Boekbespreking: Oranje tegen de Zonnekoning

Het hier besproken boek van historicus Luc Panhuysen (1962) is een dubbelbiografie over enerzijds stadhouder-koning Willem III (1650-1702), Prins van Oranje, en anderzijds koning Lodewijk XIV van Frankrijk (1638-1715), de Zonnekoning. Het boek is omvangrijk (bijna 600 pagina’s) en gedetailleerd, maar leest door de vlotte pen van de auteur en diens soms bijna poëtische taalgebruik prettig weg. Als de lezer bij de laatste pagina is aanbeland, heeft hij veel geleerd. Niet alleen over de vasthoudende Oranje en diens rivaal de Zonnekoning, maar ook over de personen in hun omgeving en de ingewikkelde geopolitiek van de zeventiende eeuw.

Willem en Lodewijk

Oranje tegen de Zonnekoning bevat een schat aan informatie over zowel Willem als Lodewijk. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om hun jeugd, hun opvoeding, hun (liefdes)relaties en hun houding ten opzichte van het geloof. We komen naast de twee hoofdrolspelers een keur aan historisch interessante personen tegen. In de entourage van Willem natuurlijk zijn vrouw Mary Stuart (1632-1694) en haar moeilijke zuster prinses Anne, maar ook zijn boezemvriend Hans Willem Bentinck, diens rivaal Arnold Joost van Keppel, de beroemde vestingbouwer Menno van Coehoorn en de beide tijdens deze periode actieve raadpensionarissen van Holland, Gaspar Fagel en Anthonie Heinsius. In Lodewijks omgeving passeren veel beroemde figuren de revue: de van oorsprong Italiaanse kardinaal Mazarin bijvoorbeeld, maar ook minister van financiën Colbert, de maarschalk en vestingbouwer Sébastien Le Prestre (beter bekend als Vauban) en Lodewijks meedogenloze oorlogsminister de markies van Louvois.

Onder de boeiende vrouwelijke personen in Lodewijks omgeving trekt vooral de ravissante Athénaïs de Montespan de aandacht. Zij was de minnares en grote liefde van de koning en schonk hem zeven kinderen. Athénaïs moest later echter wijken voor de ‘weduwe Scarron’, de wat denigrerende benaming voor Françoise d’Aubigné, de latere Madame de Maintenon, de laaggeboren weduwe van een dichter. Lodewijk zou uiteindelijk in het geheim met deze bijna drie jaar oudere dame – soms gekscherend Madame de Maintenant genoemd – in het huwelijk treden . Het was zijn tweede huwelijk, na de vroege dood van koningin Maria Theresia, de dochter van de Spaanse koning Philips IV.

Koning Lodewijk XIV door Hyacinthe Rigaud.

Madame de Maintenon stond bekend om haar slechte verhouding met misschien wel het interessantste vrouwelijke personage in het boek: Elisabeth Charlotte (‘Liselotte’) van de Palts. Liselotte was een Duitse prinses, van oorsprong protestants, die trouwde met ‘Monsieur’, de homoseksuele broer van Lodewijk (Philippe, hertog van Orléans). Ze was duidelijk een vrouw met een sterke wil, die zeer kritisch stond ten opzichte van het Franse buitenlandbeleid, dat inderdaad zorgde voor grote verwoestingen in haar geliefde land van herkomst. Liselotte correspondeerde veel, onder meer met haar favoriete tante Sophie van de Palts, de stammoeder van het huidige Britse koningshuis.[1] Haar brieven – overigens regelmatig opengestoomd door Madame de Maintenon – geven het boek veel kleur en bevatten veel informatie over het Franse hofleven.

