Van Hans Gruijters kun je veel zeggen, maar saai was hij beslist niet. Gruijters (1931-2005) was één van de oprichters van D66, maar begon zijn politieke carrière bij de VVD. Voor deze partij zat hij in de Amsterdamse gemeenteraad, maar toen hij in 1966 weigerde de receptie bij te wonen na afloop van het huwelijk van prinses Beatrix en Claus von Amsberg, had hij het snel verbruid bij de partijleiding. Gruijters vertrok en richtte in oktober 1966 samen met een groot aantal anderen D’66 (met apostrof) op. Op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen van 1967 stond hij op eigen verzoek op de 32e en laatste plaats. Pas bij de verkiezingen van 1972 toonde hij zich bereid een hogere plaats te accepteren. Gruijters kwam uiteindelijk op plaats twee, na lijsttrekker Hans van Mierlo. Dat Gruijters altijd al een warme belangstelling voor de Amerikaanse politiek had gekoesterd, bleek overduidelijk tijdens zijn campagne voor een plek op de kandidatenlijst. Die campagne was erg persoonlijk en doorspekt met termen als ‘fundraising’ en ‘canvassing’. Van afgeven op andere politieke partijen was Gruijters bepaald niet vies. Tijdens de campagne deed hij een uitspraak over de confessionele partijen die legendarisch zou worden. Maar hoe luidde die uitspraak precies? Verschillende versies zijn gaan circuleren.
Eén van deze versies vinden we in de necrologie die het dagblad Trouw in 2005 schreef: “Als ik een christen-democraat een hand heb gegeven, tel ik altijd even mijn vingers na”. Het problematische aan deze versie, die we ook op Parlement en Politiek vinden, is dat in 1972 de christen-democratie nog in de kinderschoenen stond. Dat er ooit een christen-democratische partij opgericht zou worden, stond toen nog allerminst vast. Pas in 1977 namen de drie partijen die in oktober 1980 formeel het Christen-Democratisch Appel zouden vormen – KVP, ARP en CHU – met een gezamenlijke kandidatenlijst aan de verkiezingen deel. In de formatie die in mei 1973 leidde tot het kabinet-Den Uyl werden deze partijen bovendien gespleten: KVP en ARP traden toe tot het kabinet, terwijl de CHU daarbuiten bleef. Het is dus nog maar zeer de vraag of de term ‘christen-democraat’ in 1972 al ingeburgerd was. Laten we daarom ook de andere versies eens bekijken.
In het boek Onze premiers van historicus Han van der Horst is het woord ‘christen-democraat’ vervangen door ‘katholiek’. Dat klinkt op het eerste gezicht best plausibel. Gruijters groeide op in het Brabantse Helmond, werd katholiek opgevoed en zat op een katholiek gymnasium. Veel moest hij echter niet hebben van dit geloof, en hij ging dan ook naar het goddeloze Amsterdam om aan het Rode Bolwerk psychologie en politicologie te studeren. Voordat we echter ‘katholiek’ accepteren, moeten we nog even overwegen of Gruijters wellicht ‘gereformeerde’ heeft gezegd, zoals in 2006 nog de redactie van het Algemeen Dagblad stelde. Waarom een Brabantse Amsterdammer als Gruijters zijn vingers zou willen natellen als hij een gereformeerde de hand had geschud, is niet direct duidelijk. ‘Gereformeerde’ is echter wel degelijk een optie als we bedenken dat een andere dwarse, eigengereide politicus van oorspronkelijk katholieke huize iets tegen gereformeerden had. Pim Fortuyn zei immers in het beruchte Volkskrant-interview uit 2002: “Gereformeerden liegen altijd. En hoe komt dat? Omdat ze een normen- en waardenstelsel hebben dat zo hoog ligt dat je dat menselijkerwijs niet kunt handhaven”. Het was een uitspraak die nogal ondersneeuwde bij al het verbale geweld in hetzelfde interview tegen de islam.
Maar er circuleert nog een vierde versie van de uitspraak van Gruijters. Die vinden we onder meer in de necrologie van de Volkskrant en bij Annemarie Walter, die promoveerde op negatief campagnevoeren: “Als ik een confessioneel een hand heb gegeven, tel ik eerst mijn vingers na.” ‘Confessioneel’ dekt zowel de politiek van de katholieke KVP als die van de protestantse ARP en CHU en als we teruggaan naar de bron uit 1972, blijkt deze versie de juiste te zijn. In zowel NRC Handelsblad van 18 augustus 1972 als in een artikel in de Haagse Post van 30 augustus 1972 loopt Gruijters leeg over de confessionelen.
In de NRC heeft Gruijters eerst wat complimenten voor Den Uyl en de PvdA, om te vervolgen met:
“Maar bij de confessionelen blijf ik mijn vingers natellen nadat ik handen heb geschud.”
En in de HP staat:
“Daarom zeg ik: die confessionelen, je geeft ze een hand en je moet meteen je vingers natellen.”
Gevolgd door:
“Een akkoord met de confessionelen, dat is net een dief opsluiten in je brandkast: zo gauw je de deur openzet, gaat ie er met je centen vandoor.”
Om te besluiten met:
“Ik heb aan die confessionele heren geen boodschap. Ze hebben 2 millennia van onbetrouwbaarheid achter zich”.
Zoals ik aan het begin al opmerkte: saai was Gruijters beslist niet. En nu weten we weer precies waarom.
Addendum: onlangs kwam een Utrechts statenlid in de problemen omdat zij tijdens de vergadering een spelletje patience op haar laptop had gespeeld. Als verweer voerde ze onder meer aan dat ze dat spelletje niet met haar oren speelde. Wellicht was ze bekend met het feit dat Gruijters ooit eenzelfde opmerking maakte. Dat deed hij toen premier Den Uyl hem aansprak op het feit dat hij tijdens de ministerraad – Gruijters was minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in het kabinet-Den Uyl – zat te lezen.
Deze bijdrage verscheen op 11 juli 2013 op het weblog Publiekrecht & Politiek.
Pingback:Boekbespreking: Zeventig jaar zoeken naar het compromis – – Corvinus –