Het Abdijcomplex in het centrum van de Zeeuwse hoofdstad Middelburg heeft een buitengewoon idyllische kruidentuin. Op een van de bankjes kan de bezoeker even uitpuffen na een verkenning van de binnenstad, het Zeeuws museum of een van de drie aaneengesloten kerken van het complex: de Koorkerk (met de grafzerk van graaf Willem II), de Wandelkerk (met het praalgraf van de gebroeders Evertsen) en de Nieuwe Kerk. Tijdens een recent bezoek aan Middelburg trof ik op een van de bankjes een manspersoon aan die daar wel heel lang bleef zitten. Logisch: het bleek een bronzen beeld te zijn van de brillenmaker en lenzenslijper Hans Lipperhey (ca. 1570-1619). Lipperhey tuurt door een verrekijker, waarvan de uitvinding met een steeds grotere mate van zekerheid aan hem wordt toegeschreven, naar boven. Het fraaie beeld van de hand van kunstenaar Joop van Nugteren bleek zeer recent onthuld te zijn. Ik was op 3 augustus van dit jaar in de kruidentuin en de onthulling had op 29 juli plaatsgevonden.
Hans Lipperhey?
De vraag is natuurlijk: wie was Hans Lipperhey en waarom was zijn uitvinding zo belangrijk? En waarom moest hij meer dan 400 jaar wachten op een beeld? Erg veel bekendheid geniet de ambachtsman niet. Bij mijn weten is alleen in Middelburg een straat naar hem vernoemd, even buiten het centrum in de wijk Veldzigt. Lipperhey werd omstreeks 1570 geboren in de Duitse vestingstad Wezel in Noordrijn-Westfalen. Op enig moment verhuisde hij naar Middelburg, waar hij in 1594 in het huwelijk trad. Op 1602 verwierf hij ook het burgerrecht van de stad. Waarom Lipperhey Wezel verliet weten we niet. Middelburg kwam na de val van Antwerpen in 1585 tot bloei en had een goedlopende glasindustrie. Mogelijk was dat een economische reden voor een brillenmaker om te verkassen. In een pand dat tegen de Nieuwe Kerk aan stond oefende Lipperhey zijn beroep uit. Tevens experimenteerde hij met het plaatsen van lenzen in een holle buis en zo ontstond de verrekijker, ‘Hollandse kijker’ of telescoop (van het Griekse tele, ‘ver’, en skopein, ‘kijken’). Zo’n instrument om in de verte objecten en personen waar te kunnen nemen kon heel nuttig zijn voor de scheepvaart of het leger, zo moet Lipperhey bedacht hebben. Maar daarvoor moest hij het instrument wel aan de man zien te brengen.
Lipperhey kreeg op 25 september 1608 een introductiebrief van de Staten van Zeeland mee om zijn uitvinding te demonstreren aan de leden van de Staten-Generaal in Den Haag. De genaturaliseerde Middelburger liet er geen gras over groeien. Hij vertrok spoorslags naar de Hofstad en demonstreerde daar tussen 2 en 6 oktober de mogelijkheden van zijn kijker. Niet alleen leden van de Staten-Generaal waren aanwezig bij deze bijeenkomsten, maar ook de invloedrijke stadhouder Maurits en diens halfbroer en toekomstige opvolger Frederik Hendrik. De Italiaanse veldheer in Spaanse dienst Ambrogio Spinola zou eveneens van de partij zijn geweest. Maurits en hij zullen, als grote generaals van hun tijd, vooral in het gebruik van de kijker voor militaire doeleinden geïnteresseerd zijn geweest. Voor een legeraanvoerder is het immers van groot belang te weten welke eenheden zich waar bevinden tijdens het gevecht en hoe het hen vergaat. Op het moment dat de demonstraties plaatsvonden werd er al enige tijd onderhandeld over een bestand tussen de Republiek en Spanje – het bekende Twaalfjarig Bestand van 1609-1621 – dus het is op zichzelf niet zo vreemd dat een vijandelijke legeraanvoerder permissie kreeg om de proeven bij te wonen.