Panhuysen weet ook veel curieuze en soms tamelijk gruwelijke details over de gezondheid van de beide hoofdpersonen te achterhalen. De jonge Lodewijk beschikte over een uitstekende gezondheid en een legendarische eetlust, maar naarmate hij ouder werd, namen de gezondheidsproblemen toe. In 2012 werd in een artikel in het Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde al geconcludeerd dat van weinig vorsten uit de zeventiende eeuw zo veel bekend is over hun ziektegeschiedenis als van Lodewijk XIV. Op p. 298 van het boek verhaalt Panhuysen van de kiespijnen die Lodewijk in 1685 teisterden. Na het trekken van een kies ontstonden hevige ontstekingen in mond en neusholte. Die moesten volgens de behandelend artsen worden verholpen door alle kiezen en boventanden te trekken. Bij het trekken brak de kaak van de koning en verdween een gedeelte van zijn verhemelte, waardoor normaal eten er niet meer bij was. Doperwtjes – de superfoods van die tijd – dreigden namelijk via zijn neus weer naar buiten te komen. Wonden werden met roodgloeiende kolen dichtgeschroeid, dit zonder enige verdoving. Later was een operatie nodig om een fistel in de anus van de koning te verwijderen. Het speciaal voor de operatie gefabriceerde mes werd eerst op een paar boeren getest. Die overleefden dat niet. De lezer prijst zich gelukkig dat de geneeskunde zich sinds de zeventiende eeuw flink ontwikkeld heeft.

Stadhouder-koning Willem III door Godfrey Kneller.

In tegenstelling tot Lodewijk was de jonge Willem een ziekelijk, astmatisch kind. Zijn gezondheid bleef zijn hele leven broos. Nadat hij in 1688 koning van Engeland was geworden na het verdrijven van zijn schoonvader Jacobus II was iedere tocht naar Londen een crime vanwege de uitstoot van roet van de duizenden schoorstenen. Aan het eind van zijn leven had hij ook nog de pech dat de Engelse hofartsen het niet eens konden worden over de juiste behandeling van hun patiënt. Klisteren, ezelinnenmelk, of toch maar een dieet met veel knoflook? Tot aan de komst van de vindingrijke Govert Bidloo (1649-1713), een voorganger van de beroemde Boerhaave, naar het Engelse hof was het simpelweg een drama aan het bed van Oranje met al die kissebissende artsen. “Het leek wel alsof Willem het parlement aan zijn bed had staan”, merkt Panhuysen snedig op (p. 536).

Politieke verhoudingen

Met die opmerking komen we meteen bij het volgende onderwerp: de politieke verhoudingen waarin beide hoofdpersonen opereerden. Het zal meteen duidelijk zijn dat die nogal verschilden. Lodewijk moest als koning natuurlijk rekening houden met het gekonkel en de facties aan zijn hof, maar verder was hij de absolute vorst die kon doen wat hij wilde en van bijvoorbeeld een parlement geen last had. Willem daarentegen moest op een groot aantal borden tegelijk schaken, en dat vanaf 1688 ook nog eens in verschillende landen.

Vergaderzaal van de staten van Holland (thans van de Eerste Kamer).

Als stadhouder was hij formeel slechts een ambtenaar van vijf provincies (in Friesland en Groningen zetelde telg uit het geslacht Van Nassau-Dietz). Doordat hij ook kapitein-generaal van het leger was en formeel opperbevelhebber van de vloot, bekleedde hij tevens een Unie-ambt, maar voor zowel leger als vloot was geld nodig, en daar ging Willem niet over. In wezen werd de macht op dit terrein uitgeoefend in drie verschillende bestuurslagen. Uiteindelijk beslisten de Staten-Generaal, maar die waren weer sterk afhankelijk van de staten van de provincie Holland, het machtigste gewest. Holland werd op zijn beurt gedomineerd door het rijke Amsterdam, dat als handelsstad vaak erg moeilijk deed over een groot en duur leger en dito oorlogsvloot. Willem moest regelmatig alle zeilen bijzetten, en vond daarbij vaak juist diegenen als medestanders die ook problemen hadden met de dominantie van Holland of Amsterdam.

