Wat hebben vestingbouwer Menno van Coehoorn en zanger Joost Klein gemeen? Ze zijn allebei geboren in het Friese Britsum, nu onderdeel van de gemeente Leeuwarden. Minne Gosses van Coehoorn – zoals zijn volledige naam luidt – werd op een onbekende datum ergens begin 1641 geboren als zoon van Gosse Gideons van Coehoorn en Aaltje Hendriks Hinckema van Hinckenborch. Hij stamde uit een geslacht van Duitse en Zweedse militairen dat zich in de zestiende eeuw in de Republiek had gevestigd. Ook vader Gosse was beroepsmilitair en kapitein van een compagnie Friese infanteristen. Het was dus bijna vanzelfsprekend dat zoon Menno eveneens voor een militaire carrière zou kiezen. Reeds in 1657 trad hij toe tot de compagnie van zijn vader, waarna hij zijn vaderland gedurende 47 achtereenvolgende jaren trouw diende. Dit wapenfeit wordt prominent vermeld op zijn grafmonument, dat in het koor van de Vaste Burchtkerk in het Friese Wijckel staat. Menno van Coehoorn en zijn vrouw Magdalena van Scheltinga (1661-1683) hadden daar een landhuis, het reeds lang geleden afgebroken Meerenstein.
Tijdens het Rampjaar van 1672 en de Hollandse Oorlog tegen Frankrijk (1672-1678) bleek het Nederlandse stelsel van vestingen, dat de ‘Hollandse tuin’ moest beschermen, totaal verouderd. In de daaropvolgende discussie over modernisering speelde Menno van Coehoorn een voorname rol. Als infanterieofficier had hij vooral ervaring opgedaan op dat terrein, maar hij gold tevens als uitvinder van de Coehoornmortier. Dit was een kleine, lichte mortier die door twee man gedragen kon worden. Zo’n mortier was heel handig bij belegeringen, waarbij uiteraard over muren heen geschoten moest worden en de aanvallende partij veel profijt kon hebben van het snel verplaatsen van geschut. Als praktijkmens publiceerde van Coehoorn in 1685 het boek Nieuwe vestingbouw op een natte of lage Horisont, waarin hij een stelsel van vestingbouw introduceerde dat bekendstaat als het Nieuw-Nederlandse Stelsel.
Menno van Coehoorn verdiende pas echt zijn sporen tijdens de Negenjarige Oorlog (1688-1697), waarin opnieuw Frankrijk de tegenstander was. In 1689 speelde hij al een belangrijke rol bij de inname van de vesting Kaiserswerth en de stad Bonn, maar bij de twee belegeringen van de Belgische stad Namen zou hij pas werkelijk eeuwige roem verwerven. Namen gold als een formidabele vesting, die in 1691 nog versterkt was door Van Coehoorn (al waren de werkzaamheden nog niet geheel afgerond). Eind mei 1692 sloegen de Fransen onder koning Lodewijk XIV het beleg voor de stad op. 6.000 verdedigers moesten het opnemen tegen 120.000 aanvallers met 151 kanonnen.[1] De stad Namen zelf viel al na zes dagen, maar de citadel bleek een veel hardere noot om te kraken. Omdat stadhouder Willem III, Prins van Oranje, er niet in slaagde de stad te ontzetten, was de overgave van de citadel niettemin slechts een kwestie van tijd. “Menno van Coehoorn rende tussen inslaande granaten en rondvliegende stukken steen rond om zijn mannen aan te moedigen in een hopeloze verdediging”, aldus historicus Luc Panhuysen.[2]