Het ‘instrument om verre te sien’ werd uitgeprobeerd op het Binnenhof. Men beklom de Mauritstoren, het woonverblijf van de stadhouder dat tussen 1592 en 1600 door de Staten van Holland voor hem gebouwd was, en tuurde vanaf de top door de kijker. Vanaf de Mauritstoren kon de tijd op de klok van de kerktoren van Delft worden afgelezen. Helaas maken de (moderne) bronnen niet echt duidelijk om welke kerktoren het ging. Er zijn twee kandidaten: de toren van de Oude Kerk en die van de nabijgelegen Nieuwe Kerk. Op het eerste gezicht is de toren van de Nieuwe Kerk de meest voor de hand liggende kandidaat. Die is maar liefst 108,75 meter hoog en daarmee veel hoger dan de toren van de Oude Kerk, die slechts een hoogte van zo’n 75 meter bereikt. De toren van de Nieuwe Kerk was bovendien al eens voor natuurkundige experimenten gebruikt door de Vlaamse ingenieur Simon Stevin (1548-1620). Volgens het Zeeuws Museum ging het echter toch om de toren van de Oude Kerk. De afstand tussen de Mauritstoren en de toren van deze kerk bedraagt hemelsbreed acht kilometer.
Van vergetelheid naar nieuwe held
De aanwezigen waren onder de indruk van de mogelijkheden die de kijker bood en gaven Lipperhey de opdracht drie exemplaren te maken, waarvoor hij ook flink betaald werd. Een octrooi voor zijn uitvinding kreeg hij echter niet. Mogelijk speelde hierbij mee dat de uitvinding qua constructie – wat lenzen in een buis – wel heel eenvoudig was. Een andere reden was dat er nog een tweede octrooiaanvraag was ingediend. De Alkmaarse lenzenslijper Jacob Metius (ca. 1572-1628) beweerde dat hij het principe van de verrekijker had bedacht. Later kwam het verhaal in omloop dat niet Lipperhey maar zijn plaatsgenoot Sacharias Jansen de echte uitvinder van de verrekijker was. Dat verhaal heeft lang standgehouden, maar tegenwoordig wordt er niet veel geloof meer aan gehecht. Het verhaal zou mede op grond van financiële motieven zijn verzonnen door de zoon van Jansen. Volgens de website Zeeuwse Ankers behoort het tot het rijk der fabelen. Ondanks de afwijzing van zijn octrooiaanvraag verdiende Lipperhey goed aan de verkoop van de drie kijkers. Van de overgemaakte 900 gulden kocht hij het pand naast het zijne. Tien jaar later overleed hij en sukkelde vervolgens de vergetelheid in.
Wie tegenwoordig aan telescopen denkt, komt al gauw bij het Italiaanse genie Galileo Galilei (1564-1642) uit. Het idee van de Hollandse kijker raakte al kort na de demonstraties in Den Haag in heel Europa bekend, ook in het Italië van Galilei. Het is een aantrekkelijke gedachte dat de kennis daar via de al genoemde Ambrogio Spinola (een Genuees) terecht is gekomen, maar ook aantrekkelijke gedachten behoeven bewijs, en dat is er niet. Het is veel aannemelijk dat in Italië al langere tijd met lenzen werd geëxperimenteerd. De glasblazers van het Venetiaanse eiland Murano waren (en zijn) bijvoorbeeld wereldberoemd. Al in 1610 ontwikkelde Galilei zijn eigen telescoop, waarmee hij niet naar schepen of vijandelijke soldaten tuurde, maar naar het heelal. Zijn op waarneming gebaseerde theorieën over ons zonnestelsel maakten hem beroemd en berucht. De Duitse sterrenkundige professor Heino Falcke, die de onthulling van het beeld van Lipperhey verrichtte, heeft wel een idee waarom velen Galilei als de uitvinder van de telescoop zien, ook al was hij dat niet: “Die had een betere pr, zouden we nu zeggen”.
Dankzij de Stichting Volkssterrenwacht Philippus Lansbergen heeft Lipperhey nu toch een standbeeld, of eigenlijk ‘zitbeeld’, gekregen. Het is geplaatst op een prachtig en vreedzaam plekje, op kruipafstand van waar Lipperhey zelf heeft gewoond en gewerkt. Kunstenaar Van Nugteren heeft uitstekend werk afgeleverd. Het gezicht van de ambachtsman, met kort haar en een baardje, is gebaseerd op het portret van Lipperhey uit het boek De vero telescopii inventore (‘over de ware uitvinder van de telescoop’) uit 1655. De auteur van dat boek, de Franse arts Pierre Borel, meende nog dat Sacharias Jansen de eerste uitvinder was van de kijker. Hij zette Lipperhey op plaats twee als de secundus conspiciliorum inventor. Anno 2021 hoeft Lipperhey daar niet meer om te malen: hij heeft een beeld in hartje Middelburg. Sacharias Jansen kan daar alleen maar van dromen.