De film To Kill a Mockingbird, naar het gelijknamige boek van Harper Lee, vertelt het verhaal van Atticus Finch (gespeeld door Gregory Peck), een advocaat in het rurale Zuiden van de Verenigde Staten ten tijde van de Great Depression. De film vertelt tevens het verhaal van diens kinderen, Jem en Scout, die in deze periode van grote armoede opgroeien zonder moeder. Hun leven verandert drastisch op de dag dat hun vader, op verzoek van de lokale rechter, besluit een zwarte man te verdedigen die verdacht wordt van mishandeling en verkrachting van een blank meisje. Het is overduidelijk dat de zwarte man, Tom Robinson, onschuldig is. Tijdens de rechtszaak – met in de zaal de blanke toehoorders, en op de balkons de ‘Negroes’ – weet Atticus Finch dat zonder al te veel moeite aan te tonen. Er is bijvoorbeeld geen enkel medisch bewijs dat het slachtoffer daadwerkelijk verkracht is. Het meisje is weliswaar gewond geraakt, maar het is duidelijk dat de verwondingen die zij heeft opgelopen gelet op hun locatie toegebracht zijn door een linkshandige dader. Tom Robinson is niet alleen rechtshandig, hij kan ook helemaal niets met zijn linkerhand, omdat die ooit vast is komen te zitten in een katoenverwerkingsmachine en daardoor onherstelbare schade heeft opgelopen.
Met een aantal subtiele opmerkingen maakt de goedwillende rechter, die zoals gezegd ervoor zorgde dat Robinson überhaupt rechtsbijstand kreeg, wel duidelijk dat hij twijfelt aan diens schuld. Toch levert het indrukwekkende slotpleidooi van Atticus Finch geen vrijspraak op. De volledig blanke jury verklaart de verdachte ‘guilty as charged’. Met Tom Robinson loopt het vervolgens slecht af. Na de door racistische motieven ingegeven jurybeslissing komt hij op tragische wijze om het leven bij een vluchtpoging. Die poging maakt duidelijk dat hij geen heil meer zag in het hoger beroep dat Atticus Finch inmiddels heeft ingesteld. Finch krijgt te horen dat de bewakers de wegrennende Robinson met schoten tot stoppen hebben proberen te dwingen, en dat is ook het verhaal dat Finch aan zijn kinderen vertelt. Maar de kijker blijft met het ongemakkelijke gevoel zitten dat er best wel eens gericht geschoten zou kunnen zijn, en dat de bewakers maar al te graag van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt om de rechtsgang voortijdig te beëindigen.
Ondanks de abjecte motieven van juryleden, die gewoon een zondebok zoeken voor alle ellende die de crisis hun gebracht heeft en die de inferieure status van de zwarte man willen bevestigen, moet de film denk ik niet gezien worden als een keiharde aanval op het systeem van juryrechtspraak. Atticus Finch spreekt in zijn closing arguments zelfs zijn vertrouwen in dit systeem uit: “I’m no idealist to firmly believe in the integrity of our courts and of our jury system. That’s no ideal to me. That is a living, working reality”. Bovendien is het thema van de film veel breder. In wezen gaat To Kill a Mockingbird over de wijze waarop de samenleving omgaat met mensen die afwijkend gedrag vertonen of om wat voor andere reden dan ook niet ‘in het plaatje’ passen. Tom Robinson wordt als minderwaardig gezien omdat hij zwart is. Naast hem speelt echter nog een andere verschoppeling een belangrijke rol in de film: Arthur ‘Boo’ Radley. Boo Radley (gespeeld door Robert Duvall, beter bekend als Tom Hagen in de Godfather films) is een mysterieuze jongeman, die nog bij zijn vader woont en die een verleden heeft. Duidelijk is dat de jongen zware psychiatrische problemen heeft, problemen die zeker in een tijd van bittere armoede en een ‘krankzinnigenzorg’ die nog in de kinderschoenen staat niet gemakkelijk te verhelpen zijn. En waar sommige psychiatrische patiënten regeringsleiders bewerken met replica’s van historische gebouwen, heeft Boo naar verluidt ooit een schaar gezet in het been van zijn vader. Na enige tijd vast te hebben gezeten in de vochtige, ongezonde kelder van de rechtbank, is Boo nu weer thuis. Het huis durft hij echter niet meer uit, hetgeen de vooroordelen jegens hem alleen maar vergroot.
Die vooroordelen leven vooral bij de kinderen Scout en Jem. Gaandeweg komen zij er echter achter dat de vooroordelen niet gerechtvaardigd zijn. Boo blijkt hun cadeautjes te doen toekomen en redt hen tegen het einde van de film ook nog eens het leven. Scout (op dat moment verkleed als ham voor een jaarlijks corso van agrarische producten) en Jem worden dan namelijk aangevallen door de vader van het vermeende slachtoffer van de verkrachting. De man was woedend op ‘nigger-lover’ Atticus Finch vanwege het feit dat deze de verdediging van Tom Robinson op zich nam en zijn dochter als pathologische leugenaar ontmaskerde. Laf als hij is, durft hij Finch niet rechtstreeks te treffen. Daarom richt hij zich op diens kinderen, maar daarbij verkijkt hij zich op Boo, met wie het door zijn heldendaad een stuk beter afloopt dan met Tom Robinson. De vooroordelen jegens hem verdwijnen als sneeuw voor de zon, en de jongen durft ook weer buiten te komen en zich onder de mensen – vooralsnog alleen de kinderen – te begeven.
To Kill a Mockingbird is een prachtige film over het leven in een stoffig stadje in het diepe Zuiden van de VS in een periode van uitzichtloze crisis. Zeer overtuigend wordt een beeld neergezet van de dagelijkse gang van zaken in het stadje. Atticus Finch wordt bijvoorbeeld door sommige klanten in noten betaald voor zijn juridische adviezen, want geld hebben ze niet. De schaamte van deze lieden druipt bijna van het scherm. En het klasgenootje van Scout dat bij de familie Finch mag komen eten blijkt thuis nauwelijks behoorlijk te eten te krijgen. Niet alleen geeft de film een goed beeld van de tijd waarin hij zich afspeelt, ook de sfeer die geschapen wordt is zeer overtuigend. Die sfeer is rauw, grimmig en meedogenloos. Atticus Finch maakt tijdens een gesprek met zijn kinderen over vuurwapens duidelijk dat het een zonde is om op mockingbirds (spotlijsters) te schieten. Ze doen tenslotte niemand een vlieg kwaad. Die boodschap komt over bij de kinderen, maar is gelet op het trieste einde van Tom Robinson helaas niet aan iedereen besteed.
Deze recensie verscheen in 2009 op het weblog Publiekrecht & Politiek.
Pingback:Lachen met de rechter – Corvinus