendelijke vrijwilliger in de Duomo nam ons mee langs enkele artistieke hoogtepunten. De eerste bezienswaardigheid was een crucifix van de veertiende-eeuwse schilder Mello da Gubbio. Het werk is helaas niet meer volledig, want de panelen met de Maagd Maria, Johannes en de zegenende Christus (of God de Vader) zijn verdwenen. Maria Magdalena aan de voet van het kruis is nog wel goed zichtbaar. De vrijwilliger nam ons vervolgens mee naar de Cappella Graziani, waar een enorme aedicula van verguld hout de blikvanger is. Het altaarstuk is de zogenaamde Madonna della Ghiara (Madonna van het Grind), geschilderd door de Franse meester Jean Boulanger (1606-1660) in opdracht van de dichter Girolamo Graziani (1604-1675), die uit Pergola afkomstig was.

De Duomo bezit twee werken van de lokale schilder Giovan Francesco Ferri (1701-1775). Beide gaan over Sint Secundus, een martelaar uit de derde of vierde eeuw die niet verward moet worden met Secundus van Asti. Veel mooier is een schilderij van het Laatste Avondmaal. Het is een eigentijdse kopie van een bekend werk van Federico Barocci (ca. 1535-1612), waarschijnlijk gemaakt door een leerling van Barocci. Deze schilder was afkomstig uit Urbino, en in de kathedraal aldaar vinden we dan ook het origineel. Als laatste bewonderden we de prachtig gesneden en beschilderde houten decoraties van het koor, voorstellende de beschermheiligen van Pergola. Deze werden gemaakt door ene Carlo Calandri uit Gubbio, over wie verder nauwelijks iets bekend is.

Cappella dei Re Magi.

Voor een bezoek aan de Cappella dei Re Magi staken we wederom de straat over. Het gebouw heeft eerlijk gezegd meer weg van een toren dan van een kapel. De Cappella dei Re Magi is alles wat is overgebleven van een kerk gewijd aan de heilige Petrus, die eind jaren 1830 werd afgebroken om plaats te maken voor een seminarium (boven een poort links van de kapel lezen we de woorden VEN.SEMINARIO.1861; kennelijk was het seminarium in 1861 gereed). Na de afbraak van de kerk fungeerde de kapel lange tijd als het baptisterium van de Duomo. Ik wil graag geloven dat de Cappella dei Re Magi mocht blijven staan vanwege haar interieur, want dat is werkelijk prachtig.

De kapel werd vanaf 1648 ingericht in opdracht van de familie Gervasi. Het schitterende stucwerk is van de hand van Tommaso Amantini (1625-1675). Hij maakte vier grote beelden van profeten en vier van sibillen (heidense profetessen die de komst van Christus zouden hebben voorspeld). Op het plafond van verguld stucwerk zien we de vier evangelisten en God de Vader in het midden. De twee schilderijen van de al genoemde Giovan Francesco Ferri zijn niet zo interessant, maar een doek van de schilder Aurelio Lomi (1556-1634) uit Pisa is dat wel. Op wat kleine details na is het een kopie van een doek uit 1604 dat in de kerk van San Frediano in Pisa hangt. Lomi schilderde het waarschijnlijk in opdracht van Girolamo Gervasi toen de laatstgenoemde voor zaken in Toscane was. Het informatiebordje in de kerk laat niet na te benadrukken dat het om het enige werk van Lomi in de Marche gaat.

Interieur van de Cappella dei Re Magi.

Plafond van de kapel.

Sint Ursula – Giovanni Domenico Cerrini.

We liepen verder en kwamen aan bij de inmiddels geseculariseerde kerk van Sant’Orsola. Sint Ursula was een martelares die in de vijfde eeuw zou hebben geleefd en met haar tien maagdelijke dienaressen het slachtoffer zou zijn geworden van Attila de Hun toen deze ‘gesel Gods’ Keulen belegerde. Er zijn overigens versies waarin sprake is van 11.000 vermoorde maagden, maar dat is een foutje van een kopiist die het Latijnse XI M (‘elf martelaressen’) aanzag voor het cijfer 11.000 (M = mille = 1.000).[1] We mogen wel concluderen dat Ursula een extreem schimmige heilige is van uiterst twijfelachtige historiciteit, maar haar populariteit was groot, vooral in de vijftiende en zestiende eeuw. In 1535 stichtte de later heilig verklaarde Angela Merici (1474-1540) de kloosterorde van de Ursulinen.

