De Hervormde kerk te Rhoon (Zuid-Holland) heeft in het koor een bijzonder grafmonument staan: dat van Hans Willem Bentinck (1649-1709), die naast heer van Rhoon en Pendrecht onder meer ook de titel van eerste graaf van Portland voerde. Bentinck werd niet in Rhoon geboren, maar in het Overijsselse Diepenheim, waar zijn familie tot de lage adel behoorde. Als tiener werd hij naar het hof van de Prins van Oranje gestuurd, de latere stadhouder Willem III, waar hij als page diende. Bentinck was bijna twee jaar ouder dan de prins, maar ondanks het leeftijdsverschil ontstond er al snel een sterke band tussen de twee. Na benoeming van Willem III tot stadhouder in het Rampjaar 1672 kreeg Bentinck de functie van kamerheer, gevolgd door diverse militaire functies. Zijn status en vermogen stelden hem in staat in 1675 het landgoed Zorgvliet tussen Den Haag en Scheveningen aan te kopen. Het was Bentinck die in 1677 door Willem vooruit gestuurd werd naar Engeland om te onderhandelen over een huwelijk tussen hem en Mary Stuart (1662-1694), een nicht van de Engelse koning Karel II.[1] In november 1677 vond het huwelijk tussen Willem en Mary plaats. Bentinck trouwde op zijn beurt met een van Mary’s hofdames, Anne Villiers (gestorven 1688). Niet slecht voor een man over wiens gezicht was opgemerkt dat het “niets aantrekkelijks” had.[2]
Koning Karel II stierf in 1685. Op zijn sterfbed bekeerde hij zich nog tot het katholicisme. Omdat de koning geen wettige kinderen had (wel een hoop bastaards bij heel veel mooie vrouwen), ging de troon naar zijn broer Jacobus II. Die was al langere tijd katholiek en dat was tegen het zere been van de protestanten in Engeland, die hun land al sinds de dagen van koning Hendrik VIII en koningin Elizabeth als een trotse protestantse natie beschouwden, los van Rome, met een eigen Anglicaanse kerk. Aanvankelijk leek het leed voor de protestanten mee te vallen. Jacobus’ zonen waren allemaal jong gestorven, en alleen zijn overtuigd Anglicaanse dochters Mary en Anne waren nog in leven. Het leek vrij zeker dat Mary de troon zou erven. Op 10 juni 1688 werd echter uit het tweede huwelijk van de koning met Maria van Modena een zoon geboren, James Francis Edward Stuart, bij het nageslacht vooral bekend onder zijn bijnaam The Old Pretender.[3] Mary’s recht op de troon was daarmee in rook opgegaan en dat was onacceptabel.
Stadhouder Willem III verzamelde een invasievloot van 400 schepen met 25.000-30.000 manschappen aan boord. Bij het plannen van deze invasie speelde Bentinck als adviseur en fervent antipapist een belangrijke rol. Op 5 november 1688 landde Willem bij Torbay in Devon, ver van de hoofdstad Londen. Zijn eerste taak was de bevolking ervan te overtuigen dat hij als verdediger van het protestantse geloof en als vriend van het Engelse volk was gekomen. Het ging hem erom zieltjes te winnen en vooral niet te vechten tegen wie dan ook. Om misstanden te voorkomen werd het leger onder strikte discipline gehouden. Geweld tegen burgers werd zwaar gestraft. Onder beroerde weersomstandigheden trok het leger vervolgens naar het noorden, waar na vier dagen de grote stad Exeter werd bereikt. Volgens één bron maakte de entree van de stadhouder grote indruk op de lokale bevolking. Willem had volgens deze bron namelijk ook een paar honderd Laplanders en Surinamers meegenomen toen hij Exeter binnentrok. Het feit dat hij 6.000 paar schoenen voor zijn soldaten bestelde, wat de lokale economie een boost gaf, droeg bij aan het enthousiasme van de stadsbevolking voor een regime change.
Tien dagen na een gloedvolle rede van de kansel van de kathedraal van Exeter, waarin hij de rechten van een vrij en wettig parlement verdedigde, zette Willem de opmars naar Londen in gang. Tegenwerking van medestanders van Jacobus was er nauwelijks en protestantse legerofficieren liepen over naar Willem. De Glorious Revolution, zoals de invasie later werd genoemd, werd een groot succes. Jacobus moest vluchten en het parlement bood Willem en Mary in 1689 de kroon van Engeland, Schotland en Ierland aan. Aan die kroon hing wel een prijskaartje: de positie en bevoegdheden van de Commons en de Lords werden constitutioneel verankerd en voortaan moesten de parlementariërs toestemming geven voor allerhande zaken, zoals de omvang van het leger en het heffen van belastingen. Zo ontstond een constitutionele monarchie en werd het zaadje geplant waaruit de Britse parlementaire democratie zou ontstaan.
