De IJzeren Eeuw: Arme grond, rijke man

Medaille met Willem Albert Scholten door
Louis-Oscar Roty (CC BY-SA 3.0-licentie).

De vierde aflevering van de IJzeren Eeuw haalt de buiten Groningen waarschijnlijk niet erg bekende ondernemer Willem Albert Scholten (1819-1892) uit de vergetelheid. Deze domineeszoon uit het Gelderse Loenen begon in 1841/42 in het Groningse Foxhol (nu gemeente Hoogezand-Sappemeer) een fabriekje in aardappelmeel en aardappelmout. Het zou niet bij dat ene fabriekje blijven. Uiteindelijk stampte Scholten er meer dan twintig uit de grond, waarvan een tiental in Pruisen, Rusland en Oostenrijk-Hongarije. Het bleef ook niet bij aardappelzetmeel. Scholtens fabrieken richtten zich tevens op strokarton, suiker en turfstrooisel. In de aflevering wordt hij gekwalificeerd als Nederlands eerste landbouwindustrieel. Zijn imperium maakte hem schatrijk.

Willem Albert Scholten was neergestreken aan het Foxholstermeer. Hier was ruimte voor mannen met grootse plannen. In de provincie Groningen werden veel aardappelen verbouwd en Foxhol was daarom een goede locatie voor een aardappelzetmeelfabriek. In 1842 opende Scholten zijn fabriek met de welluidende naam Eureka. Het water van het nabijgelegen meer kon voor de fabriek gebruikt worden, onder meer voor het wassen van de aardappelen. Daarna kon het afvalwater er weer in geloosd worden. Dat gold ook voor de al enkele eeuwen eerder gegraven kanalen, waarover in die tijd de afgegraven turf richting Groningen werd vervoerd.

Aardappelsago van Scholten (foto: Tjako, CC BY-SA 3.0-licentie).

Toch ging het Scholten niet direct voor de wind. De eerste jaren waren vrij lastig vanwege een gebrek aan geld en te weinig kennis van het productieproces. De zaken gingen uiteindelijk beter door twee factoren: de focus op aardappelmeelstroop – waar veel vraag naar was – en een huwelijk met Klaassien Sluis (1821-1893), de dochter van een enigszins gefortuneerde graanhandelaar uit Groningen. Sluis was bereid zijn schoonzoon de leningen te verstrekken die uitbreidingen en de aanschaf van stoommachines mogelijk maakten. Vóór 1850 werd in de industrie nog gebruikt gemaakt van paarden en de Eureka-fabriek was daarin geen uitzondering. Maar met stoommachines kon een veel hogere en constantere productie worden gehaald. Met Klaassien aan zijn zijde als voornaamste boekhouder begon Scholten nu langzaam maar zeker zijn imperium op te bouwen. Als agro-industrieel werd Scholten hierbij flink geholpen door de veelzijdigheid van de aardappel. Je kunt daar namelijk van alles van maken of uit halen: stijfsel, lijm, azijn, papier en zelfs likeur.

Rond 1875 had Willem Albert Scholten een imposant imperium opgebouwd. Met zijn fortuin kon hij flink wat monumenten achterlaten in Groningen en omstreken. Zo liet hij tussen 1878 en 1881 een prachtig woonhuis aan de Grote Markt in Groningen bouwen, het helaas niet meer bestaande Scholtenhuis. Een ander voorbeeld is het gigantische grafmonument dat Scholten voor zijn familie liet bouwen op de Zuiderbegraafplaats. De ondernemer had wel wat moeite om waardering te krijgen voor zijn activiteiten. De aflevering maakt duidelijk dat de Groningse elite hem aanvankelijk als een parvenu zag. En het moet gezegd worden: voor zijn arbeiders was Scholten bikkelhard. Ongelukken in zijn fabrieken konden hem weinig schelen. Het liefst maakte Scholten gebruik van vrouwen en kinderen als arbeidskrachten, want die waren minder opstandig. De aflevering maakt gewag van de anekdote dat arbeiders die een hand verloren in een machine in een van zijn fabrieken terug in dienst mochten komen voor de helft van het loon. Ze hadden immers nog maar de helft van hun handen over. Waar of niet, Scholten had zeker zo kúnnen handelen.

Grafmonument van de familie Scholten (foto: Wutsje, CC BY-SA 3.0-licentie).

Scholtens activiteiten in het noorden van het land kregen behoorlijk wat navolging. Groningen werd daardoor rijk en welvarend. De scheepsbouw bloeide, en graan, suikerbieten en aardappelen deden de kassa rinkelen. De streek die nu voornamelijk in het nieuws is wegens krimp, economische malaise en aardbevingen draaide toen op volle toeren. Maar ook toen was niet alles goud wat er blonk. Scholten was de boeren die hem aardappelen leverden gaan beconcurreren door zelf landerijen op te kopen en daar aardappelen te gaan verbouwen. In reactie daarop gingen de boeren een front maken tegen Scholten en zijn Eureka-fabriek. Overigens gebeurde dit – anders dan in de aflevering wordt gesuggereerd – pas na de dood van de ondernemer in 1892. In 1898 werd de Coöperatieve Aardappelmeelfabriek de Eersteling geopend in Borgercompagnie. Dat is slechts enkele kilometers van Foxhol, dus het moge duidelijk zijn dat de concurrentie voor de Eureka aanzienlijk was.

Willem Albert Scholten ging uiteindelijk ook letterlijk het schip in door zijn investering in de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij (NASM), later bekend als de Holland-Amerikalijn. Deze maatschappij exploiteerde een bootverbinding tussen Nederland en de Verenigde Staten. Scholten was bereid kapitaal te leveren onder de voorwaarde dat hij commissaris zou worden én dat er een schip naar hem vernoemd zou worden. Curieus is dat de aflevering meldt dat dit in 1874 van stapel gelopen schip al op zijn eerste vaart zou zijn gezonken na een aanvaring met een Engels schip in het Kanaal. Presentator Hans Goedkoop maakt zelfs een vergelijking met de Titanic. In werkelijkheid gebeurde deze scheepsramp pas in 1887. Het merkwaardige is dat deskundige Dorien Knaap, die in de aflevering optreedt, de fout ook maakt. Zij promoveerde in 2004 op Scholten en vermeldt het verhaal over het zinken van de SS. W.A. Scholten in haar dissertatie wel correct. In elk geval eiste Scholten nu dat een nieuw schip weer naar hem vernoemd zou worden, wat leidde tot een verslechtering van de relatie met de oprichters van de NASM. Financieel had het maritieme avontuur Scholten ook niet gebracht wat hij ervan verwacht had.

Scholtens zoon Jan Evert Scholten (1849-1918) zette het bedrijf voort na de dood van zijn vader in 1892. Het concern van de familie Scholten ging, reeds gefuseerd met Honig, uiteindelijk in 1978 failliet. De aardappelmeelfabrieken kwamen daarna in zekere zin in handen van de boeren, Scholtens oude concurrenten. Ze werden namelijk onderdeel van de Avebe, oftewel het Aardappelzetmeel Verkoop Bureau (AVB). En dat was weer een coöperatie die de vele coöperatieve aardappelmeelfabrieken, zoals de hierboven genoemde Eersteling, in 1919 in één nieuwe rechtspersoon samenvoegde.

One Comment:

  1. Pingback:De IJzeren Eeuw: Het geheim van Rotterdam – – Corvinus –

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.