De kerk van Sant’Orsola dateert van de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het gebouw heeft een mooi en kleurrijk altaarstuk van Sint Ursula, geschilderd door Giovanni Domenico Cerrini (1609-1681). Het koepelfresco heeft eveneens de marteldood van Ursula en haar maagden als thema. Helaas is het nogal beschadigd. De maker was Giovanni Anastasi (1653-1704), een schilder uit Senigallia.

De voormalige kerk van Santa Maria di Piazza vonden we persoonlijk het hoogtepunt van Palazzi e chiese aperte. Santa Maria di Piazza verdient daarom een eigen bijdrage. De kerk werd gebouwd in het eerste decennium van de elfde eeuw en is met afstand de oudste kerk van Pergola. Artistieke hoogtepunten in het gebouw zijn een crucifix van de al genoemde Mello da Gubbio en een groot (maar beschadigd) fresco dat – ondanks enige tegenwerpingen – doorgaans wordt toegeschreven aan Giovanni Antonio Bellinzoni da Pesaro (ca. 1415-1478).

Ook de kerk van San Marco is behoorlijk oud. Pergola werd als stad in 1234 gesticht door inwoners van Gubbio in Umbrië en van de San Marco wordt aangenomen dat deze van de dertiende eeuw dateert. Anders gezegd, de San Marco werd kort na de stichting van het stadje gebouwd. Destijds was de kerk een priorij van de abdij van Nonantola (bij Modena in de Emilia-Romagna). In 1776 werd de San Marco grondig verbouwd, zodat van het middeleeuwse gebouw niets meer overbleef. Het interessantste kunstwerk in de kerk vinden we boven het hoofdaltaar. Het werd geschilderd door Giovanni Francesco Guerrieri (1589-1657) uit Fossombrone, die het werk signeerde op een zwaard in de rechter benedenhoek. De vriendelijke vrijwilliger in de kerk attendeerde ons nog op een indrukwekkende crucifix van hout, gemaakt door een Siciliaanse monnik. Curieus was het doopvont met twee deksels. Zou de grote waterbak bedoeld zijn voor late bekeerlingen, die extra veel water over het hoofd gesprenkeld krijgen?

In de kerk van San Vitale waren we vooral onder de indruk van een processiewagen met daarop het levensechte lichaam van Jezus Christus. De kerk behoort toe aan de Confraternita del Santissimo Crocifisso (of Confraternita del Cristo Morto) en de wagen wordt ongetwijfeld gebruikt bij de jaarlijkse processie op Goede Vrijdag (de dag dat Christus werd gekruisigd). De kerk van San Vitale dateert van het einde van de dertiende eeuw en is gewijd aan de bekende beschermheilige van Ravenna. In haar huidige vorm dateert de kerk echter van de tweede helft van de achttiende eeuw. De stucwerkdecoraties zijn van de hand van Benedetto Silva en in de kerk hangen ook enkele schilderijen van Antonio Concioli, hierboven reeds genoemd.

Gelaat van Jezus Christus.

Een kerk die we overdag al hadden bezocht was de voormalige kapittelkerk van Sant’Andrea al Corso. Deze werd in de dertiende eeuw gesticht door monniken van het klooster van Fonte Avellana. In de zeventiende en achttiende eeuw werd de kerk verbouwd. De klokkentoren van de Sant’Andrea is tegenwoordig de Torre Civica. De toren is grotendeels een twintigste-eeuwse reconstructie. Het interieur van de eenbeukige kerk is betrekkelijk eenvoudig. Artistiek hoogtepunt is het altaarstuk boven het hoofdaltaar, dat werd geschilderd door de Venetiaan Palma il Giovane (ca. 1548-1628). Het toont de Madonna en het Kind met Sint Andreas en Sint Nicolaas van Bari. In de linker benedenhoek schilderde Palma de aartspriester Andrea Balduzi. De kerk heeft verder werken van Claudio Ridolfi (ca. 1570-1644) en Giovan Francesco Ferri.

Geen onderdeel van Palazzi e chiese aperte, maar wel bijzonder de moeite waard, is het Oratorio dell’Ascensione al Palazzolo. Dit kleine oratorium, dat tamelijk ver buiten het centrum staat, krijgt een aparte bijdrage. Het werd in de vijftiende eeuw gebouwd en heeft een groot fresco van Lorenzo d’Alessandro uit San Severino. Wie het oratorium wil bezoeken, kan zich melden bij het Museo dei Bronzi Dorati in Pergola.

Meer lezen over de kerken van Pergola: Pergola bella

Noot

[1] John Man, Attila. A barbarian king and the fall of Rome, p. 293-295.

2 Comments:

  1. Pingback:Pergola: Santa Maria di Piazza – – Corvinus –

  2. Pingback:Pergola: Museo dei Bronzi Dorati – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.