In de Oude Kerk in Delft ligt een opmerkelijke grafsteen. De tekst erop luidt:
HIER RUST
HERMANUS KAMPHUIZEN
GEBOREN 15 APRIL 1670
OVERLEDEN 23 APRIL 1770
ALS VAANDRIG BIJ HET STATEN LEGER
GEKWETST IN DEN VELDSLAG VAN MALPLAQUET
Allereerst valt de hoge leeftijd van de overledene op. Hermanus Kamphuizen overleed ruim een week na zijn honderdste verjaardag. Op zijn 39e was hij ook nog eens ‘gekwetst’ (gewond) geraakt in de slag bij Malplaquet, die op 11 september 1709 op de grens van het huidige België en Frankrijk werd uitgevochten. Kamphuizen diende op dat moment in het Staatse (i.e. Nederlandse) leger als vaandrig, dat wil zeggen vaandeldrager. In die hoedanigheid bevond hij zich altijd in het heetst van de strijd, want vaandeldragers stonden met de kleuren van hun eenheid vooraan. Echt meevechten konden ze niet met zo’n vaandel in hun handen, en tegelijkertijd waren ze een aantrekkelijk doelwit voor de vijand. Als het vaandel neerging, kon dat het moreel van een legereenheid immers danig aantasten. Hermanus Kamphuizen mag blij zijn dat hij de veldslag overleefde. Over de aard van zijn verwondingen weten we niets, maar de geneeskunde op het slagveld was in die tijd nog beroerd. En dan was Malplaquet ook nog eens een van de bloederigste veldslagen van de hele achttiende eeuw.
De veldslag vond plaats ten tijde van de Spaanse successieoorlog (1701-1714). Inzet was de troonopvolging in het Spaanse wereldrijk. Koning Karel II was in 1700 kinderloos gestorven en er waren twee kandidaten om hem op te volgen. De eerste was Filips van Anjou, een kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV. Frankrijk en Spanje zouden daarmee waarschijnlijk ooit onder dezelfde kroon komen, en dat maakte de andere Europese mogendheden zenuwachtig. Zij steunden liever Karel van Habsburg, een zoon van de keizer van het Heilige Roomse Rijk, Leopold I. Diens aanspraak op de Spaanse troon was niet zo sterk, maar daar ging het niet om. Geopolitiek evenwicht was de inzet van de Spaanse successieoorlog, die met recht een wereldoorlog genoemd kan worden. Er werd namelijk niet alleen in Europa gevochten, maar ook in Noord-Amerika, Azië en Afrika. Voor de Republiek der Verenigde Nederlanden was de strijd in de Zuidelijke (Spaanse) Nederlanden het belangrijkst. De Republiek leverde daarvoor aanzienlijk meer soldaten dan bijvoorbeeld Groot-Brittannië.
De slag bij Malplaquet werd als gezegd uitgevochten op 11 september 1709. Tegenover het Franse leger stond een leger van de Grote Alliantie, bestaande uit Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen en de Republiek. Opperbevelhebber was John Churchill, beter bekend als de hertog van Marlborough. Van de 86.000 geallieerde soldaten waren er zo’n 18.000 afkomstig uit de Republiek, overigens lang niet allemaal Nederlanders, maar ook veel Schotten en Zwitsers. Zij werden aangevoerd door Johan Willem Friso (1687-1711), de jonge Prins van Oranje (die geen stadhouder was, sinds 1702 kende de Republiek het Tweede stadhouderloze tijdperk). De troepen van de Republiek waren opgesteld op de linkerflank van het geallieerde leger en vielen de goed verschanste Fransen op de rechterflank aan. Dat werd een bloedblad: honderden soldaten en officieren werden neergemaaid. Uiteindelijk wist het leger van de Grote Alliantie de slag wel te winnen, maar het was duidelijk een pyrrusoverwinning. Van de meer dan 20.000 geallieerde doden en gewonden behoorden er zo’n 8.500 tot het Staatse leger. Hermanus Kamphuizen was een van de gewonden, maar hij leefde na de slag in elk geval nog lang, en hopelijk ook gelukkig.
Dit is deel 5 in de serie ‘Grafmonumenten’.