De Amerikaanse film Gettysburg (1993) gaat over de beroemdste en tegelijkertijd bloedigste veldslag van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). In geen enkele slag op Amerikaanse bodem zijn ooit zoveel slachtoffers te betreuren geweest: bijna 53.000 doden, gewonden en vermisten werden er geteld na drie dagen van zware gevechten tussen 1 en 3 juli 1863. In de gehele oorlog sneuvelden meer dan 600.000 Amerikaanse soldaten, meer dan in alle oorlogen tezamen die de Verenigde Staten sinds hun ontstaan hebben gevoerd. En dat zijn er nogal wat.
Gettysburg vertelt in de eerste plaats het verhaal van de beroemde mannen die aan de slag bij Gettysburg deelnamen: Robert E. Lee, de beste Zuidelijke generaal, James Longstreet, ook een Zuiderling en een afstammeling van de Nederlander Dirck Stoffels Langestraet, Winfield Scott Hancock, een Noordelijke generaal die zich later kandidaat stelde voor het presidentschap, en Joshua Lawrence Chamberlain, een Noordelijke kolonel en hoogleraar in de Retorica en Religie. Tegelijkertijd is de film een ode aan de anonieme, gewone soldaat die samen met zijn maten een gruwelijke dood riskeerde op het slagveld dat geen genade kende. Want de Amerikaanse Burgeroorlog was in veel opzichten de eerste moderne oorlog. De techniek was inmiddels al zover gevorderd dat je met je musket recht kon schieten en dus een doel op grote afstand nauwkeurig kon raken. Wie gewond raakte aan armen of benen, kon erop rekenen dat amputatie noodzakelijk was. Artillerie kon vanaf grote afstand hele regimenten decimeren en ijzeren stoomschepen zorgden voor langeafstandsbombardementen. Na Gettysburg gingen de soldaten er ook steeds vaker toe over zich in te graven, zodat een loopgravenoorlog ontstond die wij in Europa pas 50 jaar later zouden meemaken. Het machinegeweer, gifgas en vliegtuigen ontbraken nog (al werd er wel een voorloper van het machinegeweer ingezet), maar dat maakte de slachting bepaald niet minder. Net als later hun Europese collega’s wisten de Amerikaanse generaals niet hoe ze hun strategieën en tactieken moesten aanpassen aan de veranderde technologie. Veldslagen waren nog steeds frontale aanvallen op een (doorgaans goed verschanste) tegenstander, en ze eindigden niet zelden in een verschrikkelijk bloedbad. Deze gruwelijke gevechten worden in Gettysburg zeer overtuigend in beeld gebracht door de duizenden re-enactors die vrijwillig aan de film meewerkten.
Het constitutionele aspect van de film komt vooral naar voren bij één van de vragen die als een rode draad door de film lopen: waarom vechten we hier? De Amerikaanse Burgeroorlog werd, zo lijkt de boodschap van de film te zijn, niet uitgevochten omwille van de vrijheid van de zwarte slaven in het Zuiden. Slavernij was zonder meer de diepere oorzaak van het conflict, maar – zeker in de eerste jaren – niet de reden waarom duizenden mannen zich als vrijwilliger aanmeldden om te strijden tegen hun voormalige landgenoten. Uit de film wordt duidelijk dat maar heel weinig soldaten die in actie kwamen bij Gettysburg vochten voor de vrijheid van de negroes. De enige die dat openlijk als zijn motief noemt is Lawrence Chamberlain, de zojuist genoemde hoogleraar. Hij is een idealist, en zijn jongere broertje Tom deelt zijn idealen, al kan hij – aanzienlijk minder snugger uitgevallen – zijn gedachten veel minder goed onder woorden brengen en praat hij zijn grote broer maar een beetje na. Chamberlain moet echter toegeven dat voor de meeste manschappen geldt dat ze om heel andere redenen vrijwillig dienst hebben genomen: ze vonden het gewoon spannend, of ze waren hoogst verontwaardigd over de afscheiding van de Zuidelijke staten. Geen woord over slaven. Sterker nog, de meeste manschappen hebben nog nooit een negro gezien.