De situatie werd er voor Willem niet eenvoudiger op toen hij in 1688 met zijn echtgenote Mary Stuart naar Engeland overstak en daar zijn katholieke schoonvader Jacobus II verdreef. Dat had natuurlijk voordelen: de nietige Republiek (slechts ongeveer twee miljoen inwoners) had altijd tegenover het qua bevolking tien keer zo grote Frankrijk gestaan. Nu kwamen daar – in elk geval in theorie – zes miljoen overwegend protestantse Engelsen bij. Zo simpel lag het echter niet. Als wisselgeld voor de troon werd in 1689 de Bill of Rights vastgesteld, die niet alleen bepaalde rechten voor burgers verankerde, maar ook en vooral de positie en bevoegdheden van het parlement vastlegde. Waar zijn voorgangers Karel II en Jacobus II zich nog weinig gelegen hoefden te laten liggen aan de beide parlementaire Huizen, moest Willem vaak keihard onderhandelen om de Commons en de Lords door de bocht te krijgen. En hoe men verder ook over deze Oranje oordeelt, zijn doorzettingsvermogen moet toch enig respect afdwingen.

Oorlog en vrede

Koning Jacobus II door Peter Lely.

Dat geldt ook voor Willem doorzettingsvermogen op het slagveld. Panhuysen noemt zijn hoofdpersoon terecht “een kundig maar niet bijster succesvol veldheer” (p. 548). Dat is inderdaad ook wel alles wat je ervan kunt maken na lezing van het boek. Noch in de Hollandse Oorlog (1672-1678), noch in de Negenjarige Oorlog (1688-1697) is de stadhouder op briljante tactische zetten of eclatante overwinningen te betrappen. Zware nederlagen zijn er wel te noemen. In 1677 kreeg Willem bij Cassel en pak slaag van ‘Monsieur’, de broer van Lodewijk (p. 108-109). En in 1693 verloor de prins 19.000 van zijn 50.000 manschappen in een confrontatie bij Neerwinden, waarschijnlijk de bloedigste veldslag van de zeventiende eeuw (p. 424). Willems bekendste overwinning is die in de slag aan de Boyne in Ierland in 1690, een overwinning met gevolgen die zich uitstrekken tot op de dag van vandaag (men denke aan de beruchte ‘Oranjemarsen’). Desalniettemin merkt de auteur terecht op dat de slag in feite niet meer was dan een schermutseling (p. 376).

Bij dit alles mag overigens wel de kanttekening worden geplaatst dat de Fransen doorgaans over veel meer soldaten beschikten en bovendien als eenheid stonden tegenover de troepen van maar moeizaam samenwerkende geallieerden. Het Franse leger was uitzonderlijk groot. Zo waren er in 1694 maar liefst 320.000 man onder de wapenen en op meerdere fronten actief. Er waren legers actief in de Zuidelijke Nederlanden, maar ook bijvoorbeeld aan de Rijn tegenover de Duitse vorstendommen en in het zuidoosten van Frankrijk tegenover Savoye. Dit leger en kostte natuurlijk een vermogen en omdat het Franse belastingstelsel allesbehalve progressief was, draaiden de arme boeren en ambachtslieden voor het gros van de kosten op. Panhuysen beschrijft gedetailleerd de sociale ellende waar dit toe leidde. Die ellende werd alleen nog maar erger door hittegolven, slechte oogsten, de uitbraak van besmettelijke ziekten en een enorme stijging van de broodprijzen. In anderhalf jaar (1693-1694) stierven mogelijk twee miljoen Fransen, zo’n tien procent van de bevolking (p. 437). Een duidelijke schaduwzijde van de gloire van de Franse koning.