Bentinck profiteerde ook flink van de machtsovername. Nadat ‘William and Mary’ koning en koningin waren geworden stroomden de Engelse adellijke titels voor hem binnen, waaronder die van eerste graaf van Portland; zijn achterkleinzoon William Cavendish-Bentinck zou het zelfs tot Brits premier schoppen. Na de dood van Anne Villiers trad hij voor de tweede maal met een Engelse in het huwelijk, ditmaal met Jane Martha Temple (gestorven 1751).[4] Bentinck was niettemin zeer impopulair bij de Engelsen, die sowieso weinig van de ‘Hollandse’ aanwezigheid in hun land moesten hebben. Ironisch genoeg werd hij door een ‘Hollandse’ stad als Amsterdam juist eerder als een Engelsman gezien. De situatie voor Bentinck werd er niet gemakkelijker op door de concurrentie van een nieuwe favoriet van Willem III, de veel jongere Arnold Joost van Keppel (1670-1718). Niettemin was Bentinck aanwezig bij het overlijden van Willem op 18 maart 1702. Willem had nog net genoeg kracht om de hand van zijn vriend te pakken, deze naar zijn hart te brengen en hem iets in het oor te fluisteren.[5] Bentinck zelf had zich toen reeds uit de politiek teruggetrokken en overleed eind 1709.
Het grafmonument van Bentinck in de Hervormde kerk van Rhoon werd ontworpen door de bekende Frans-Nederlandse architect Daniël Marot (ca. 1661-1752). Het is niet erg aannemelijk dat Marot ook zelf de hamer en beitel ter hand heeft genomen om het te maken, maar helaas heb ik de naam van de beeldhouwer niet kunnen achterhalen. De opdracht voor het monument kwam van Bentincks eerste zoon uit zijn tweede huwelijk, Willem Bentinck (1704-1774), die net als zijn vader heer van Rhoon en Pendrecht was (de Engelse tak werd voortgezet door Henry Bentinck, een zoon uit zijn eerste huwelijk, die de nieuwe graaf en later hertog van Portland werd). Het monument werd in 1739 in het koor van de kerk geplaatst. In verband met de plaatsing waren eerst alle ramen in het koor dichtgemetseld, dat daardoor aanzienlijk donkerder werd dan voorheen. De ingang tot de grafkelder van de familie Bentinck bevindt zich vóór het monument.
Het grafmonument van Hans Willem Bentinck is om meerdere redenen opmerkelijk. Allereerst ontbreekt op de sarcofaag een gisant, een liggende gestalte van de overledene. Van onder naar boven zien we eerst twee sfinxen, die het monument dragen. Dat monument is een grafnaald met een basis uitgevoerd in rood en zwart. Hierop zien we onder meer twee huilende putti en een schedel met lauwerkrans, die ongetwijfeld de vergankelijkheid van de roem symboliseert. Tussen de putti staan twee gekroonde wapenschilden. Het linker wapenschild toont de wapens van de families Bentinck en Villiers (let op de zeeschelpen), het rechter de wapens van de families Bentinck en Temple. Zo is het monument ook een eerbetoon aan de twee vrouwen van Hans Willem Bentinck, Anne Villiers en Jane Martha Temple, die overigens geen van beiden in deze kerk werden begraven (Jane Martha Temple was in 1739 zelfs nog in leven). Boven de twee wapenschilden zien we nog het wapen van de Most Noble Order of the Garter, oftewel de Orde van de Kouseband. We lezen tevens het motto van de orde: HONI SOIT QUI MAL Y PENSE (‘schande over hem die er kwaad van denkt’). Koning-stadhouder Willem III had zijn vriend en adviseur in de al sinds 1348 bestaande orde opgenomen.
Het grafmonument wordt geflankeerd door drie houten rouwborden, die er ondanks hun respectabele leeftijd (en ongetwijfeld dankzij goed onderhoud) nog heel fris uitzien. De borden zijn niet voorzien van namen, maar vermelden wel sterfdata. Het rouwbord linksonder is dat van Willem Bentinck, gestorven op 13 oktober 1774. Het bord erboven is dat van zijn broer Charles Bentinck (1708-1779). Willem Bentinck was getrouwd met Charlotte Sophie van Aldenburg (1715-1800). Het rouwbord aan de rechterzijde is van hun zoon Christian Frederik Bentinck, die in 1768 op slechts 33-jarige leeftijd overleed.
Dit is deel 11 in de serie ‘Grafmonumenten’.
Noten
[1] En een volle nicht van Willem III zelf. Zijn moeder Mary Henrietta Stuart (1631-1660) was een zuster van Karel II.
[2] Luc Panhuysen, Oranje tegen de Zonnekoning, p. 127.
[3] Een eerdere zoon was in 1677 al na een maand overleden.
[4] Jane Martha was de dochter van Sir John Temple, voorzitter van het Ierse House of Commons. Ook voor haar was het het tweede huwelijk. John Temples oudere broer Sir William Temple was een vriend van Willem III.
[5] Oranje tegen de Zonnekoning, p. 545.
Weer een uitermate interessant en leerzaam stuk, Laurens. Dank daarvoor.
De lezers, ik voorop, vragen zich natuurlijk wel af wat koning Willem op zijn sterfbed in het oor van Bentinck fluisterde….