Met de afscheiding (secession) komt het constitutionele aspect vol in het vizier. De Amerikaanse Burgeroorlog ging in de eerste plaats om de vraag of de bij de Unie aangesloten deelstaten een recht van secessie hadden. In het Noorden was de slavernij al afgeschaft en waren velen ook voorstander van afschaffing ervan in het Zuiden. Maar over de vraag of de federale autoriteiten in Washington daarover konden beslissen, was men diep verdeeld. In het Zuiden waren zeker ook abolitionisten te vinden. De Zuidelijke generaal Longstreet roept zelfs uit: “We should have freed the slaves, then fired on Fort Sumter!” (= de eerste oorlogshandeling). Gaat het echter om de vraag wie over die afschaffing moet beslissen, dan bevinden deze abolitionisten zich in hetzelfde kamp als de plantagehouders en de ‘echte’ racisten: daarover moeten de Zuidelijke staten zelf beslissen, niet de President of het Congres in Washington. Want zó zijn de Verenigde Staten ooit gesticht: als een federatie met ‘strong state governments’.
States rights en het recht van secessie van de federatie domineren in de motieven van de Zuidelijke leiders zoals getoond in de film. Voor veel Zuiderlingen was de inval van het Noorden twee jaar eerder een daad van agressie. De Geconfedereerde generaal James Kemper, tevens Voorzitter van het Lagerhuis van Virginia, spreekt van strijd voor ‘freedom from the rule of a foreign power’. Daarbij kan hij zich in zekere zin op de Amerikaanse Grondwet beroepen, want artikel IV daarvan stelt dat ‘the United States (…) shall protect each of them (i.e. de deelstaten) against Invasion’. En nu zijn diezelfde United States het Zuiden binnengevallen met een leger! (overigens vindt de slag bij Gettysburg plaats in Pennsylvania, op Noordelijk grondgebied). Een andere Zuidelijke generaal, George Pickett, formuleert het nog poëtischer: de Verenigde Staten zijn een ‘gentlemen’s club’. De leden van de club doen een aantal dingen samen, maar hebben zich niet te bemoeien met elkaars privézaken. Gebeurt dat toch, dan hebben de leden zonder meer het recht hun lidmaatschap op te zeggen. De gewone man in het veld vecht naar eigen zeggen voor zijn ‘rights’, meestal met een Zuidelijke tongval uitgesproken als ‘rats’. Wat dat precies inhoudt kan hij doorgaans moeilijk onder woorden brengen, maar geen woord over slavernij. Daar is de film overigens wel om bekritiseerd: de Zuidelijke motieven zijn wat al te nobel verwoord. Waar het Noorden al geïndustrialiseerd was, was het Zuiden agrarisch en economisch sterk afhankelijk van slavenarbeid. Voor de Zuidelijke elite ging de Burgeroorlog wel degelijk over het handhaven van de slavernij: men vocht voor het recht van secessie juist om de slavernij te kunnen handhaven.
Natuurlijk kan ook het Noorden, de Unie, een beroep op de Amerikaanse Grondwet doen: die bevat nu eenmaal geen recht van secessie. Conflicten over federale autoriteiten die de rechten van deelstaten schenden dienen bij de rechter, in hoogste instantie het Supreme Court, te worden uitgevochten. Enkele maanden na Gettysburg geeft de Amerikaanse President Lincoln bovendien een sterk ideologische dimensie aan de oorlog wanneer hij zijn beroemde, en door de huidige President Obama zeer bewonderde, Gettysburg Address houdt. In zijn openingszin verwijst hij naar de stichting van de Verenigde staten ‘four score and seven [87] years ago’, de stichting van ‘a new nation, conceived in Liberty, and dedicated to the proposition that all men are created equal’, daarmee suggererend dat het conflict toch echt over meer gaat dan alleen maar states rights en secession. Er is een hoger doel in het spel, en daarmee heeft de Unie de moral highground.
Gettysburg is een aangrijpende, bij tijd en wijle ontroerende en zeer genuanceerde film over een conflict dat nog steeds nasmeult in de huidige Verenigde Staten. Rassenkwesties en discussies over states rights vs. federal government blijven actueel, en alleen al daarom zal de kritiek op de wijze waarop de motieven van de Zuidelijken worden weergegeven waarschijnlijk de komende jaren toenemen. Niettemin is het bekijken van Gettysburg en het lezen van het boek The Killer Angels waarop de film is gebaseerd nog steeds de moeite waard. Ter vermaak, maar zeker ook ter lering.
Deze recensie verscheen in 2009 op het weblog Publiekrecht & Politiek. De tekst is in december 2020 aangevuld.