Geopolitiek

Willems grootste verdiensten bevonden zich niet zozeer op het militaire, als wel op het politieke en diplomatieke vlak. Steeds was hij met zijn naaste medewerkers bezig allianties tegen de Zonnekoning te smeden en in stand te houden. Net als bij zijn contacten met de Staten-Generaal in de Republiek en met het Engelse parlement moet dit energie hebben gevreten, zeker gezien de vele teleurstellingen die Willem regelmatig moest verwerken. Er konden door bondgenoten duizenden troepen worden toegezegd, maar dat betekende niet dat ze ook geleverd zouden worden, laat staan dat ze ook in actie zouden komen. Een lastig portret was bijvoorbeeld de Habsburger Leopold I, keizer van het Heilige Roomse Rijk, aartshertog van Oostenrijk en koning van Hongarije, Bohemen en Kroatië. Leopold was wel een natuurlijke vijand van Frankrijk, maar daarmee nog niet meteen een gewillige bondgenoot voor Willem. De katholieke keizer moest wel goede redenen hebben om de protestantse Republiek en diens stadhouder te hulp te komen. Geopolitiek werd en wordt gedreven door eigenbelang.

Keizer Leopold I door Benjamin Block.

De keizer had bovendien ook wel andere problemen. Lodewijk steunde al jarenlang Hongaarse opstandelingen, die keizer Leopold het leven behoorlijk zuur maakten en in het oosten bezighielden, zodat hij de daar benodigde troepen niet in het westen kon inzetten. In 1683 kwam daar nog een probleem bij. Voor de tweede keer rukten de Ottomaanse Turken op naar Wenen – de “Gouden Appel” – en belegerden de stad. Noch Willem, noch Lodewijk was rechtstreeks bij dit beleg betrokken. Het Turkse offensief werd echter door Frankrijk, en dus door Lodewijk, wel enthousiast verwelkomd. Al sinds de dagen van koning Frans I (1515-1547), de grote tegenspeler van keizer Karel V, hadden de Fransen goede relaties met de Turken en ze hadden deze ook gebruikt om het Heilige Roomse Rijk dwars te zitten.[2] Niet dat de Turken enige steun of aanmoediging van de Fransen nodig hadden, want zij regeerden over een immens rijk waar zo’n 50 miljoen mensen woonden. De gebieden van Leopold kwamen samen niet verder dan een schamele 15 miljoen.

Het beleg van Wenen liep echter op een mislukking uit. Vooral dankzij een interventie van de Poolse koning Jan III Sobieski en zijn gevleugelde huzaren werden de Turken verdreven. De keizer ging daarna zowaar in het offensief en veroverde veel terrein in Hongarije en het Balkangebied terug op het Ottomaanse Rijk. Waar Frankrijk had gehoopt op een Ottomaanse overwinning – die, zo speculeren historici, Lodewijk mogelijk zelf het keizerschap van het Heilige Roomse Rijk had opgeleverd – was opeens sprake van een Oostenrijks-Hongaarse wederopstanding. Voor Frankrijks oostgrens was dat ongunstig, want een keizerlijke overwinning tegen de Turken betekende dat meer troepen richting Frankrijk gedirigeerd konden worden. Niettemin feliciteerde de opportunistische Lodewijk zijn katholieke broeder Leopold natuurlijk hartelijk met zijn zege op de ‘heidenen’.

Oordeel

Het lijdt geen twijfel dat Oranje tegen de Zonnekoning een bijzonder omvangrijk, boeiend en goed geschreven boek is. De vlotte schrijfstijl van Panhuysen draagt veel bij aan de leesbaarheid ervan. Of het nu gaat om Lodewijks wieg “waar geluidjes en geurtjes uit opstegen”, de “stevige, tabaksbruine hand met gemanicuurde nagels en blinkende ringen” van de Ottomaanse grootvizier of de Franse cavalerieaanval die bij de Boyne wordt gesmoord “in een knetterende muur van kogels” van Willems Blauwe Garde, het is allemaal even fraai op papier gezet.

Buste van Johan de Witt (Eerste Kamer, Den Haag).