Tijdens het beleg van Namen stond Van Coehoorn tegenover zijn grote Franse tegenstrever, Sébastien Le Prestre de Vauban (1633-1707). Vauban gold als dé grote Franse vestingbouwer, die bijvoorbeeld verantwoordelijk was voor de nog steeds bestaande Citadel van Besançon. Deze confrontatie tussen Van Coehoorn en Vauban eindigde in het voordeel van de laatstgenoemde. Menno raakte gewond door een bomscherf en op 22 juni 1692 moest het garnizoen capituleren. Na een persoonlijk onderhoud tussen Van Coehoorn en Vauban kreeg de Hollandse vestingbouwer met zijn manschappen een vrije aftocht. In 1695 zou hij bij de herovering van Namen zijn gram halen. Zijn 70.000 belegeraars hadden het toen wel wat lastiger tegen het Franse garnizoen van 20.000 man onder leiding van Louis-François de Boufflers, maar op 1 september 1695 moesten de Fransen zich toch overgeven. Van Coehoorn had met zijn bondgenoot Maximiliaan II Emanuel, de ‘Blauwe Keurvorst’ van Beieren (1662-1726), gewed dat Namen uiterlijk 31 augustus zou vallen. Die weddenschap verloor van Coehoorn dus. Belangrijker was dat vele duizenden soldaten in het Hollands-Beierse leger hun leven hadden verloren, het gevolg van de aanvalstactieken van Menno. Die stuurde bij voorkeur golf na golf van aanvallers op de vijand af om deze te overweldigen. De Russische president Poetin zou er met bewondering naar gekeken hebben.
Voor de inname van Namen werd Menno van Coehoorn ruimhartig beloond. Hij kreeg de rang van luitenant-generaal en de titel van baron, en werd tevens benoemd tot Inspecteur-generaal van de Dienst der Fortificatiën. Nu kon hij zich pas echt gaan storten op de vestingbouw, waarbij de vesting Bergen op Zoom alom als zijn belangrijkste werk wordt beschouwd. Van Coehoorn overleed op 17 maart 1704, in de eerste jaren van de Spaanse Successieoorlog (1701-1713). Tijdens het beleg van Namen in 1692 had hij nog verklaard dat hij, als hij daar zou sneuvelen, in Fort Willem (onderdeel van de citadel van Namen) begraven wilde worden. Het werd echter een begrafenis in de kerk van Wijckel, ooit gewijd aan Paus Gregorius de Grote. De kerk – die tegenwoordig de Vaste Burchtkerk wordt genoemd – valt op door de enorme toren en het relatief bescheiden schip. Het gebouw is echt “een toren met een kerk”, zoals bezoekers op een informatiebordje kunnen lezen.
Het praalgraf van Menno van Coehoorn is ontworpen door de Frans-Nederlandse architect Daniël Marot (ca. 1661-1752) en uitgevoerd door de beeldhouwer Pieter van der Plas (1655-1708) uit Amsterdam. Opvallend is de grote hoeveelheid geschut op het monument. De overledene rust met zijn elleboog op de loop van een kanon en om hem heen zien we enkele exemplaren van de Coehoornmortier. Onder de gisant (liggende gestalte van de dode) is het grafschrift van Menno van Coehoorn te lezen. Helaas is de Latijnse tekst in 1795 op twee plaatsen bewust beschadigd. Het waren de jaren van de Bataafse omwenteling, waarin de leus van ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ luid klonk. Revolutionaire ideeën over gelijkheid lieten geen ruimte voor adellijke titels en andere rangen, ook niet op grafmonumenten. Daarom werden de woorden baroni (baron) en praeposito (commandant) weggebeiteld. Vreemd genoeg kon het daaropvolgende woord summo (hoogste) blijven staan. Als er nu één woord is dat rangen en standen suggereert…
Zie over Menno van Coehoorn ook Historie – Stichting Menno van Coehoorn en Wyckel – Het grafmonument voor Menno van Coehoorn – Stichting Dodenakkers.nl
Dit is deel 12 in de serie ‘Grafmonumenten’.
[1] Cijfers uit Luc Panhuysen, Oranje tegen de Zonnekoning, p. 404-405.
[2] Oranje tegen de Zonnekoning, p. 408.