In een eerdere recensie van het boek is terecht opgemerkt dat in een werk dat een zo groot terrein bestrijkt onvermijdelijk foutjes binnensluipen. Ik noem er in dit verband twee. Omdat in het boek tientallen personages voorkomen, is het voor de lezer soms lastig door de bomen het bos te zien. Zelfs degene die het register heeft gemaakt (ik ga ervan uit dat dat niet de auteur zelf is geweest), is in verwarring geraakt. In het boek komt namelijk regelmatig ene “Zuylestein” voor, en volgens het register is dat Frederik van Nassau-Zuylestein, een oom van de prins[3] en trouwens ook een van de vermoedelijke samenzweerders bij de moord op Johan de Witt. In werkelijkheid moet het echter om  twee personen gaan. Oom Frederik sneuvelt namelijk al in 1672 bij Woerden tegen de Franse generaal Luxembourg (p. 84). De Zuylestein die vervolgens – overigens zonder nadere introductie – op p. 187 en daarna weer op p. 336 opduikt, kan daarom onmogelijk Frederik zijn. Het moet gaan om zijn zoon Willem Hendrik van Nassau-Zuylestein.

Een tweede foutje vind ik vooral curieus omdat het zo vaak herhaald wordt. Panhuysen haalt namelijk meerdere malen Kortrijk (Courtrai) in het huidige België en Kamerijk (Cambrai) in het huidige Frankrijk door elkaar.[4] Dat blijkt vooral in de passages die gaan over de Franse geestelijke François Fénelon, een groot criticaster van Lodewijk XIV. De auteur meldt op p. 442 dat Fénelon kort na zijn aanklacht tegen de koning werd benoemd “tot aartsbisschop van Kortrijk (Cambrai)”, dat hij aanduidt als “een van de welvarendste bisdommen van Frankrijk”. Dat moet dus Kamerijk zijn – men zie de relevante lijst van bisschoppen – maar vijf regels lager spreekt Panhuysen opnieuw van “het verre Kortrijk”. De fout wordt daarna op p. 502 en p. 504 nogmaals gemaakt, duikt zelfs op in het katern met illustraties (afbeelding 39) en sluit af met het foutieve lemma “Kortrijk (Cambrai)” in het register. De fout is temeer opmerkelijk omdat de auteur op p. 481 opmerkt dat Lodewijk in 1697 afstand deed van Kortrijk in de Spaanse Nederlanden.

Ondanks deze kleine tekortkomingen is Oranje tegen de Zonnekoning een zeer goed boek, dat ik van harte aanraad aan iedere geschiedenisliefhebber.

Noten

[1] Ze was een dochter van Frederik V van de Palts, de ‘Winterkoning’, en Elizabeth Stuart. De eerste was een zoon van Louise Juliana van Nassau en daarmee een kleinzoon van Willem van Oranje. Dat maakte hem tevens familie van Willem III, die immers een achterkleinzoon van Willem van Oranje was. Elizabeth Stuart was de dochter van de Engelse koning Jacobus I. Dankzij de inspanningen van stadhouder-koning Willem III en de Act of Settlement van 1701 kwamen de nazaten van Sophie van de Palts en haar man, de keurvorst van Hannover, in 1714 in aanmerking voor de Engelse troon. Sophie zelf was toen net overleden.

[2] Frankrijk en een Ottomaanse vloot plunderden bijvoorbeeld in 1543 samen de stad Nice, toen onderdeel van het hertogdom Savoye. De hertog was een bondgenoot van Karel V.

[3] Een onwettige zoon van Willems grootvader Frederik Hendrik.

[4] Kortrijk ligt zo’n 70 kilometer ten noorden van Kamerijk.

3 Comments:

  1. Pingback:De Gouden Eeuw: Moderne manieren – – Corvinus –

  2. Pingback:Boekbespreking: Rechterhand van Nederland – – Corvinus –

  3. Pingback:Boekbespreking: Moordenaars van Jan de Witt – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.